ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ9226

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/181 en 07/234
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van vrijstellingen en kapvergunningen voor de bouw van het Omnisportcentrum en wegreconstructie in Apeldoorn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen op 16 februari 2007 uitspraak gedaan over de verzoeken tot schorsing van vrijstellingen en een kapvergunning die door de gemeente Apeldoorn zijn verleend voor de bouw van het Omnisportcentrum en de bijbehorende reconstructie van de Zuthpensestraat, de Laan van Erica en de Laan van Osseveld. De eisende partijen, waaronder de Wijkraad Osseveld-Woudhuis, hebben verzocht om deze besluiten te schorsen, omdat de vrijstellingsprocedures niet correct zouden zijn verlopen. Er waren namelijk niet alle relevante stukken ter inzage gelegd en er was kort voor de zitting een nieuw luchtkwaliteitsonderzoek ingediend door de gemeente, waar de eisende partijen nog op wilden reageren.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, hoewel er twijfels zijn over de rechtsgeldigheid van de vrijstellingsbesluiten, de bouwvergunning voor het Omnisportcentrum niet geschorst kan worden. Dit komt omdat de bouw al in mei 2006 was begonnen en de werkzaamheden zich in een vergevorderd stadium bevonden op het moment dat om schorsing werd verzocht. De rechter heeft echter wel besloten om de vrijstelling voor de wegreconstructie en de kapvergunning te schorsen. Dit besluit is genomen omdat de gemeente in het vrijstellingsbesluit enkel het belang van de wegreconstructie in verband met de bouw van het Omnisportcentrum heeft genoemd, wat onvoldoende onderbouwing biedt voor de verleende vergunningen.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de procedurele afhandeling van vergunningen en de noodzaak voor gemeenten om alle relevante informatie tijdig beschikbaar te stellen aan betrokken partijen. De voorzieningenrechter heeft ook bepaald dat de gemeente Apeldoorn de griffierechten van de verzoekers dient te vergoeden, wat een extra financiële implicatie voor de gemeente met zich meebrengt. De uitspraak is een belangrijke reminder voor bestuursorganen over de noodzaak van transparantie en zorgvuldigheid in besluitvormingsprocessen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
\Reg.nrs.: 07/181 en 07/234
Uitspraak op de verzoeken om een voorlopige voorziening in de geschillen tussen:
[naam verweerder 1] en de Wijkraad Osseveld-Woudhuis
te Apeldoorn,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn
verweerder.
1. Bestreden besluiten
Besluit van verweerder van 27 januari 2006, waarbij aan de gemeente Apeldoorn vergunning is verleend tot het vellen van bomen langs Zutphensestraat tussen Woonboulevard en Lupineweg, langs Laan van Erica tussen het spoor en kruispunt Zutphensestraat en langs Laan van Osseveld tussen het spoor en kruispunt Zutphensestraat, overeenkomstig de bij het besluit gevoegde bomenlijst.
2. Procesverloop
Verzoekers hebben bij brieven van 3 maart 2006 respectievelijk 14 februari 2006 beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brieven van 6 respectievelijk 12 februari 2007 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De verzoeken zijn behandeld ter zitting van 15 februari 2007, waar namens [naam verweerder 1] [naam betrokkene] en namens de Wijkraad E.A.T. Wiersma is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Groeneveld en M.G.J. Beimer. Namens de gemeente Apeldoorn is G.J.M. Gilissen verschenen, bijgestaan door mr. G.K. Slagter, advocaat te Amsterdam.
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
De voorzieningenrechter is anders dan verweerder voorshands van oordeel dat de statutaire doelstelling van de Wijkraad, te weten het bevorderen van het leefklimaat en de leefbaarheid in het werkgebied door het behartigen van de wijkbelangen met betrekking tot deze punten, niet te ruim en algemeen geformuleerd is om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het thans bestreden besluit te kunnen worden aangemerkt.
Naar voorlopig oordeel is het beroep van de Wijkraad dan ook ontvankelijk. Dat in de statuten het voeren van processen niet uitdrukkelijk is genoemd als middel om de doelstelling te bereiken staat daaraan niet in de weg.
De in geding zijnde kapvergunning is uitsluitend verleend in verband met de voorgenomen reconstructie van de onder 1. genoemde wegen.
Bij uitspraak van de voorzieningenrechter van heden met reg.nr.: 07/160 is de voor de betreffende wegreconstructie verleende vrijstelling van het bestemmingsplan geschorst tot een week na de uitspraak op het betreffende beroep, teneinde de eisende partij in die zaak in de gelegenheid te stellen om te reageren op de eerst bij brief van 6 februari 2007 door verweerder overgelegde geheel nieuwe rapportage van de gemeente zelf inzake het onderzoek luchtkwaliteit “De Voorwaarts” van januari 2007.
Onder deze omstandigheden is er aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening, inhoudende dat de bestreden kapvergunning eveneens wordt geschorst tot een week na de uitspraak op het beroep.
Niet is gebleken dat verzoekers proceskosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- schorst het bestreden besluit tot een week na verzending van de uitspraak op het beroep;
- bepaalt dat de gemeente Apeldoorn het betaalde griffierecht van € 141,- aan [naam verweerder 1] en
€ 281,- aan de Wijkraad vergoedt;
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.