ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ6726

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/542 LEGGW
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverbindendheid van legesheffing voor hercontrole op gebruiksvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 12 januari 2007 uitspraak gedaan over de legesheffing die aan eiser was opgelegd in verband met een hercontrole op de naleving van de voorwaarden van een gebruiksvergunning voor een horecabedrijf. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de legesnota van € 90,90, die was opgelegd na een hercontrole op 21 november 2005. De rechtbank oordeelde dat een hercontrole in het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden van een gebruiksvergunning niet kan worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet. Dit betekent dat de legesheffing op basis van artikel 5.17.2 van de legesverordening onverbindend is. De rechtbank concludeerde dat de leges ten onrechte waren geheven van eiser, aangezien handhaving van de voorwaarden van een gebruiksvergunning tot de publieke taak van het gemeentebestuur behoort en niet kan worden gezien als dienstverlening aan de overtreder. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak op bezwaar en de legesnota, en gelastte de gemeente Doetinchem het betaalde griffierecht van € 37,- te vergoeden. De uitspraak benadrukt het onderscheid tussen publieke taken en dienstverlening in het kader van legesheffingen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige belastingkamer
Reg.nr.: 06/542 LEGGW
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem
verweerder.
1. Procesverloop
Bij legesnota van 25 november 2005 is van eiser leges ten bedrage van € 90,90 geheven in verband met een hercontrole op de naleving van de voorwaarden van de gebruiksvergunning voor het pand [adres] te [plaats].
Bij uitspraak op bezwaar van 23 januari 2006 heeft verweerder het door eiser tegen die legesnota gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen bij brief van 28 februari 2006 beroep bij de rechtbank ingesteld en bij brief van 27 maart 2006 de gronden van beroep ingediend. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 5 september 2006. Eiser is verschenen, bijgestaan door P.H.M. Kemperman. Verweerder is niet verschenen.
2. Motivering
2.1. Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Op de grondslag van deze bepaling heeft de raad van de gemeente Doetinchem de Legesverordening 2005 vastgesteld. In artikel 2 van deze verordening is bepaald dat onder de naam “leges” rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Onderdeel 5.17 van de tarieventabel heeft betrekking op de gebruiksvergunning in verband met brandveiligheid.
Volgens artikel 5.17.2 van de tarieventabel wordt leges geheven voor het uitvoeren van een hercontrole van een bouwwerk waarvoor een gebruiksvergunning als bedoeld in artikel 6.1.1 van de Bouwverordening wordt vereist, wanneer bij een eerste controle is gebleken dat niet is voldaan aan de naleving van de voorwaarden zoals vermeld in de gebruiksvergunning. Het tarief bedraagt € 45,45 per uur tot een nader aangegeven maximumbedrag.
2.2. Eiser exploiteert in het onderhavige pand [adres] een horecabedrijf (café [naam]), waarvoor een gebruiksvergunning is verleend als hiervoor bedoeld. Op 23 augustus 2005 en 23 september 2005 hebben controles plaatsgevonden door de afdeling Preventie van de brandweer, waarbij overtredingen van de voorwaarden als vermeld in de gebruiksvergunning zijn geconstateerd. Bij brieven van 29 augustus 2005 respectievelijk 29 september 2005 heeft het gemeentebestuur eiser aangespoord de overtredingen binnen één maand ongedaan te maken en een hercontrole aangekondigd. Op 21 november 2005 heeft deze hercontrole plaatsgevonden, waarbij is gebleken dat alle overtredingen ongedaan waren gemaakt.
Bij de thans in geding zijnde legesnota is voor de hercontrole een bedrag van € 90,90 (2 uur) in rekening gebracht.
2.3. Eiser heeft primair aangevoerd dat het verrichten van de hercontrole niet kan worden aangemerkt als een dienst als bedoeld in artikel 229 van de Gemeentewet, zodat ten onrechte leges is geheven.
2.4. Verweerder heeft dit standpunt bestreden en daartoe uiteengezet dat het beleid van de gemeente is om bij constatering van overtredingen van de gebruiksvergunning niet direct de vergunning in te trekken, maar overtreders aan te schrijven de gebreken te herstellen. Deze aanschrijving kan worden betiteld als “voorlopige” intrekking van de vergunning totdat de situatie is hersteld. Op deze wijze wordt voorkomen dat moet worden overgegaan tot de intrekking van de gebruiksvergunning en er een nieuwe gebruiksvergunning moet worden aangevraagd. Met het verrichten van de bij deze werkwijze behorende hercontrole wordt derhalve volgens verweerder – zo begrijpt de rechtbank – een dienst aan de overtreder verleend.
2.5. Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 13 augustus 2004, BNB 2004/957, kunnen door of vanwege het gemeentebestuur verrichte werkzaamheden worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet, indien het gaat om werkzaamheden die liggen buiten het gebied van de publieke taakuitoefening en rechtstreeks en in overheersende mate verband houden met dienstverlening ten behoeve van een individualiseerbaar belang.
2.6. Hiervan uitgaande heeft de rechtbank in de uiteenzettingen van verweerder geen aanknopingspunten kunnen vinden voor het standpunt dat een hercontrole in het kader van het gevoerde handhavingsbeleid kan worden aangemerkt als dienstverlening in de zin van artikel 229 van de Gemeentewet. Handhaving van de aan een gebruiksvergunning verbonden voorwaarden en het verrichten van de daarvoor noodzakelijke controles behoren onmiskenbaar tot de publieke taakuitoefening van het gemeentebestuur. Dat bij constatering van een overtreding een hersteltermijn wordt geboden alvorens tot intrekking van de vergunning wordt overgegaan, brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat de daarbij noodzakelijke hercontrole buiten het gebied van de publieke taakuitoefening komt te liggen. Weliswaar is de gevolgde gedragslijn gunstiger voor de betrokken overtreder dan een gedragslijn waarbij meteen na constatering van een overtreding tot intrekking van de vergunning wordt overgegaan, zodat in zekere zin sprake is van een individualiseerbaar belang van de overtreder, maar dat belang is niet overheersend. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat een overtreder die een hersteltermijn heeft gekregen, veeleer belang heeft bij het uitblijven van een hercontrole, zodat hij niet nogmaals tegen de lamp kan lopen met als gevolg dat hij zijn vergunning kwijtraakt.
De stelling van verweerder dat een aanschrijving met een hersteltermijn kan worden betiteld als een “voorlopige” intrekking van de gebruiksvergunning, wat dit ook precies moge betekenen, geeft geen aanleiding voor een ander oordeel, te minder nu in de hiervoor onder 2.2 vermelde brieven van het gemeentebestuur aan eiser in het geheel niet over mogelijke intrekking van de vergunning wordt gerept. Uit de tekst van die brieven kan derhalve niet worden afgeleid dat de hercontrole louter zou fungeren als dienstverlening tot behoud van de vergunning en ter voorkoming van het moeten aanvragen van een nieuwe vergunning.
2.7. Nu een hercontrole in het kader van het toezicht op de naleving van de voorwaarden van een gebruiksvergunning niet kan worden aangemerkt als een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet, is artikel 5.17.2 van de bij de legesverordening behorende tarieventabel onverbindend. Bijgevolg is ten onrechte leges geheven van eiser.
2.8. Het beroep is derhalve gegrond. De bestreden uitspraak op bezwaar en de legesnota
dienen te worden vernietigd. Niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de legesnota;
- gelast de gemeente Doetinchem aan eiser het betaalde griffierecht van € 37,- te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.