ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8148

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
9 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/552009-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor roekeloos rijgedrag met zwaar lichamelijk letsel als gevolg

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 9 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 30 april 2006 te 't Harde, als bestuurder van een personenauto, in slaap viel achter het stuur. Dit leidde tot een ernstig verkeersongeval waarbij de auto van de verdachte van de A28 raakte en met hoge snelheid tegen een boom botste. In de auto zaten drie vijftienjarige meisjes, van wie één zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een klaplong en meerdere gebroken ribben. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich roekeloos en onvoorzichtig had gedragen, wat resulteerde in de veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voortdurend de aandacht aan de weg heeft besteed en zijn voertuig niet onder controle had. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar de rechtbank achtte de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde voldoende. De rechtbank overwoog dat deelname aan het verkeer bewustzijn veronderstelt en dat het in slaap vallen achter het stuur niet kan worden geaccepteerd. De verdachte werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk.

De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de gevolgen voor de slachtoffers, en benadrukte dat de verdachte zich in de toekomst moet onthouden van dergelijk gedrag. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552009-06
Uitspraak d.d.: 9 februari 2007
TEGENSPRAAK / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 januari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 april 2006 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij -verdachte-
- tijdens het rijden in slaap is gevallen, althans niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed en/of zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) heeft verricht die van hem -verdachte- werden vereist en/of
- niet de rijbaan heeft gebruikt, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig via de vluchtstrook in de rechterberm terechtgekomen en (vervolgens) (mede door een sterke stuurcorrectie naar links), via de vluchtstrook en de rijbaan in de middenberm terechtgekomen en (vervolgens) is hij -verdachte- frontaal tegen een boom gebotst en/of aangereden en/of aangegleden,
waardoor [slachtoffer], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een klaplong en/of een aantal (zes) gebroken ribben, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan en/of waardoor [slachtoffer 2], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een verkorte beenspier en/of rugletsel, althans rugklachten of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 2 onder b Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 30 april 2006 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de A 28, waarbij hij -verdachte- tijdens het rijden in slaap is gevallen, althans niet voortdurend de aandacht aan de weg en/of aan het verkeer heeft besteed en/of zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en/of niet voortdurend de handeling(en) heeft verricht die van hem -verdachte- werden vereist en/of - niet de rijbaan heeft gebruikt, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig via de vluchtstrook in de rechterberm terechtgekomen
en (vervolgens) (mede door een sterke stuurcorrectie naar links), via de vluchtstrook en de rijbaan in de middenberm terechtgekomen en (vervolgens) is hij -verdachte- frontaal tegen een boom gebotst en/of aangereden en/of aangegleden tengevolge waarvan personen ([slachtoffer] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) letsel hebben bekomen en/of schade hebben geleden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 april 2006 te 't Harde, althans in de gemeente Elburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, personenauto, daarmede rijdende over de weg, de A28, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en onoplettend te rijden, welk rijgedrag hieruit heeft bestaan dat hij -verdachte-
- tijdens het rijden in slaap is gevallen, althans niet voortdurend de aandacht aan de weg en aan het verkeer heeft besteed en zijn motorrijtuig niet voortdurend onder controle heeft gehad en niet voortdurend de handeling(en) heeft verricht die van hem -verdachte- werden vereist en
- niet de rijbaan heeft gebruikt, immers is hij -verdachte- met het door hem bestuurde motorrijtuig via de vluchtstrook in de rechterberm terechtgekomen en (vervolgens) (mede door een sterke stuurcorrectie naar links), via de vluchtstrook en de rijbaan in de middenberm terechtgekomen en (vervolgens) is hij -verdachte- frontaal tegen een boom gebotst ,
waardoor [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een klaplong en een aantal (zes) gebroken ribben.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte door zijn nalatige handelen een groot gevaar in het leven heeft geroepen voor de drie minderjarige kinderen die hij in zijn auto vervoerd heeft, terwijl één van hen als gevolg hiervan ernstig letsel heeft opgelopen.
Ter terechtzitting heeft de raadsman namens verdachte aangevoerd dat verdachte door de nasleep van het ongeval reeds voldoende is bestraft en dat een strafrechtelijke sanctie nu nog misplaatst zou zijn. De rechtbank volgt die conclusie evenwel niet. Uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte achter het stuur in slaap is gevallen. Verdachte heeft dat ook niet bestreden. Als gevolg daarvan is de auto die verdachte bestuurde en waarin drie vijftienjarige meisjes zaten in de berm geraakt en -na overmatig corrigeren als het mogelijke gevolg van een schrikreactie- met aanzienlijke snelheid tegen een boom gebotst. Eén van de inzittenden moest als gevolg daarvan worden opgenomen in het ziekenhuis en heeft ook enige tijd op de intensive care afdeling gelegen. Verdachte heeft over zijn nalatigheid in het verloop van het onderzoek verklaard dat het eenieder kan overkomen in slaap te vallen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte met een dergelijk inzicht voorbijgaat aan de eisen die aan een gemiddeld bestuurder kunnen en ook moeten worden gesteld. Deelname aan het verkeer veronderstelt bewustzijn. De rechtbank is er niet gerust op dat verdachte doordrongen is van het feit dat het in slaap vallen in het verkeer niet zomaar een fout is, maar in het verkeer niet kan worden geaccepteerd. Hoewel de rechtbank ervan bewust is dat ook verdachte door de gevolgen van het ongeval is gegrepen, neemt dat niet weg dat zijn nalaten in deze van dien aard was, dat daarvoor straf passend en geboden is. Teneinde verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan het plegen van een soortgelijk feit, zal de rechtbank naast een werkstraf tevens een deels voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van deze bijkomende straf, groot 4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Buijs, voorzitter, Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 9 februari 2007.