ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8146

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/552228-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met motorrijder door onoplettendheid van bestuurder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op 1 juli 2006 in de gemeente Putten. De verdachte, geboren in Irak, reed als bestuurder van een personenauto de Berencamperweg op en sloeg linksaf zonder zich ervan te vergewissen dat de kruising met de A28 vrij was. Hierdoor verleende hij geen voorrang aan een tegemoetkomende motorrijder, de heer [slachtoffer], wat resulteerde in een aanrijding waarbij de motorrijder zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder been- en armbreuken.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte een verkeersfout had gemaakt die gevaar op de weg had veroorzaakt, er geen sprake was van grove schuld. Dit leidde tot vrijspraak van het primaire feit, maar de verdachte werd wel veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde feit, namelijk het niet verlenen van voorrang, wat in strijd is met artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een geldboete op van € 1.000,-, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 20 dagen bij niet-betaling. Daarnaast werd de verdachte de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters M. Buijs, A. Kuiken en J. Eijkelestam betrokken waren. De zaak werd behandeld in tegenwoordigheid van griffier mr. Kuipers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552228-06
Uitspraak d.d.: 9 februari 2007
TEGENSPRAAK / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] (Irak) op [1985],
wonende te [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 juli 2006 in de gemeente Putten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, de Berencamperweg zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, bij het afslaan naar links, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en/of haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij -gelet op zijn, verdachtes, rijrichting- tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang moest verlenen,- zich er niet van vergewist dat de kruising van de Berencamperweg en de A28 vrij was, en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang verleend aan een op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer], tengevolge waarvan een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de motor van voornoemde [slachtoffer], waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meerdere beenbreuk(en) en/of een armbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 juli 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Berencamperweg, waarbij hij, verdachte, links af is geslagen, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en/of haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij -gelet op zijn, verdachtes, rijrichting- tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang moest verlenen-, zonder zich er van te vergewissen dat de kruising van de Berencamperweg en de A28 vrij was en/of daarbij en/of daardoor geen voorrang heeft verleend aan een op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer], waarbij een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de motor van voornoemde [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat de rechtbank het onder primair tenlastegelegde bewezen zal verklaren. Uit het dossier blijkt de rechtbank dat de verdachte vanuit stilstand de bedoelde kruising is opgereden, zonder dat hij daarbij het zicht had op de hem vanuit tegemoetkomende richting naderende motorrijder. Hoewel dat een verkeersfout is als gevolg waarvan gevaar op de weg is veroorzaakt, ligt naar het oordeel van de rechtbank in de gegeven gedraging niet besloten dat er sprake is van de voor bewezenverklaring van het primaire feit vereiste grove schuld.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 01 juli 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende op de weg, de Berencamperweg, waarbij hij, verdachte, links af is geslagen, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van een bord B6 en haaietanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij -gelet op zijn, verdachtes, rijrichting- tegemoetkomend verkeer op dezelfde weg voorrang moest verlenen-, zonder zich er van te vergewissen dat de kruising van de Berencamperweg en de A28 vrij was en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een op dezelfde weg tegemoetkomende bestuurder van een motor, zijnde de heer [slachtoffer], waarbij een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen de door hem, verdachte, bestuurde personenauto en de motor van voornoemde [slachtoffer], door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en zijn draagkracht, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan in zoverre vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 1.000,-- (éénduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 3 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2007.