RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580358-06
Uitspraak d.d.: 31 januari 2007
TEGENSPRAAK / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1973,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te PI Arnhem, de Berg, Arnhem Noord.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Ter terechtzitting heeft de rechtbank het verzoek van de raadsman tot onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte afgewezen, aangezien de gronden en ernstige bezwaren waarop het bevel tot voorlopige hechtenis berust, naar het oordeel van de rechtbank nog aanwezig waren.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2005 tot en met 4 oktober 2006 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen zal verklaren.
2. De raadsman heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde uitsluitend bewezen kan worden voor wat betreft het voorhanden hebben van cocaïne van de periode medio mei 2006 tot 4 oktober 2006. Voor het overige zou verdachte moeten worden vrijgesproken.
3. In het hoofdproces-verbaal (voetnoot 1)wordt door de betrokken opsporingsambtenaar een samenvatting gegeven van het opsporingsonderzoek. Uit dat circa 4.000 pagina's tellende opsporingsonderzoek blijkt dat er vanaf maart 2006 bij de politie informatie binnenkwam dat enkele Turkse mannen, afkomstig uit Den Haag, in Zutphen harddrugs verkochten. De politie is vervolgens een onderzoek gestart en in het verloop van dat onderzoek is de politie ook gestuit op verdachte. Tijdens het onderzoek zijn uiteindelijk vele personen gehoord en zijn telefoongesprekken afgeluisterd.
4. Diverse personen hebben een belastende verklaring afgelegd over het aandeel van verdachte in deze zaak. Zo heeft [medeverdachte A] in zijn verhoor bij de politie op 10 oktober 2006 (voetnoot 2) verklaard dat hij [medeverdachte B] omstreeks oktober/november 2005 bij [medeverdachte C] heeft gezien. Kort daarna kwam [medeverdachte B] bij hem aan de deur om te vragen of er iemand een weekje bij hem mocht logeren. Ongeveer een week later kwam er iemand aan huis, die zich voorstelde als [verdachte]. [verdachte] stotterde en verkocht vanuit de woning van [medeverdachte A] drugs.[getuige A] heeft in haar verhoor bij de politie op 10 oktober 2006 (voetnoot 3) belastend over verdachte verklaard. Toen haar een foto werd getoond van de verdachte, herkende zij deze persoon als '[verdachte]'. Verdachte heeft ter terechtzitting van de rechtbank verklaard dat hij ook wel '[verdachte]' en '[verdachte]' werd genoemd. De rechtbank heeft ter terechtzitting waargenomen dat verdachte stotterde. [getuige A] verklaarde verder dat [verdachte] dealde in drugs. [verdachte] had alles: heroïne, cocaïne, XTC. [verdachte] is volgens [getuige A] begonnen rond november 2005, in de woning van [medeverdachte C]. Daar dealde hij al drugs. [getuige A] heeft naar eigen zeggen heel veel cocaïne bij [verdachte] gekocht. [verdachte] verkocht dag en nacht drugs.
Volgens [medeverdachte C], die haar verklaring bij de politie heeft afgelegd op 6 oktober 2006 (voetnoot 4), is de man waarvan haar een foto werd getoond degene die zij kent als [verdachte]. Verbalisanten hebben in deze verklaring opgemerkt dat zij [medeverdachte C] een foto hebben getoond van verdachte. [verdachte] heeft bij haar in huis gezeten.
5. Naast deze verklaringen zijn er ook telefoongesprekken van -onder meer- verdachte afgeluisterd. Enkele van die gesprekken zijn hieronder weergegeven (voetnoot 5):
- het gesprek d.d. 16 september 2006 op tijdstip 12:26:20 tussen [verdachte] en [medeverdachte A], inhoudende: [verdachte] belt dat hij goed spul heeft.
- het gesprek d.d. 14 september 2006 op tijdstip 20:37:40 tussen [getuige A] en [verdachte], inhoudende: [getuige A] zegt dat [medeverdachte C] haar had geript vorige week. [medeverdachte C] heeft haar een bolletje van 20 gegeven terwijl ze 50 euro had betaald. [getuige A] zegt dat [getuige B] 2 bolletjes bij zich had, een grote en een kleine. De grote is 1 gram. [getuige A] zegt dat ze nu honger heeft en dat ze [verdachte] vertrouwd en hem daarom ook heeft afbetaald. [verdachte] zegt dat hij nu met iemand moet praten en dat [getuige A] hem straks maar moet bellen voor zaken.
- het gesprek d.d. 13 september 2006 op tijdstip 12:46:09 tussen [getuige A] en [verdachte] en [getuige B], inhoudende: A ([getuige A]): Ik krijg...is niet te roken...is niet te doen...ik heb uitgekookt opnieuw...ja. ([verdachte]): wacht even...ik zit met [getuige B] en [getuige C] en...ik geef je [getuige B], kan je horen... ([getuige B]): Ja. ([getuige A]): en dan proef je mijn coke die ik van hem heb gekocht...ja...want ik kan het niet roken...ik heb het al gekookt ja...ik kan het niet roken...kom effe deze kant op.
- het gesprek d.d. 10 september 2006 op tijdstip 02:14:25 tussen [medeverdachte A] en [verdachte], inhoudende: [medeverdachte A] belt [verdachte] en zegt dat hij 1 bolletje naar beneden moet gooien, [medeverdachte A] staat onder het huis van [verdachte]. [verdachte] doet dat.
- het gesprek d.d. 10 september 2006 op tijdstip 02:09:30 tussen [verdachte] en [medeverdachte A], inhoudende: [verdachte] belt [medeverdachte A], [verdachte] zegt: die jongen van net wil voor 50 euro, hij heeft geld, ga naar hem toe. [medeverdachte A] zegt dat hij naar hem toe gaat.
- het gesprek d.d. 16 september 2006 op tijdstip 12:26:20 tussen [verdachte] en [medeverdachte A], inhoudende: [verdachte] belt dat hij goed spul heeft.
- het gesprek d.d. 10 september 2006 op tijdstip 02:00:04 tussen [verdachte] en [medeverdachte A], inhoudende: [verdachte] belt [medeverdachte A]. [medeverdachte A] vraagt wat te doen met 'hem', die jongen heeft geen geld, alleen tv en sieraden. [verdachte] wil alleen geld. [verdachte] zegt dat hij nooit meer zaken moet doen met 'hem'.
- het gesprek d.d. 10 september 2006 op tijdstip 00:50:51 tussen [getuige C] en [verdachte], inhoudende: [getuige C] belt naar [verdachte]. [getuige C] vraagt of hij [verdachte] kan spreken. [verdachte] vraagt waarvoor. [getuige C] zegt: voor wit, weet je wel. [verdachte] wil naar het huis van [getuige C] komen over een kwartiertje.
- het gesprek d.d. 7 september 2006 op tijdstip 17:18:08 tussen [getuige C] ([getuige C]) en [verdachte], inhoudende: [verdachte] neemt op. [getuige C] wil [verdachte] spreken. [verdachte] zegt eerst nog dat hij geen "donker" heeft.
- het gesprek d.d. 16 september 2006 op tijdstip 12:26:20 tussen [verdachte] en [medeverdachte A], inhoudende: [verdachte] belt dat hij goed spul heeft.
- het gesprek d.d. 3 oktober 2006 op tijdstip 18:14:07 tussen NN-man en [verdachte], inhoudende: NN man belt met [verdachte] en zegt dat een vriend van hem 4 gram wil hebben en vraagt of dit kan. [verdachte] zegt dat dit kan.
6. Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie op 5 oktober 2006 (voetnoot 6) verklaard dat hij ongeveer tweeënhalve maand geleden naar Zutphen is gekomen. In zijn tweede verhoor bij de politie op 5 oktober 2006 (voetnoot 7) heeft verdachte verklaard dat hij sinds dat hij in Zutphen woont cocaïne verkoopt aan junks.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij wel eens cocaïne deelde met anderen. Soms kreeg hij daarvoor geld en soms cocaïne. Verdachte verklaarde dat hij in mei 2006 naar Zutphen kwam en vanaf toen is begonnen met druggebruik.
7. De rechtbank is van oordeel dat het feit bewezen kan worden als hierna onder het kopje 'bewezenverklaring' omschreven. Omdat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat verdachte ook in heroïne heeft gehandeld, acht de rechtbank dat niet bewezen.
8. Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank er niet van overtuigd dat verdachte pas vanaf mei 2006 is begonnen met het verkopen en afleveren van cocaïne. Zoals hiervoor weergegeven onder punt 6 heeft verdachte wisselende verklaringen afgelegd over de periode waarin hij actief was in de handel in cocaïne. De rechtbank is tevens van oordeel dat verdachte zijn rol in deze affaire heeft gebagatelliseerd. Uit de hiervoor weergegeven tapgesprekken blijkt immers dat verdachte een andere rol heeft ingenomen dan die van een 'gebruiker onder gebruikers', zoals de raadsman heeft betoogd. Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte veeleer een 'organisator onder gebruikers 'en in ieder geval, meer dan hij heeft toegegeven, betrokken bij de handel in verdovende middelen.
Op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen van [medeverdachte A], [getuige A] en [medeverdachte C] neemt de rechtbank als beginpunt van het bewezenverklaarde aan de maand november 2005.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 november 2005 tot en met 4 oktober 2006 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Het medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging straf of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De in beslag genomen voorwerpen dienen naar de mening van de officier van justitie verbeurd verklaard te worden en te worden onttrokken aan het verkeer.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan de periode van het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsman heeft betoogd dat verdachte op korte termijn in vrijheid behoort te worden gesteld, zodat hij kan werken aan zijn verblijfsstatus en aan zijn relatie met zijn vriendin.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte gedurende lange tijd een rol als dealer vervulde in een omvangrijke handel in cocaïne in de gemeente Zutphen.
De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat een dergelijke stof, naar algemeen bekend is, een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid oplevert. Verdachte heeft zich daaraan weinig gelegen gelaten. Uit de hiervoor weergegeven tapgesprekken lijkt het er op dat verdachtes handelen vooral door winstbejag is ingegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de georganiseerde handel van verdovende middelen met kracht bestreden dient te worden. Nu verdachte hierin een rol heeft gespeeld en heeft bijgedragen aan de met de handel gepaard gaande instandhouding van de verslaving van een groot aantal drugverslaafden in de gemeente Zutphen, is naar het oordeel van de rechtbank straf passend en geboden.
5. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, ziet de rechtbank in de wens van verdachte om te werken aan zijn verblijfsstatus geen aanleiding om op die grond de straf te matigen.
De in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen. Het telefoontoestel en het geldbedrag van in totaal 70 euro, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is, of een geldbedrag betreft, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De andere onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden door de rechtbank beschouwd als voorwerpen met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan c.q. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen. Deze voorwerpen behoren toe aan verdachte en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke of andere misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit van daarvan in strijd is met het algemeen belang of de wet. De rechtbank zal daarom bevelen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp of geldbedrag, te weten:
- een telefoontoestel van het merk Motorola, kleur zwart;
- een geldbedrag van zeventig euro, samengesteld uit 1 bankbiljet van 20 euro en 5 bankbiljetten van 10 euro;
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een hoeveelheid van 0,218 drugs, kleur groen;
- een hoeveelheid van ca 30-35 ml methadon;
- een hoeveelheid van 1,671 gram witkleurig poeder;
- elf bolletjes met onbekende samenstelling.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2007.
Voetnoten:
1 Voor zover in dit vonnis wordt gesproken van het hoofdproces-verbaal, wordt daarmee bedoeld het proces-verbaal, genummerd PL0631/06-205580, in de wettelijke vorm opgemaakt door [naam], brigadier van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hem gesloten en getekend op 5 december 2006.
2 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/318184 (dossierpagina 3487), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk surveillant en hoofdagent van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 10 oktober 2006.
3 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 3631), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk hoofdagent en aspirant van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 10 oktober 2006.
4 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 3170), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], beiden hoofdagent van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 6 oktober 2006.
5 Zie hiervoor de als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde schriftelijke bescheiden, pagina's 3108 t/m 3145.
6 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 3087), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk hoofdagent en surveillant van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 5 oktober 2006.
7 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 3090), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk hoofdagent en surveillant van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 5 oktober 2006.