ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ6812

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-561006-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Hoorn
  • A. Elders
  • J. Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sociaal-economische benadeling van werknemers door niet-naleving van werkgeversverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 24 januari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als werkgever niet voldeed aan zijn verplichtingen onder de Werkloosheidswet, Ziektewet en de Coördinatiewet Sociale Verzekering. De verdachte, geboren in 1956 en niet ingeschreven als ingezetene in Nederland, werd beschuldigd van het opzettelijk niet, niet juist of niet volledig doen van mededelingen aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over de aanvang en beëindiging van werkzaamheden van zijn werknemers in de periode van 1 januari 2003 tot en met 5 oktober 2003. Daarnaast werd hem verweten dat hij zijn verplichtingen om loonopgaven te doen voor het jaar 2003 niet was nagekomen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende deze periode meerdere werknemers in dienst had, maar geen loonadministratie bijhield en geen melding maakte van de dienstverbanden van elf van de dertien werknemers. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten, en de verdachte is niet verschenen ter terechtzitting, waardoor er geen verweer is gevoerd. De rechtbank heeft op basis van getuigenverklaringen en bewijsstukken geoordeeld dat de verdachte opzettelijk zijn verplichtingen als werkgever heeft geschonden.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden onvoorwaardelijk, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld. De rechtbank benadrukte dat de handelwijze van de verdachte niet alleen werknemers sociaal-economisch benadeelde, maar ook de Nederlandse samenleving als geheel, doordat hij zijn concurrentiepositie verbeterde ten opzichte van bedrijven die zich wel aan de wet hielden. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de relevante sociale verzekeringswetten.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/561006-05
Uitspraak d.d.: 24 januari 2007
verstek/ dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1956,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 januari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 5 oktober 2003 te
Apeldoorn en/of te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk als werkgever in de zin van de Werkloosheidswet en/of de
Ziektewet en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
niet, niet juist of niet volledig aan zijn verplichtingen heeft voldaan om
(telkens) binnen een maand na aanvang of beëindiging van werkzaamheden door
een of meer verzekerde(n) aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) mededeling te doen van die aanvang of beëindiging of die wijziging;
(561006-05)
art 58 lid 2 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 januari 2004
te Apeldoorn en/of te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, in elk geval in
Nederland,
opzettelijk zijn verplichting als werkgever in de zin van de Coördinatiewet
Sociale Verzekering, met inachtneming van de door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, opgave te doen van het
door (een of meer van) zijn werknemer(s) genoten loon (over het jaar 2003),
aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, niet, niet juist of niet
volledig is nagekomen;
(561006-05)
art 12 lid 1 Loonadministratiebesluit
art 10 lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
art 17a lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de feiten 1 en 2.
2. Verdachte is ter terechtzitting niet verschenen; verweer is niet gevoerd. Evenmin is een verklaring van verdachte over de feiten in het dossier voorhanden.
3. De onderneming [naam] is de eenmanszaak van verdachte (voetnoot 1).
4. Tijdens het opsporingsonderzoek gehoorde personen hebben verklaard vanaf april 2003 voor de onderneming van verdachte te hebben gewerkt (voetnoot 2).
5. Getuige [getuige A], voormalig werknemer (planner) van [[naam bedrijf ]m bedrijf] uit [plaats], heeft verklaard (voetnoot 3) dat verdachte in 2001 is begonnen met de huur van één bulkvrachtauto, waarmee hij in opdracht van [naam bedrijf ], voornoemd, vervoerwerkzaamheden verrichtte. In 2002 huurde hij een tweede vrachtauto en vanaf 2003 werd het aantal uitgebreid naar 10 combinaties.
6. Hoewel volgens de inschrijving Kamer van Koophandel, als hiervoor vermeld, verdachte de onderneming zou hebben gedreven vanaf 11 augustus 2003, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat verdachte reeds vanaf het begin van het jaar 2003 zaken deed met [naam bedrijf ].
7. Uit rittenstaten die zijn aangetroffen bij [naam bedrijf ] kan worden opgemaakt dat ongeveer 13 chauffeurs voor verdachte hebben gewerkt (voetnoot 4).
8. Getuige [getuige B] van Administratie- en belastingadvieskantoor [naam] heeft verklaard (voetnoot 5) dat hij op verzoek van verdachte het bedrijf heeft aangemeld bij UWV en belastingdienst, maar dat hij verder geen administratie heeft gevoerd voor verdachte, omdat verdachte zijn afspraken niet nakwam.
9. In dossier E (voetnoot 6) is gerelateerd en uitgewerkt dat dertien personen werkzaamheden voor verdachte hebben verricht, dat verdachte geen loonadministratie heeft bijgehouden en geen melding heeft gemaakt van de dienstverbanden van elf van de dertien werknemers.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 5 oktober 2003 te
Apeldoorn en/of te Beekbergen, gemeente Apeldoorn, meermalen,
telkens opzettelijk als werkgever in de zin van de Werkloosheidswet en/of de
Ziektewet en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering
niet aan zijn verplichtingen heeft voldaan om telkens binnen een maand na
aanvang of beëindiging van werkzaamheden door verzekerden aan het
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) mededeling te doen
van die aanvang.
2.
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 januari 2004
te Apeldoorn en/of te Beekbergen, gemeente Apeldoorn,
opzettelijk zijn verplichting als werkgever in de zin van de Coördinatiewet
Sociale Verzekering, met inachtneming van de door de Minister van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid daaromtrent gestelde regels, opgave te doen van het
door zijn werknemers genoten loon (over het jaar 2003),
aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, niet is nagekomen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: overtreding artikel 58, tweede lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, opzettelijk begaan;
feit 2: opzettelijk een van de in artikel 10 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde verplichtingen niet nakomen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
2. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 8 maanden onvoorwaardelijk. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld en heeft een hogere straf gevorderd dan de richtlijn van het Openbaar Ministerie aangeeft.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn handelwijze niet alleen werknemers sociaal-economisch benadeeld maar ook de Nederlandse samenleving als geheel. Verdachte heeft zijn concurrentiepositie verbeterd ten opzichte van bedrijven die zich wel aan de wet- en regelgeving houden en heeft daarmee het economisch verkeer ontwricht. Bovendien heeft verdachte zichzelf verrijkt door de niet afgedragen premies en loonheffingen in eigen zak te steken.
4. De rechtbank volgt de vordering van de officier van justitie en heeft daarbij rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte in weerwil van eerdere forse veroordelingen doorgaat met deze illegale activiteiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 1, 10, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 58 (oud) en 84 (oud) van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, artikel 3 Besluit melding sociale verzekeringen, artikel 12 (oud) van het Loonadministratiebesluit en de artikelen 10 (oud) en 17a (oud) van de Coördinatiewet sociale verzekering.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Aldus gewezen door mr. Van Hoorn, voorzitter, mrs. Elders en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 januari 2007.
Voetnoten:
1 Zie het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Veluwe en Twente, bijlage C.01 gevoegd bij het geschrift, aangeduid als proces-verbaal, genummerd 155567, niet in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 augustus 2005 ondertekend door Van 't Oever en Florijn.
2 Getuigenverklaring [getuige C] en [getuige D], bijlagen B-07 en B-08, gevoegd bij het hiervoor onder voetnoot 1 aangeduide geschrift, in samenhang bezien met hun brief van 30 augustus 2003.
3 Getuigenverklaring [getuige A], bijlage B-09, gevoegd bij het hiervoor onder voetnoot 1 aangeduide geschrift.
4 Bijlagen E-01, gevoegd bij het hiervoor onder voetnoot 1 aangeduide geschrift.
5 Bijlage B-05, gevoegd bij het hiervoor onder voetnoot 1 aangeduide geschrift.
6 Het hiervoor onder voetnoot 1 aangeduide geschrift.