RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Minderjarige
Parketnummer: 06/460439-06
Uitspraak d.d.: 6 februari 2007
Tegenspraak / dip - oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 23 januari 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks de periode van 18 juni 2006 in de gemeente Winterswijk met [slachtoffer A] (geboren op [geboortedatum] 1992), van wie hij wist dat zij aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- haar vagina betast en/of zijn vinger(s) in haar vagina gebracht/geduwd, althans haar gevingerd en/of
- zijn penis in haar vagina gebracht/geduwd, althans die [slachtoffer A] gepenetreerd;
art 243 Wetboek van Strafrecht
Hij op of omstreeks de periode van 18 juni 2006, in de gemeente Winterswijk, met [slachtoffer A], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, buiten echt een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- haar vagina betast en/of zijn vinger(s) in haar vagina gebracht/geduwd, althans haar gevingerd en/of
- zijn penis in haar vagina gebracht/geduwd, althans die [slachtoffer A] gepenetreerd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2006 in de gemeente Aalten [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je door de kop heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft hij met zijn hand een pistool gemaakt en die hand tegen het hoofd/de slaap van die [slachtoffer B] gedrukt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2006 in de gemeente Aalten opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Zij overweegt daartoe dat, ofschoon verdachte wist dat het slachtoffer naar dezelfde school ging als zijn broertje, zijnde een school voor kinderen met onder andere leerproblemen, deze wetenschap niet voldoende is om aan te nemen dat verdachte wist, en evenmin willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het slachtoffer leed aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil omtrent seksuele handelingen te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 (subsidiair)
hij op 18 juni 2006, in de gemeente Winterswijk, met [slachtoffer A], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van 16 jaren had bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, immers heeft verdachte
- haar vagina betast en zijn vinger in haar vagina gebracht/geduwd en
- zijn penis in haar vagina gebracht;
hij op 21 oktober 2006 in de gemeente Aalten [slachtoffer B] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer B] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik schiet je door de kop heen", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en heeft hij met zijn hand een pistool gemaakt;
hij op 21 oktober 2006 in de gemeente Aalten opzettelijk mishandelend [slachtoffer C] heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Overweging ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Door en namens verdachte is ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat er in het onderhavige geval geen sprake is van ontuchtige handelingen, aangezien het gaat om vrijwillig contact tussen verdachte en het slachtoffer, die slechts in geringe mate van leeftijd verschillen. De raadsman heeft hierbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 24 juni 1997 (NJ 1997/676). Daarnaast is aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat het seksueel contact met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden en dat hij verklaard heeft gestopt te zijn met de penetratie van het slachtoffer, toen zij aangaf dat die haar pijn deed. Ook uit haar verklaring blijkt van instemming: zij heeft tegen verdachte gezegd dat hij er één keer in en uit mocht.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De zeventienjarige verdachte heeft de bewezenverklaarde handelingen gepleegd met [slachtoffer A] toen zij veertien jaren oud was. Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht strekt tot bescherming van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar tegen het ondergaan van ernstige seksuele handelingen. Onder omstandigheden kan aan zodanige handelingen met een minderjarige tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken, indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen.
Uit de te hanteren bewijsmiddelen blijkt echter dat het seksuele contact niet (steeds) geheel vrijwillig heeft plaatsgevonden. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij meerdere keren ‘stop’ heeft geroepen, maar dat verdachte desalniettemin is doorgegaan met het seksueel binnendringen van het slachtoffer. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat het slachtoffer heeft gezegd dat zij pijn had, een aantal malen heeft gezegd dat zij niet meer wilde en een aantal malen “au” heeft gezegd. Voorts heeft hij verklaard dat hij eerder had moeten stoppen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder 1 subsidiair, 2 en 3 is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair : Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2 : Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3 : Mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 9 januari 2007 opgemaakt door drs. M. van Heteren-van Namen (GZ-psycholoog)
Met de conclusie van dat rapport, te weten dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht, kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank met name gelet op het hiervoor reeds vermelde rapport. Uit dit rapport komt – kort samengevat – het volgende naar voren.
Bij betrokkene is sprake van een enigszins gebrekkige ontwikkeling in de zin van een gedragsstoornis en poly middelenmisbruik. Hij heeft een onrijpe persoonlijkheid en weinig innerlijke structuur. Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Betrokkene lijkt te weinig begrensd in de thuissituatie. Hij is gericht op primaire behoeftebevrediging en het reageren op interne en externe prikkels. Hij heeft door zwakke taalvaardigheid weinig woorden in denken en spreken beschikbaar om het gedrag en het voelen te begeleiden. Ten aanzien van de zedendelinquentie zijn er naast puur seksueel opportunisme ook aanwijzingen voor zowel obsessief met seks bezig zijn als voor het seksualiseren van verdrongen boosheid/wraakzucht, hetgeen verklaart waarom hij is gerecidiveerd. De geweldsdelinquentie alsmede de bedreiging vonden onder invloed van alcohol plaats. De rem op de niet in de persoonlijkheid geïntegreerde agressie valt dan weg en ook in deze tenlastelegging is sprake van wraakzucht. De invloed van de gedragsstoornis en het middelenmisbruik moet dan ook als vrij groot worden geschat. Ten aanzien van de tenlastegelegde feiten moet hij enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden geacht. Hij is zich voldoende bewust van het ongeoorloofde van zijn handelen. Hij is gericht op een op kinderlijke wijze afdwingen van zorg. Hij streeft directe behoeftebevrediging na, alcohol, drugs en seks. De voedingsbodem voor soortgelijke grensoverschrijdingen zijn nog immer bij betrokkene aanwezig.
Betrokkene is gebaat bij een intensief zedenbehandelprogramma, dat gericht is op integratie van denken, voelen en gedrag, naast de cognitieve controle op het (seksuele) handelen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat naar de ervaring leert, delicten als het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde, veelal de oorzaak zijn van langdurige en ingrijpende (psychische) problemen bij het directe slachtoffer. Door aldus te handelen heeft verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking de recidive van verdachte terzake van eenzelfde feit.
In het voordeel van verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte sinds 5 januari 2007 aan de Individuele Traject Begeleiding (ITB) Harde Kern is begonnen en dat dit tot op heden goed verloopt. De rechtbank acht het van belang dat verdachte dit traject voortzet en zal derhalve de hier na te melden bijzondere voorwaarde aan hem opleggen. In de rapporten van de Jeugdreclassering van 18 januari 2007 en de Raad voor de Kinderbescherming van
19 januari 2007 wordt dit eveneens geadviseerd, naast (onder meer) een zedenbehandeling. Ook deze wordt in de hier na te melden bijzondere voorwaarde betrokken.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke vrijheidsstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van 27 november 2006 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 18 november 2005 (parketnummer 06/460366-05) voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van één week van oordeel, dat – gelet op de persoon en omstandigheden van de veroordeelde – de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met één (1) jaar moet worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 27, 77a, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77cc, 77gg, 245, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 subsidiair, 2 en 3 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 246 (tweehonderd en zesenveertig) dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 170 (honderd zeventig) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de William Schrikker Groep, afdeling Jeugdreclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte het ITB Harde Kern traject dient voort te zetten en dat een (ambulante) zedenbehandeling zal volgen.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 18 november 2006, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van deze rechtbank van 18 november 2005 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van één week en verlengt de proeftijd als vermeld in dat vonnis met een termijn van 1 (één) jaar.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, tevens plaatsvervangend kinderrechter, De Bie en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2007.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken