ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ9231

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
21 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460496-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Elders
  • Borgerhoff Mulder
  • Van Breda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verkrachting in de gemeente Putten na twijfel over betrouwbaarheid van het slachtoffer

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting in de gemeente Putten op 10 september 2006, heeft de Rechtbank Zutphen op 21 februari 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], grondig onderzocht. Tijdens de zitting hebben zowel de officier van justitie als de raadsvrouw van de verdachte betoogd dat de verdachte vrijgesproken moest worden. De raadsvrouw voegde hieraan toe dat het slachtoffer een valse aangifte had gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen biologisch bewijs was dat de verdachte met het slachtoffer in contact was geweest, zoals bleek uit het onderzoek van de zedenkit. Ook de technische recherche vond geen sporen op de plaats delict, wat de verklaring van het slachtoffer verder ondermijnde. Bovendien kon het slachtoffer geen gedetailleerde informatie geven over de verkrachtingen zelf, terwijl zij wel in detail kon vertellen over gebeurtenissen die zich kort voor en na de vermeende verkrachtingen hadden voorgedaan. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de verklaring van het slachtoffer onvoldoende betrouwbaar was.

De rechtbank oordeelde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte het tenlastegelegde feit had gepleegd. Daarom werd de verdachte vrijgesproken. De verdachte had in totaal 112 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht voordat hij op 8 januari 2007 in vrijheid werd gesteld. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zutphen, onder leiding van voorzitter mr. Elders, met de rechters Borgerhoff Mulder en Van Breda. Mr. Borgerhoff Mulder was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460496-06
Uitspraak d.d.: 21 februari 2007
TEGENSPRAAK / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [plaats] ([land]) op [geboortedatum],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
wonende te [plaats] ([land]), [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 januari 2007 en 21 februari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Hij op of omstreeks 10 september 2006 in de gemeente Putten door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) mevrouw [slac[slachtoffer] (telkens) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] hebbende verdachte die [slachtoffer] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht en/of die [slachtoffer] een tongzoen heeft gegeven en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- die [slachtoffer] buiten een café (café De Vierwinden) heeft opgewacht en/of
- die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, achterna is gefietst, althans heeft gevolgd en/of
- (op de Voorthuizerstraat) de fiets van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of die [slachtoffer] heeft belet weg te fietsen en/of
- die [slachtoffer] heeft vastgehouden en/of
- die [slachtoffer] in de bosjes van een parkeerplaats heeft getrokken en/of geduwd en/of
- de broek van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken, althans omlaag getrokken en/of
- op of in de nabijheid van de oprit van een woning aan de Voorthuizerstraat die [slachtoffer]
(opnieuw) heeft vastgepakt en/of in de struiken heeft getrokken en/of geduwd en/of
- misbruik heeft gemaakt van het uit feitelijke verhouding voortvloeiende overwicht en/of
zijn, verdachtes, fysieke (lengte ongeveer 1.80 - 2.00 meter) overwicht en/of
(aldus) voor die [slachtoffer] (telkens) een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
1. Ter terechtzitting hebben de officier van justitie en de raadsvrouw betoogd dat verdachte behoort te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. De raadsvrouw heeft daaraan toegevoegd dat aangeefster [slachtoffer] een valse aangifte heeft gedaan.
2. Op 10 september 2006 werd door [voornaam slachtoffer] [slachtoffer] aangifte van verkrachting gedaan. Zij verklaarde tegenover de politie dat zij op 9 september 2006 ’s avonds met haar vriendin [voornaam vriendin] naar café ‘De Vierwinden’ in Putten was gegaan. Ze hadden daar veel bekenden gezien en er waren ook een aantal onbekende jongens, die een vreemde taal spraken. [voornaam vriendin] was op een gegeven moment weggegaan en [slachtoffer] raakte aan de praat met één van de onbekende jongens, waarvan later bekend werd dat het de verdachte was. Ze bood hem nog een biertje aan. [slachtoffer] verklaarde dat ze alleen maar een praatje wilde maken met deze man en dus niets seksueels wilde. Ze had wel het idee dat hij meer wilde. [slachtoffer] verklaarde dat het haar wel streelde dat ze aandacht kreeg van zo’n jonge jongen en het viel haar op dat hij zulke blauwe ogen had. Ze wilde echter niets met hem. Toen het café ging sluiten, inmiddels op 10 september 2006, fietste ze alleen weg. [slachtoffer] verklaarde dat ze op een gegeven moment bemerkte dat de verdachte achter haar aan kwam, bij haar kwam staan en haar wilde kussen. Omdat ze dat niet wilde, fietste ze naar eigen zeggen verder. Even verderop zou de jongen haar hebben achterhaald. Aangeefster stelde dat zij toen in de bosjes op een parkeerplaats werd verkracht door de jongen.
Na deze verkrachting wilde [slachtoffer] naar het huis van een vriendin gaan, die kennelijk in de buurt van de parkeerplaats woonde. Omdat het echter midden in de nacht was, durfde ze niet aan te bellen. [slachtoffer] verklaarde vervolgens dat ze toen terugliep naar haar fiets en wederom de verdachte zag. Vervolgens werd ze naar eigen zeggen opnieuw verkracht, ditmaal in de bosjes tegenover dat huis.
3. De rechtbank moet een oordeel geven over de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer]. De rechtbank zal dat oordeel baseren op feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken. Het gaat daarbij om de volgende feiten en omstandigheden, die niet verenigbaar zijn met de verklaring van aangeefster, maar die de rechtbank als vaststaand aanneemt:
a) kort na de beweerde verkrachtingen is in het ziekenhuis in Harderwijk een zedenkit van het slachtoffer afgenomen. Onderzoek aan de zedenkit kan in het algemeen aantonen of er seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen een aangeefster en een verdachte. Het Nederlands Forensisch Instituut heeft na onderzoek echter geen enkel biologisch spoor van verdachte aangetroffen. Het is dus niet aannemelijk dat er seksueel contact heeft plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster.
b) de technische recherche heeft de plaats van het delict onderzocht. Deze plek werd door het slachtoffer zelf aangewezen als zijnde de plek waar de verdachte zich aan haar zou hebben vergrepen. De technische recherche heeft op deze plaats echter geen enkel spoor aangetroffen. In het proces-verbaal van bevindingen wordt door de verbalisanten zelfs opgemerkt dat de plaats waar de verkrachting zou hebben plaatsgevonden geheel maagdelijk was. Het is dan ook niet aannemelijk dat zich op die plaats iets als een worsteling, zoals men die zou verwachten indien sprake was van een verkrachting, heeft voorgedaan.
c) daar waar aangeefster in detail heeft verklaard over gebeurtenissen die kort voor en kort na de verkrachtingen plaatsvonden, kon zij over de verkrachtingen zelf vrijwel geen enkel detail geven.
d) aangeefster verklaarde tegenover de politie dat zij tweemaal kort achter elkaar was verkracht. Uit de verklaring van haar broer [naam broer] blijkt dat aangeefster echter tegen hem had gezegd dat ze eenmaal was verkracht.
De rechtbank acht de verklaring van aangeefster hierom onvoldoende betrouwbaar en stelt vast dat er verder geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die de aangifte bevestigen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft tot op heden 112 dagen in voorlopige hechtenis doorgebracht. De officier van justitie heeft verdachte op 8 januari 2007 in vrijheid gesteld.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 februari 2007. Mr. Borgerhoff Mulder is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.