RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580336-06
Vordering TUL: 06/801491-05
Uitspraak d.d.: 19 januari 2007
TEGENSPRAAK/ dip / oip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Afghanistan) op [geboortedatum] 1983,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd te Zutphen, HvB Ooyerhoekseweg.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2007.
Ter terechtzitting aangekondigde ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht te zullen instellen.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 september 2006, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Deventer en/of Epe en/of elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, in elk geval éénmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk (telkens) aanwezig heeft gehad, (een) bolletjes en/of
(een) (grote(re)) hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) bolletje(s) en/of (een) (grote(re)) hoeveelhe(i)den van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (telkens) (een) middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2006 tot en met 19 september 2006 in de gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) een (dames)fiets (van het merk "Batavus") en/of een (dames)fiets (van het merk "Target") heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets(en) (telkens) redelijkerwijs
had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
(Incident 2)
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 19 september 2006, in de gemeente Apeldoorn en/of elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd (een) bolletje(s) van een materiaal bevattende cocaïne en/of (een) bolletje(s) van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in de periode van 2 mei 2006 tot en met 19 september 2006 in de gemeente Apeldoorn, een (dames)fiets van het merk "Batavus" heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die fiets redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Ter terechtzitting heeft de raadsman verklaard dat hij verschillende zaken betreurt, betreffende onder meer de tijdige aanlevering en de samenstelling van het dossier. Ten aanzien van dit laatste heeft hij erop gewezen dat uit de verklaringen van [getuige A] dan wel enig ander processtuk niet blijkt hoe de politie bekend werd met de in de tapbevelen vermelde, bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummers, zodat aannemelijk is dat [getuige A] nog (een) andere, voor verdachte mogelijk ontlastende verklaring(en) heeft afgelegd.
Nu de raadsman deze beschouwingen heeft afgesloten met een referte, overweegt de rechtbank ambtshalve dat er geen grond aanwezig wordt geacht voor nader onderzoek dan wel toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, nu de officier van justitie nadrukkelijk heeft bestreden dat [getuige A] in het onderzoek meer dan eens is gehoord en/of dat andere voor de onderhavige zaak mogelijk relevante stukken of informaties uit dit dossier zijn gehouden en voor de rechtbank ook overigens niet aannemelijk is geworden, dat in relatie tot de tapbevelen (waarvoor door de rechter-commissaris machtiging werd verleend) en/of de samenstelling van het dossier mogelijk sprake is geweest van rechtens relevante normschending(en).
Aan de raadsman kan overigens worden toegegeven dat het in het algemeen wenselijk is dat een strafdossier ook op het door hem bedoelde punt voldoende transparante informatie bevat.
Overweging inzake het bewijs
Ter toelichting op het bewezenverklaarde overweegt de rechtbank, naar aanleiding van de door en namens verdachte aangevoerd bewijsverweren, dat uit de bewijsmiddelen het volgende naar voren komt:
- dat verdachte (ook ter terechtzitting) heeft bekend vanaf juni 2006 te hebben gehandeld in cocaïne en in heroïne;
- dat verschillende getuigen, onder wie [getuige A], [getuige B] en [getuige C], evenwel hebben verklaard dat zij al vele maanden eerder op regelmatige basis cocaïne en heroïne bij verdachte hebben gekocht en dat de rechtbank deze verklaringen ook op dit punt betrouwbaar acht in die zin dat zij bewezenverklaring van de gehele in de tenlastelegging vermelde delictsperiode rechtvaardigen;
- dat de (dames)fiets van het merk “Batavus” een van diefstal afkomstig goed is;
- dat verdachte deze fiets heeft gekocht aan de woning van een hem onbekende aanbieder en voor een prijs die niet in verhouding staat tot de prijs die verdachte in het legale circuit voor de fiets zou moeten hebben betalen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is de rechtbank uit het verhandelde ter terechtzitting niet gebleken dat de damesfiets van het merk Target een van misdrijf afkomstig goed is. In zoverre behoort verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid, van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde:
Schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte gedurende een groot aantal maanden betrokken is geweest bij de handel in en verspreiding van verdovende middelen. Dergelijke verboden stoffen vormen een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid en dragen bij aan de instandhouding van de verslavingproblematiek en randcriminaliteit die met drugsgebruik veelal gepaard gaan. Daarnaast kan niet onvermeld blijven dat verdachte reeds vaker werd veroordeeld en nog in de proeftijd liep van een recente deels voorwaardelijke veroordeling terzake van soortgelijke feiten als de onderhavige. Gelet op deze snelle recidive zal de rechtbank daarom de officier van justitie niet volgen in haar nadere vordering te volstaan met verlenging van de proeftijd in die zaak.
Anderzijds weegt de rechtbank mee dat verdachte blijkens het in die laatste zaak uitgebrachte reclasseringsrapport blijvend getekend is door traumatische ervaringen die hij in zijn jeugd heeft opgelopen en dat hij ook maatschappelijk last heeft van medische beperkingen.
Teneinde verdachte te doordringen van de noodzaak tot wijziging van zijn levenswandel, het zich houden aan een rechterlijk gebod en door de reclassering gegeven aanwijzingen, zal de rechtbank aan de op te leggen straf een fors voorwaardelijk deel en een bijzondere voorwaarde verbinden als na te melden. Van de betekenis en de mogelijke gevolgen van handelen in strijd met een voorwaardelijke veroordeling dient verdachte zich scherper rekenschap te geven.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen betreft met behulp van welke de het onder 1 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan respectievelijk de rechthebbende en verdachte.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zutphen van 10 januari 2006 (parketnummer 06/801491-05) voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 33, 33a, 57, 91, 417bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering , zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een zilverkleurige telefoon van het merk NOKIA, type RM-1;
- een zilverkleurige telefoon van het merk NOKIA, type 6310i;
- een weegschaal, kleur groen;
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten:
- een damesfiets van het merk Target, type Washington, kleur blauw;
Gelast de teruggave van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan de rechthebbende [naam], te weten:
- een damesfiets van het merk Batavus, type retro, kleur blauw;
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Zutphen van 10 januari 2006, te weten van:
8 (acht) weken gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, Hödl en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 januari 2007.