ECLI:NL:RBZUT:2007:AZ9730

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/285
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. van Duyvendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op demonstratie van het Comité Stop Extreem Rechts tegen de Nederlandse Volksunie in Doetinchem

Op 23 februari 2007 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een zaak waarin de burgemeester van Doetinchem een demonstratie van het 'Comité Stop Extreem Rechts' op 24 februari 2007 had verboden. Dit verbod was ingesteld ter voorkoming van ernstige wanordelijkheden, aangezien op dezelfde dag een demonstratie van de Nederlandse Volksunie (NVU) was aangekondigd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van het Comité om het verbod te schorsen afgewezen, waarbij hij de vrees van de burgemeester voor confrontaties tussen de twee groepen gegrond achtte.

De burgemeester had eerder de organisatie van het Comité de kans gegeven om hun demonstratie aan te passen, maar er was onvoldoende zekerheid dat de demonstratie om 12.00 uur zou eindigen, zoals door het Comité was voorgesteld. De rechter oordeelde dat het risico van vermenging van de conflicterende groepen demonstranten reëel was, vooral gezien eerdere ervaringen met soortgelijke demonstraties. De voorzieningenrechter benadrukte dat het recht op betoging grondwettelijk is, maar dat een verbod gerechtvaardigd kan zijn als er een dreiging van ernstige wanordelijkheden bestaat.

Uiteindelijk concludeerde de rechter dat de burgemeester in redelijkheid had kunnen besluiten tot het verbieden van de demonstratie, en dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De uitspraak werd gedaan in het openbaar, waarbij de rechter de belangen van de openbare orde en veiligheid zwaarder liet wegen dan het recht op demonstratie.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Voorzieningenrechter
Reg.nr.: 07/285
Uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen:
[verzoeker]
verzoeker,
en
de burgemeester van de gemeente Doetinchem
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van 19 februari 2007, waarbij verweerder een door verzoeker aangekondigde demonstratie op 24 mei 2007 in het centrum van Doetinchem op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties (Wom) heeft verboden.
2. Procesverloop
Bij brieven van 21 februari 2007 heeft mr. M. Schuckink Kool, advocaat te Den Haag, namens verzoeker een bezwaarschrift bij verweerder ingediend en tevens verzocht om een voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het verzoek is behandeld ter zitting van 23 februari 2007, waar verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. F. Voerman, advocaat te Doetinchem, R.P.J. Hengeveld en G.J. van Setten.
3. Motivering
3.1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist.
3.2. Bij e-mail van 12 februari 2007 heeft verzoeker verweerder in kennis gesteld van het voornemen om op 24 februari 2007 van 11.00 tot 13.00 met het Comité Stop Extreem Rechts (hierna: het Comité), waarin onder meer AFA Nederland is vertegenwoordigd, een demonstratie te houden in het centrum van Doetinchem. Deze demonstratie is gericht tegen een demonstratie van de Nederlandse Volksunie (NVU) op dezelfde dag van 13.00 tot
17.30 uur in het centrum van Doetinchem. De demonstratie van de NVU is, omdat daarvan eerder een kennisgeving was ontvangen, niet door verweerder verboden, maar wel bij besluit van 19 februari 2007 aan een routebeperking onderworpen, onder meer ter voorkoming van wanordelijkheden. Dit besluit van verweerder staat in dit geding niet ter discussie.
3.3. Bij e-mail van 14 februari 2007 heeft verweerder verzoeker in kennis gesteld van zijn voornemen om de demonstratie van het Comité te verbieden en verzoeker in de gelegenheid gesteld daarop uiterlijk 16 februari 2007 om 11.00 uur zijn zienswijze te geven. Van deze mogelijkheid heeft verzoeker geen gebruik gemaakt.
Vervolgens heeft verweerder bij het bestreden besluit de demonstratie verboden en daaraan ten grondslag gelegd dat met het plaatsvinden van twee demonstraties, met voornamelijk tegenstrijdige intenties, de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden ernstig in het gedrang komt. Verweerder heeft daarbij in aanmerking genomen dat in het recente verleden bewust gezochte confrontaties tussen groeperingen van de NVU en de AFA hebben geleid tot wanordelijkheden, ondanks een grote inzet van de politie.
3.4. Nadat verzoeker bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, heeft op 22 februari 2007 overleg plaatsgevonden tussen verzoeker en verweerder over alternatieven. Daarbij heeft verzoeker aangegeven de demonstatie een uur eerder, derhalve om 12.00 uur, te willen laten eindigen en bereid te zijn tot aanpassing van de route, echter met behoud van het station als start- en eindpunt, evenals de demonstratie van de NVU.
Verweerder heeft na dit overleg geen aanleiding gezien het gegeven verbod te herroepen.
Daarbij heeft verweerder, zoals ter zitting is uiteengezet, in aanmerking genomen dat verzoeker niet heeft aangetoond dat het Comité onder zijn leiding staat en dat hij de demonstranten met macht en gezag kan toespreken en aanspreken, en dat verzoeker geen zekerheid kan verschaffen over het aantal demonstranten van AFA en van de twee andere deelnemende groeperingen, Aksi en DHD. Niet in de laatste plaats heeft verweerder in aanmerking genomen dat verzoeker niet kan garanderen dat de demonstratie om 12.00 uur daadwerkelijk beëindigd is. Het evidente risico van zich vermengende conflicterende groepen demonstranten is daarmee gegeven, aldus verweerder.
3.5. Verzoeker heeft in dit verband aangevoerd – kort samengevat – dat hij wel concrete aantallen demonstranten heeft kunnen noemen (100 tot 250), dat in dit geval te hoge eisen worden gesteld aan de leiding van de demonstratie en dat ten onrechte wordt tegengeworpen dat er verschillende actiegroepen aan de demonstratie deelnemen. Gelet op de jurisprudentie gaat het immers om de vraag of voldoende politie kan worden ingezet om wanordelijkheden te voorkomen of te bestrijden. Volgens verzoeker heeft verweerder niet aangetoond dat dit niet mogelijk is.
3.6. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, gelet op het grondwettelijk karakter van het recht van betoging, een verbod van een betoging op grond van artikel 5, eerste lid, van de Wom ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden slechts gerechtvaardigd is indien er een bestuurlijke overmachtsituatie dreigt te ontstaan. Dat is het geval wanneer de betoging naar redelijke verwachting gepaard zal gaan met dermate ernstige wanordelijkheden, dat er niet voldoende politie kan worden ingezet om de veiligheid van burgers en goederen adequaat te beschermen. De rechter dient binnen dit kader met de nodige terughoudendheid te beoordelen of de burgemeester in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het verbieden van de aangekondigde demonstratie.
3.7. Gelet op eerdere ervaringen in verschillende gemeenten bij extreemrechtse betogingen, zoals die van de NVU, dan wel tegen “extreemrechts” gerichte betogingen, zoals die van het Comité, kan de voorzieningenrechter verweerder volgen in diens standpunt dat de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden ernstig in het gedrang komen, als beide aangekondigde demonstraties op dezelfde dag in elkaar overlopend (om 13.00 uur bij het station) zouden plaatsvinden. Dit wordt door verzoeker ook niet betwist.
Ter beoordeling staat thans – gegeven de bereidheid van verzoeker tot aanpassingen – of verweerder, in plaats van een verbod te geven, de demonstratie van het Comité zou behoren toe te staan met de beperking dat deze eindigt om 12.00 uur bij het station en met eventuele beperkingen ten aanzien van de route tussen start- en eindpunt bij het station.
In dit verband kan – gelet op het verhandelde ter zitting – verweerder worden gevolgd in zijn opvatting dat onvoldoende zicht bestaat op het aantal te verwachten deelnemers aan de demonstratie van het Comité, vooral ook van de zijde van de aan het Comité gelieerde groeperingen DHD en Aksi, en dat onvoldoende zekerheid bestaat dat verzoeker en zijn medeorganisatoren in staat zullen zijn de demonstratie daadwerkelijk om 12.00 uur te laten eindigen en de deelnemers huiswaarts te laten keren. De verwachting dat conflicterende groepen demonstranten zich zullen vermengen – vooral tussen 12.00 en 13.00 uur bij het station – is dan ook alleszins gerechtvaardigd. Hiervan uitgaande kan redelijkerwijs worden verwacht dat dermate ernstige wanordelijkheden ontstaan, dat de beschikbare politiemacht – naar ter zitting is verklaard circa 200 manschappen – onvoldoende is om de veiligheid van burgers en goederen adequaat te beschermen.
3.8. Dit leidt tot het (voorlopig) oordeel dat verweerder de aangekondigde demonstratie van het Comité – ook als deze in tijd beperkt zou worden tot 12.00 uur – in redelijkheid heeft kunnen verbieden. Er is derhalve geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening.
3.9. Voor een veroordeling in proceskosten bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank:
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.