RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580394-06
Uitspraak d.d.: 31 januari 2007
TEGENSPRAAK / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 januari 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 4 oktober 2006 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de rechtbank het tenlastegelegde bewezen zal verklaren.
2. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het tenlastegelegde bewezen verklaard kan worden, maar uitsluitend voor een periode van vier dagen.
3. In het hoofdproces-verbaal (voetnoot 1) wordt door de betrokken opsporingsambtenaar een samenvatting gegeven van het opsporingsonderzoek. Uit dat circa 4.000 pagina's tellende opsporingsonderzoek blijkt dat er vanaf maart 2006 bij de politie informatie binnenkwam dat enkele Turkse mannen, afkomstig uit Den Haag, in Zutphen harddrugs verkochten. De politie is vervolgens een onderzoek gestart en in het verloop van dat onderzoek is de politie ook gestuit op verdachte. Tijdens het onderzoek zijn uiteindelijk vele personen gehoord en zijn telefoongesprekken afgeluisterd.
4. Diverse personen hebben een belastende verklaring afgelegd over het aandeel van verdachte in de zaak. Zo heeft [medeverdachte A] in haar verhoor bij de politie op 6 oktober 2006 (voetnoot 2) verdachte op een politiefoto herkend. Zij verklaarde over hem dat verdachte voor [medeverdachte B] dealde. [medeverdachte B] pakte de telefoon op en de drugs die zij bij hem bestelde, werd door verdachte gebracht. Ze heeft de drugs ook bij verdachte afgerekend.
Ook [medeverdachte C] heeft in haar verhoor bij de politie op 5 oktober 2006 (voetnoot 3) verklaard over verdachtes activiteiten. Zij verklaarde dat ze verdachte ongeveer 20 euro betaalde en dan mocht ze meeroken. Ze rookte dan cocaïne of heroïne. Ze belde wel eens naar verdachte of hij nog wat bruin had. Daarmee bedoelde ze heroïne. Als hij zei dat hij nog wat had, dan kwam hij heroïne brengen.
[medeverdachte D] verklaarde in zijn verhoor bij de politie op 9 oktober 2006 (voetnoot 4) dat hij wist dat [verdachte] voor [medeverdachte B] drugs verkocht.
[getuige A] heeft in haar verklaring bij de politie op 11 oktober 2006 (voetnoot 5) aangegeven dat ze haar drugs kocht bij verdachte. Verdachte bracht haar elke dag drugs en ze heeft cocaïne bij hem besteld. In een eerdere verklaring (voetnoot 6), afgelegd op dezelfde dag, verklaarde zij dat ze drie weken geleden cocaïne bij hem heeft gekocht.
Ook [getuige B] verklaarde in haar verhoor bij de politie op 25 oktober 2006 (voetnoot 7) over verdachtes activiteiten. Zij verklaarde dat verdachte de verkoop na [medeverdachte A] heeft overgenomen. Verdachte heeft niet zo lang gedeald. Zij heeft gedurende twee weken elke dag 10 euro heroïne bij hem gehaald.
5. Verdachte heeft zijn betrokkenheid in de handel in drugs toegegeven en verklaard dat hij slechts enkele dagen in drugs heeft gehandeld.
6. Naar het oordeel van de rechtbank kan het tenlastegelegde worden bewezen, zoals hierna onder het kopje 'bewezenverklaring' is omschreven. Op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte langer dan vier dagen, te weten enkele weken, heeft gehandeld in cocaïne of heroïne.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2006 tot en met 4 oktober 2006 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Het medeplegen van handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging straf of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 47 dagen.
Naast deze straf behoort aan verdachte volgens de officier van justitie tevens een werkstraf te worden opgelegd, voor de duur van 80 uren.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een straf gelijk aan de duur van het voorarrest voor verdachte voldoende bestraffing is. Een werkstraf zou in voorwaardelijke vorm moeten worden opgelegd.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte gedurende enige tijd een rol als dealer vervulde in een omvangrijke handel in cocaïne en heroïne in de gemeente Zutphen. De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat dergelijke stoffen, naar algemeen bekend is, een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid opleveren.
5. Voorts blijkt uit het verhandelde ter terechtzitting eveneens dat verdachtes mededader [medeverdachte B] zijn activiteiten in de verboden handel in cocaïne en heroïne gepaard liet gaan met het intimideren, denigreren en toepassen van geweld in de richting van anderen. Verdachte heeft het bestaan van een dergelijke sfeer door zijn medeplegen mede mogelijk gemaakt.
6. De rechtbank is van oordeel dat de georganiseerde handel van verdovende middelen met kracht bestreden dient te worden. Nu verdachte hierin een rol heeft gespeeld en heeft bijgedragen aan de met de handel gepaard gaande instandhouding van de verslaving van een groot aantal drugverslaafden in de gemeente Zutphen, is naar het oordeel van de rechtbank na te melden straf passend en geboden.
7. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat verdachte in het verleden reeds vele malen met justitie in aanraking is gekomen, ook voor drugsdelicten. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het opleggen van een voorwaardelijke straf met verdachtes strafblad (dat inmiddels 43 pagina's beslaat) een gepasseerd station is.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden door de rechtbank beschouwd als voorwerpen met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan c.q. die bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf zijn aangetroffen. Deze voorwerpen behoren toe aan verdachte en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke of andere misdrijven, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit van daarvan in strijd is met het algemeen belang of de wet. De rechtbank zal daarom bevelen dat deze voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer.
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat het voorwerpen betreft die naar het oordeel van de rechtbank vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, zal de teruggave worden gelast van het na te melden voorwerp aan de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 47 (zevenenveertig) dagen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een spiegeltje en drie mesjes;
- een telefoontoestel van het merk NOKIA, kleur grijs;
- een telefoontoestel van het merk NOKIA, type 2100, kleur grijs/wit;
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 34 pillen, kleur groen/wit, met onbekende samenstelling;
- een hoeveelheid van 1,3 gram hash;
- 132 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 14 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 14 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 6 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 8 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 104 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 46 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 38 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
- 31 pillen, kleur wit, met onbekende samenstelling;
Gelast de teruggave van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp aan veroordeelde, te weten:
- een telefoontoestel van het merk NOKIA, kleur rood/zilver.
Aldus gewezen door mrs. Van Hoorn, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Elders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 januari 2007.
Voetnoten:
1 Voor zover in dit vonnis wordt gesproken van het hoofdproces-verbaal, wordt daarmee bedoeld het proces-verbaal, genummerd PL0631/06-205580, in de wettelijke vorm opgemaakt door [naam], brigadier van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hem gesloten en getekend op 5 december 2006.
2 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 2831), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], beiden hoofdagent van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 6 oktober 2006.
3 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 2855), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk hoofdagent en aspirant van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 5 oktober 2006.
4 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 2898), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], beiden hoofdagent van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 9 oktober 2006.
5 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 2970), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk surveillant en hoofdagent van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 11 oktober 2006.
6 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 2958), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk hoofdagent en surveillant van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 11 oktober 2006.
7 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0631/06-318184 (dossierpagina 3003), in de wettelijke vorm opgemaakt door [namen], respectievelijk surveillant en hoofdagent van politie in het politiedistrict IJsselstreek, door hen gesloten en getekend op 25 oktober 2006.