ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ9229

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
16 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/196
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N.K. van den Dungen-Dijkstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van vrijstellingen voor de bouw van het Omnisportcentrum te Apeldoorn

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen op 16 februari 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van vrijstellingen verleend door de gemeente Apeldoorn voor de bouw van het Omnisportcentrum en de bijbehorende reconstructie van de Zuthpensestraat, de Laan van Erica en de Laan van Osseveld. De eisende partij, NSI Volumineuze Detailhandel B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de verleende vrijstellingen en kapvergunning, omdat de vrijstellingsprocedures niet correct zouden zijn verlopen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet alle relevante stukken ter inzage hebben gelegen en dat er kort voor de zitting een nieuw luchtkwaliteitsonderzoek was overgelegd door de gemeente, waar de eisende partij nog op wilde reageren. Dit leidde tot onduidelijkheid over de rechtmatigheid van de vrijstellingsbesluiten.

Desondanks heeft de voorzieningenrechter besloten om de bouwvergunning voor het Omnisportcentrum niet te schorsen, omdat de bouw al in mei 2006 was gestart en de werkzaamheden in een vergevorderd stadium verkeerden. Echter, de vrijstelling voor de wegreconstructie en de kapvergunning zijn wel geschorst, omdat de gemeente in het vrijstellingsbesluit enkel het belang van de wegreconstructie in verband met de bouw van het Omnisportcentrum had genoemd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoekster, NSI Volumineuze Detailhandel B.V., als belanghebbende kan worden aangemerkt, gezien de nabijheid van haar meubelboulevardterrein tot het Omnisportcentrum.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure bij het verlenen van vrijstellingen en de noodzaak om alle relevante informatie tijdig ter inzage te leggen. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende spoed was om de bouw van het Omnisportcentrum te schorsen, maar dat de andere vrijstellingen wel in twijfel werden getrokken. De uitspraak is niet bindend voor de bodemprocedure, die later zal worden behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 07/196
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
NSI Volumineuze Detailhandel B.V.
te Hoorn,
verzoekster,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 18 oktober 2006, waarbij aan de gemeente Apeldoorn vrijstelling op grond van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en reguliere bouwvergunning is verleend voor het oprichten van een Omnisportcentrum, bestaande uit een atletiek- en wielerhal, topsporthal en ondersteunende functies (kleed- en vergaderruimten), op het perceel, kadastraal bekend gemeente Apeldoorn, sectie M, nummers 4555, 4556, 4583, 4644, 4645, 8513, plaatselijk bekend “De Voorwaarts” te Apeldoorn.
2. Procesverloop
Namens verzoekster heeft mr. M.H.J. van Driel, advocaat te Amsterdam, bij brief van 23 november 2006 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. Bij brief van 6 februari 2007 is verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 februari 2007, waar mr. Van Driel voornoemd namens verzoekster is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J. Groeneveld en M.G.J. Beimer. Namens de gemeente Apeldoorn is G.J.M. Gilissen verschenen, bijgestaan door mr. G.K. Slagter, advocaat te Amsterdam.
3. Motivering
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure.
Op 28 april 2006 is bouwvergunning verleend voor het oprichten van de fundatie van het Omnisportcentrum. In mei 2006 is gestart met de bouw. De thans in geding zijnde bouwvergunning voor het oprichten van het Omnisportcentrum heeft betrekking op de verdere bouwwerkzaamheden.
Vooropgesteld wordt dat verzoekster naar voorlopig oordeel, anders dan verweerder meent, is aan te merken als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb. Daarbij heeft de voorzieningenrechter met name laten wegen dat de ruimtelijke uitstraling van het Omnisportcentrum, gelet op de aard en omvang van het te realiseren bouwwerk, aanzienlijk is en dat het meubelboulevardterrein van verzoekster op een afstand van slechts circa 200 m van het Omnisportcentrum ligt.
Het bouwplan/project past niet in de geldende bestemmingsplannen. Op grond van artikel 19, tweede lid, van de WRO, kan vrijstelling van het geldende bestemmingsplan worden verleend, in door het college van gedeputeerde staten van Gelderland, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening aangegeven categorieën van gevallen, mits het project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Verweerder heeft bij het bestreden besluit overwogen dat er sprake is van een goede ruimtelijke onderbouwing, gebaseerd op het op 27 oktober 2005 vastgestelde, maar nog niet onherroepelijke bestemmingsplan “De Voorwaarts”.
Bij uitspraak van 3 januari 2007 (zaaknr.: 200605309/4) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) na vereenvoudigde behandeling het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot goedkeuring van 13 juni 2006 vernietigd en goedkeuring aan het bestemmingsplan “De Voorwaarts” onthouden, wegens het niet ter inzage leggen van stukken die op het ontwerpplan betrekking hebben.
Het verzoek om vrijstelling heeft met ingang van 28 november 2005 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Daarbij is aangegeven dat tot en met 9 januari 2006 een ieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen tegen het verlenen van vrijstelling kan indienen bij verweerder.
Verzoekster heeft aangevoerd dat verweerder in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb, heeft gehandeld door het ontwerp van het te nemen vrijstellingsbesluit met betrekking tot de bouw van het Omnisportcentrum niet ter inzage te leggen en door niet alle daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp ter inzage te leggen.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat het betreffende ontwerpbesluit inderdaad niet ter inzage is gelegd en dat in elk geval de in de uitspraak van de Afdeling van 3 januari 2007 genoemde, op het ontwerpplan betrekking hebbende stukken, niet ter inzage zijn gelegd. De betreffende stukken, althans voor zover die (mede) betrekking hebben op de bouw van het Omnisportcentrum, zijn naar voorlopig oordeel eveneens redelijkerwijs nodig voor een beoordeling van het in geding zijnde vrijstellingsbesluit en de daarvoor met verwijzing naar het bestemmingsplan “De Voorwaarts” gegeven ruimtelijke onderbouwing.
Voorts heeft verweerder eerst bij brief van 6 februari 2007 een geheel nieuwe rapportage van de gemeente zelf inzake het onderzoek luchtkwaliteit “De Voorwaarts” van januari 2007 overgelegd en daarbij meegedeeld dat de eerder toegezonden rapportages ter zake van de KEMA en van Witteveen & Bos derhalve niet meer actueel zijn. Verzoekster behoudt zich uitdrukkelijk het recht voor om een contra-expertise te laten verrichten.
Gelet op het voorgaande is het voorshands ongewis of het bestreden besluit na herstel van de geconstateerde gebreken bij de nog te nemen beslissing op het bezwaar van verzoekster in stand zal kunnen blijven.
Verzoekster heeft pas in een (zeer) laat stadium verzocht om een voorlopige voorziening.
De in mei 2006 gestarte bouwwerkzaamheden met betrekking tot de fundering van het Omnisportcentrum zijn al geruime tijd voltooid en de bouwwerkzaamheden met betrekking tot de opbouw zijn blijkens de door verweerder overgelegde fotorapportage met daarbij de meest recente foto’s van 6 februari 2007 reeds ver gevorderd. Niet valt in te zien waarom verzoekster niet naast minnelijk overleg met betrekking tot verruiming van de gebruiksmogelijkheden van haar eigen meubelboulevardterrein met verweerder in of omstreeks mei 2006 om een voorlopige voorziening heeft kunnen verzoeken, al dan niet ter behoud van haar rechtspositie. In verband met het voorgaande is van belang dat verzoekster uitdrukkelijk geen bezwaar heeft tegen de komst van het Omnisportcentrum als zodanig, maar tegen de verdere invulling van het terrein op termijn met (grootschalige) detailhandel.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, thans een voorlopige voorziening vereist met betrekking tot de bouw van het Omnisportcentrum, hetgeen uiteraard onverlet laat dat de gemeente geheel op eigen risico bouwt.
Het verzoek om een voorlopige voorziening komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in proceskosten.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2007 in tegenwoordigheid van mr. P.M. Saedt als griffier.