ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8144

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/541783-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op zebrapad door roekeloos rijgedrag op bromfiets

Op 9 februari 2007 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2006 in de gemeente Winterswijk een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, rijdend op een opgevoerde bromfiets met verminderde remfunctie, naderde een zebrapad zonder snelheid te minderen en zonder zich van de aanwezigheid van ander verkeer te vergewissen. Dit leidde tot een aanrijding met een voetganger, de heer [slachtoffer], die zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder beenfracturen en een enkel uit de kom. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos en onoplettend heeft gedragen, wat resulteerde in de veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voortdurend de aandacht aan de weg en het verkeer heeft besteed en zonder voldoende snelheid te minderen de kruising (Stationsstraat/Misterweg) is genaderd. De rechtbank achtte de gedragingen van de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, wat leidde tot de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een werkstraf op van 60 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende jeugddetentie van 30 dagen zou worden opgelegd. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen voor het slachtoffer, die langdurig heeft moeten revalideren.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/541783-06
Uitspraak d.d.: 9 februari 2007
TEGENSPRAAK / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [...] 1989,
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2006 in de gemeente Winterswijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Stationsstraat, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer besteed en/of zonder (voldoende) snelheid te minderen een kruising (Stationsstraat/Misterweg) genaderd en/of (daarbij) is hij, verdachte,
voornoemde kruising opgereden en/of een (direct) na de kruising gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd en/of opgereden, op het moment dat zich
daar (op de voetgangersoversteekplaats) een voetganger bevond, waarbij en/of
waardoor hij -verdachte- tegen die voetganger is gebotst en/of aangereden
en/of aangegleden, waardoor de heer [slachtoffer], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel heeft
bekomen, te weten één, althans een aantal beenfractu(u)r(en) en/of een enkel uit de kom en/of letsel aan de urinewegen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 2 onder b Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 23 juni 2006 in de gemeente Winterswijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmee heeft gereden op de weg, de Stationsstraat, althans enige weg, waarbij hij -verdachte- niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed en/of zonder (voldoende) snelheid te minderen een kruising (Stationsstraat/Misterweg) is genaderd en/of opgereden en/of een (direct) na de kruising gelegen voetgangersoversteekplaats is genaderd en/of opgereden op het moment dat zich daar (op de voetgangersoversteekplaats) een voetganger bevond en (vervolgens) is hij -verdachte- tegen deze voetganger gebotst en/of aangereden en/of aangegleden,
waarbij een persoon (zijnde de heer [slachtoffer]) letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg(en) werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg(en) werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 juni 2006 in de gemeente Winterswijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bromfiets), daarmede rijdende over de weg, de Stationsstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, niet voortdurend de aandacht aan de weg en aan het verkeer besteed en zonder (voldoende) snelheid te minderen een kruising (Stationsstraat/Misterweg) genaderd en (daarbij) is hij, verdachte, voornoemde kruising opgereden en een (direct) na de kruising gelegen voetgangersoversteekplaats genaderd en opgereden, op het moment dat zich
daar (op de voetgangersoversteekplaats) een voetganger bevond, waardoor hij -verdachte- tegen die voetganger is aangereden, waardoor de heer [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft
bekomen, te weten een aantal beenfracturen en een enkel uit de kom;
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, aangezien verdachtes rijgedrag niet zodanig was dat hieruit de voor bewezenverklaring van het primaire feit vereiste mate mate van schuld kan worden afgeleid. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte, rijdend op een opgevoerde bromfiets met verminderde remfunctie, de bedoelde kruising is genaderd zonder snelheid te minderen en zonder zich van de aanwezigheid van ander verkeer te vergewissen. Ook het zebrapad waar het ongeluk uiteindelijk heeft plaatsgevonden, is verdachte met onverminderde snelheid genaderd, zonder daarbij het zicht op de weg voor hem te houden. Zulks had evenwel het meest voor de hand gelegen. Als gevolg van dat verkeersgedrag is het ongeval ontstaan. Die combinatie van verkeersfouten leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachtes rijgedrag als aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend moet worden beschouwd en daarmee tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde leidt.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat de heer [slachtoffer] als gevolg van verdachtes nalatige verkeersgedrag ernstig beenletsel heeft opgelopen en langdurig revalidatie heeft moeten ondergaan. Ook thans nog ondervindt [slachtoffer] de gevolgen van het ongeval.
Teneinde verdachte ervan te doordringen dat het besturen van een bromfiets of -in de toekomst- een motorvoertuig, een behoorlijke mate van oplettendheid, voorzichtigheid en zorgvuldigheid in het verkeer vergt, acht de rechtbank ter bestraffing een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van een soortgelijk feit, acht de rechtbank daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid met een voorwaardelijk deel op zijn plaats.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 77m, 77n, 77r en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 1 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken, kinderrechter en Eijkelestam rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2007.