ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ8943

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460583-06, 06/471133-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Croll
  • Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling en opzettelijke teelt van hennep met diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de rechtbank Zutphen op 21 februari 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en het opzettelijk telen van hennep, alsook diefstal van elektriciteit. De verdachte heeft op 28 oktober 2006 in Apeldoorn het slachtoffer met een mes in de wang gestoken na een woordenwisseling, wat leidde tot de beschuldiging van poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze poging, hoewel het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen de openbare veiligheid heeft geschaad.

Daarnaast werd in de woning van de verdachte een hennepkwekerij aangetroffen, waarbij de elektriciteit illegaal werd afgetapt. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte in overweging genomen, maar vond de verdediging van de verdachte niet aannemelijk. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten die hem ten laste waren gelegd, met uitzondering van het primair ten laste gelegde feit van levensberoving, waarvan hij werd vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 225 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens is er een taakstraf van 240 uren opgelegd, met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummers: 06/460583-06, 06/471133-06
Uitspraak d.d.: 21 februari 2007
Tegenspraak
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [plaats] (Kongo Kinshasa),
wonende te [adres en plaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
7 februari 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
De rechtbank heeft de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers aanhangig gemaakte zaken.
De tenlastelegging
De rechtbank nummert de bij dagvaarding met parketnummer 460583-06 onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten als 1 primair en 1 subsidiair, en de dagvaarding met parketnummer 471133-06 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten als 2 en 3.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 28 oktober 2006 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de wang, althans in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 28 oktober 2006 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de wang, althans in het gezicht van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks de periode van 01 april 2006 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 486 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 01 april 2006 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan NV Continuon Netbeheer, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Taal en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering, vrijspraak en bewezenverklaring
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten 1 primair, 2 en 3.
2. De raadsman van verdachte heeft ter zake van het onder 1 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er geen (voorwaardelijk) opzet op levensberoving dan wel het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aangenomen kan worden en betwist wordt dat verdachte met een mes gestoken heeft. De bij het slachtoffer aangetroffen wond kan volgens de advocaat veroorzaakt zijn door het vallen over een fiets tijdens de schermutseling met verdachte. De medische verklaring daaromtrent sluit dat niet uit.
3. De raadsman heeft voorts gewezen op inconsequenties en naar elkaar toe tegenstrijdige verklaringen zoals die zijn afgelegd bij de politie en bij de rechter-commissaris door zowel aangever [slachtoffer] als de getuigen [getuige A] en haar zoon [getuige B]. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat er sprake is van een complot om hem kapot te maken.
Ter zake het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4. De rechtbank neemt als vaststaand aan dat verdachte een mes heeft gehad en deze ook heeft gebruikt. Aangever verklaart daaromtrent:"Op 28 oktober 2006 was ik bij de woning van [getuige A] te [plaats]. Ik zag dat [verdachte] in zijn rechterhand het mes had. Hij wees met het mes in mijn richting. Hij hield het mes voor mijn gezicht. Hij stond ongeveer een meter van mij vandaan. Vervolgens duwde hij mij krachtig naar achteren waardoor ik van het muurtje achterover viel. Ik zag dat hij over mij heen boog met het mes in zijn hand. Hij had het mes vlak voor mijn gezicht. Ik zag dat hij plotseling stak met het mes. Ik voelde dat ik geraakt werd in mijn rechterwang."(voetnoot 1)
De getuige [getuige A] verklaart: "Ik zag dat [verdachte] een groot keukenmes in zijn hand had. En dat hij daarmee zwaaiende bewegingen maakte in de richting van het gezicht van [slachtoffer]. Even later zag ik dat het gezicht van [slachtoffer] bloedde."(voetnoot 2) De zoon van verdachte, [getuige B] verklaart: 'Ik zag dat mijn vader een keukenmes in zijn hand had.'(voetnoot 3) Verdachte verklaart op 28 oktober 2006 met [slachtoffer] te hebben gepraat nabij de woning van [getuige A].(voetnoot 4)
De rechtbank zal de verklaringen die door [slachtoffer], [getuige A] en [getuige B] bij de rechter-commissaris zijn afgelegd, buiten beschouwing laten nu de verklaringen die zijn opgetekend door de politie direct nadat het incident had plaatsgevonden, het meest 'vers' zijn en er gelet op het tijdstip waarop de verklaringen zijn afgelegd bovendien geen overleg tussen betrokkenen heeft kunnen plaatsvinden.
5. Door de verdediging is ter zitting het verweer gevoerd dat de verwonding van het slachtoffer mogelijk is veroorzaakt door het vallen op een fiets. De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij acht het gestelde niet aannemelijk op grond van het bij het slachtoffer aangetroffen letsel en de medische verklaring daaromtrent. Temeer nu aangever, noch verdachte of een van de getuigen daarover hebben verklaard.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat naar haar oordeel uit de aard van het letsel uit de medische verklaring(voetnoot 5) blijkt dat sprake is van een snijwond in de wang, en de bij het dossier gevoegde foto's,(voetnoot 6) er niet in de wang is 'doorgestoken'. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte ten minste enige controle heeft gehad over de kracht waarmee hij heeft gestoken. Gelet op de plaats van de snijwond en de aard en de ernst daarvan is daarmee de kans dat er dodelijk letsel zou worden toegebracht niet aanmerkelijk te noemen.
7. De rechtbank acht voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig aangaande het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
8. De rechtbank overweegt dat de aard van de door verdachte gepleegde handeling, het steken met een mes in de wang van het slachtoffer [slachtoffer], in samenhang bezien met de overige gebezigde bewijsmiddelen, redelijkerwijs geen andere conclusie toelaten dan dat verdachte met zijn handelen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Verdachte had met zijn handelen een gezichtszenuw of anderszins kunnen raken.
9. Dat, zoals verdachte ter zitting heeft aangevoerd er een complot tegen hem bestaat om hem kapot te maken acht de rechtbank onaannemelijk. Zij vermag niet in te zien waarom de vrouw waarmee hij, zoals verdachte ter zitting heeft bevestigd, even voor het incident in een slaapkamer verbleef, hem, verdachte, nadien zou willen benadelen met een onjuiste verklaring en evenmin waarom zijn zoon een onjuiste verklaring zou willen afleggen.
10. De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op grond van:
- het relaas van verbalisanten waarin het aantreffen van de kwekerij met 486 hennepplantjes op 30 mei 2006, te [plaats] in een huis aan de [adres] te [plaats](voetnoot 7);
- de verklaring van verdachte dat hij de kwekerij zelf heeft ingericht en zelf het materiaal heeft gekocht in april 2006, dat hij elektricien is, zelf de verzegeling heeft verbroken en de elektriciteit heeft omgeleid(voetnoot 8);
- de uitgevoerde Narcotest op monsters van de aangetroffen planten(voetnoot 9);
- de aangifte van de Continuon Beheer waarin melding wordt gemaakt van zegels in de aansluitkast die zijn verbroken en waarbij een illegale elektriciteitsaansluiting naar de hennepplantage is gemaakt.(voetnoot 10)
11. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 subsidiair.
hij op 28 oktober 2006 te Apeldoorn ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de wang van die [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in de periode van 01 april 2006 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van ongeveer 486 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 01 april 2006 tot en met 30 mei 2006 in de gemeente Apeldoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan NV Continuon Netbeheer.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
- feit 1 subsidiair: poging tot zware mishandeling;
- feit 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 aanhef en onder B van de
Opiumwet gegeven verbod;
- feit 3: diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. Nadat het slachtoffer zijn vriendin in gezelschap van verdachte haar woning zag binnengaan, besloot verdachte de relatie tussen hem en zijn vriendin te verbreken. Daartoe vroeg hij op enigerlei wijze de aandacht van zijn vriendin die daarop, vergezeld van verdachte, naar buiten kwam. Verdachte heeft vervolgens na een korte woordenwisseling het slachtoffer met een mes in zijn wang gestoken. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De omstandigheid dat het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen is een gelukkige, die echter geenszins aan de verdachte te danken is. Verdachte heeft door zijn handelen de openbare veiligheid geschaad, hetgeen tot gevoelens van onrust leidt in de samenleving.
Daarnaast is in de woning van verdachte een hennepkwekerij aangetroffen waarbij de benodigde elektriciteit buiten de meter om werd afgenomen.
2. De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Zij heeft daarbij de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact gesteld.
3. De verdediging heeft een deels voorwaardelijke werkstraf bepleit.
4. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Nu de rechtbank verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft vrijgesproken acht zij een lichtere strafafdoening dan door de officier van justitie geëist, geïndiceerd.
5. Poging tot zware mishandeling is een ernstig feit, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank houdt er echter rekening mee dat verdachte nog niet eerder veroordeeld is geweest voor geweldsdelicten en voorts dat het een situatief bepaald delict betreft.
6. Uit de rapportage van de reclassering blijkt dat verdachte bij oplegging van een lange gevangenisstraf het risico loopt zijn baan te verliezen. Tegen deze achtergrond, met inachtneming van de al in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd, acht de rechtbank een aanvullend op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet geïndiceerd. Wel zal gelet op de ernst van het feit een taakstraf van maximale duur worden opgelegd. Voorts zal de rechtbank het advies van de reclassering volgen om daarnaast een verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 45, 57, 91, 302 en 310 van het Wetboek van
Strafrecht;
- 3 en 11 van de Opiumwet.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 225 dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 150 dagen, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal
gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden
gegeven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement
Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, met opdracht aan die instelling
als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde
vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
- de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat
indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden
toegepast voor de duur van 120 dagen.
Heft op het, in de zaak met parketnummer 06/460583-06, geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Croll en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2007.
Voetnoot:
1 Dossier PL0620/06-208352, proces-verbaal van aangifte d.d. 28-10-06, pag. 18-20.
2 Dossier PL0620/06-208352, proces-verbaal van verhoor d.d. 28-10-06, pag. 23.
3 Dossier PL0620/06-208352, proces-verbaal van verhoor d.d. 28-10-06, pag. 25.
4 Dossier PL0620/06-208352, proces-verbaal van verhoor d.d. 30-10-06, pag. 26.
5 Dossier PL0620/06-208352, medische verklaring dr. Lamme.
6 Dossier PL0620/06-208352, verslag binnentreden woning d.d. 28-10-06, fotobijlage.
7 Dossier PL0620/06-204851, ambtelijk verslag d.d. 03-08-06, pag. 3-5.
8 Dossier PL0620/06-204851, proces-verbaal van verhoor d.d. 30-05-06, pag. 15.
9 Dossier PL0620/06-204851, ambtelijk verslag d.d. 22-06-06, pag.10.
10Dossier PL0620/06-204851, proces-verbaal van aangifte d.d. 03-08-06, pag.12 e.v..