ECLI:NL:RBZUT:2007:BA0130

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
7 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460607-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • Elders
  • Van Breda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging en belaging na poging tot doodslag en zware mishandeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 7 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn ex-echtgenote en een familielid met zijn auto had bedreigd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze zware aanklachten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op levensberoving of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan belaging en bedreiging van zijn ex-echtgenote en haar familielid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte stelselmatig inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers door hen te volgen en te bedreigen, wat leidde tot angst en onveiligheid. De verdachte kreeg een taakstraf van 120 uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis zou worden toegepast. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 134 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en werd hem de bevoegdheid om motorvoertuigen te besturen ontzegd voor de duur van vier maanden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en vond dat de opgelegde straffen passend waren.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460607-06
Uitspraak d.d.: 7 maart 2007
TEGENSPRAAK / dip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 september 2006 te Emst, althans in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (zijn ex-echtgenote) [slacht[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, als bestuurder van een personenauto/bus met dat opzet met hoge snelheid en/of op (zeer) korte afstand op, althans in de richting van deze (fietsende) [slachtoffer 1] en/of die (fietsende) [slachtoffer 2] is afgereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 2, incident 3)
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 september 2006 te Emst, althans in de gemeente Epe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (zijn ex-echtgenote) [slacht[slachtoffer 1] en/of aan [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, als bestuurder van een personenauto/bus met dat opzet met hoge snelheid en/of op (zeer) korte afstand op, althans in de richting van deze (fietsende) [slachtoffer 1] en/of die fietsende) [slachtoffer 2] is afgereden en/of ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(incident 2, incident 3)
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de nacht van 22 op 23 september 2006 te Emst, althans in de gemeente Epe, (zijn ex-echtgenote) [slacht[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met hoge snelheid en/of met groot licht en/of op (zeer) korte afstand, op, althans in de richting van deze (fietsende) [slachtoffer 1] en/of deze (fietsende) [slachtoffer 2] afgereden en/of ingereden;
(incident 2, incident 3)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 09 november 2006 te Emst, gemeente Epe, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
- (zijn ex-echtgenote) [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 2],
in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte (een groot aantal malen)
- genoemde [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] gebeld en/of ge-SMSt
- genoemde [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] hinderlijk
geobserveerd en/of hinderlijk gevolgd en/of zich hinderlijk in de omgeving van
deze [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] opgehouden en/of hinderlijk
(een) foto(s) van genoemde [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- twee/een felicitatiekaart(en) naar deze [slachtoffer 1] gestuurd en/of
- genoemde [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] bedreigd met een
misdrijf tegen het leven gericht, althans met een ernstig misdrijf en/of
- genoemde [slachtoffer 2] hinderlijk gevolgd en/of zich hinderlijk in de omgeving
van die [slachtoffer 2] opgehouden en/of aan deze (meermalen) op straat de woorden
heeft toegevoegd: "Ga aan de kant" en/of "Vies ventje" en/of (meermalen) zijn
middelvinger naar die [slachtoffer 2] opgestoken en/of anderszins beledigd;
(incident 1, incident 4)
art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 21 april 2006 te Vaassen, gemeente Epe, [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/is verdachte opzettelijk dreigend op (zeer) korte afstand (schuin) achter en/of naast het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig gereden en/of (daarbij) naar rechts, althans in de richting van, het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig, gestuurd en/of (vervolgens) tegen het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig aangereden en/of aangegleden en/of gebotst;
(Gevoegde zaak, Parketnummer 06/801268-06)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 21 april 2006 te Vaassen, gemeente Epe, als bestuurder van een voertuig (auto met kenteken [nummer]), heeft gereden over de volgende weg, de Emsterweg, waarbij hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig
- geheel of gedeeltelijk op een fietspad heeft gestaan en/of gereden en/of geheel of gedeeltelijk heeft gekeerd, en/of
- (vervolgens)(ter plaatse waar de weg was verdeeld in twee rijstroken, door
middel van een doorgetrokken streep) geheel of gedeeltelijk aan de voor hem,
verdachte, linkerzijde van een doorgetrokken streep op de weghelft voor
tegemoetkomend verkeer heeft gereden, en/of
- (vervolgens) op (zeer) korte afstand (schuin) achter en/of naast het door
[slachtoffer 3] bestuurde voertuig gereden en/of (daarbij) naar rechts, althans
in de richting van, het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig, gestuurd en/of
(vervolgens) tegen het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig is aangereden
en/of aangegleden en/of gebotst,
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(gevoegde zaak, Parketnr 06/801268-06)
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde, en hem zal veroordelen terzake van het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 primair tenlastegelegde.
2. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte niet schuldig is aan het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. Tevens voerde de raadsman aan dat het onder 2 tenlastegelegde niet kan worden bewezen aangezien er geen stelselmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van anderen. Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat het onder 3 primair en subsidiair tenlastegelegde niet kan worden bewezen. Voor wat betreft het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. In het hoofdproces-verbaal (voetnoot 1) is door de politie een samenvatting gegeven van het opsporingsonderzoek. Hieruit blijkt onder meer dat verdachte was getrouwd met [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] en dat zij drie kinderen hedden. [slachtoffer 1] heeft omstreeks januari 2006 de beslissing genomen dat zij van verdachte wilde scheiden. Die scheiding is inmiddels ook een feit. Verdachte heeft die beslissing van [slachtoffer 1] moeilijk kunnen verkroppen. Als gevolg daarvan heeft zich een aantal incidenten voorgedaan. Dat heeft ook geleid tot meerdere aangiften terzake van meerdere strafbare feiten. Deze feiten zullen hieronder nader worden besproken.
Ten aanzien van feit 1
4. [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] heeft op 25 september 2006 aangifte gedaan van poging tot doodslag. In haar aangifte (voetnoot 2) verklaarde [slachtoffer 1] dat zij op vrijdag 22 september 2006 met haar zoon [voornaam zoon] en met haar oom [voornaam slachtoffer 2] [slachtoffer 2] op de verjaardag van haar vader is geweest. Deze verjaardag was in Vaassen. Toen zij laat die avond terug fietste naar haar woning aan de [adres] in Emst, zag zij dat uit tegengestelde richting over de [adres] een auto met grote snelheid en met groot licht in hun richting kwam. Omdat de auto uit het niets opdook, vermoedde zij dat de bestuurder van deze auto hen had opgewacht. Bij nadering van de auto zag zij dat het een rode bestelbus betrof en zij herkende deze als de bestelbus van verdachte. [slachtoffer 1]f verklaarde dat zij zag dat de bestuurder van de bus zijn voertuig in haar richting stuurde. Ze is toen de berm in gefietst en bleef daar staan. De bus passeerde haar op zeer korte afstand. [slachtoffer 1] zelf schat die afstand op nog geen 20 centimeter. Het ging allemaal heel snel en ze vermoedde dat de bestuurder de andere kant op stuurde toen deze zag dat [slachtoffer 1]'s zoon [voornaam zoon] achter haar stond.
Toen de bus haar en [voornaam zoon] voorbij reed, zag [slachtoffer 1] dat de bestuurder van de bus het stuur wederom naar links trok en in de richting van haar oom [slachtoffer 2] reed. Ze had de indruk dat hij hem angst wilde aanjagen. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat ze de bestuurder weliswaar niet heeft gezien, maar dat ze zeker wist dat het om de bus ging van verdachte en dat er in de regel ook geen andere mensen in de bus van verdachte reden.
5. Ook [slachtoffer 2] heeft van dit gebeuren aangifte gedaan. Hij verklaarde(voetnoot 3) dat hij vlak voor middernacht op 22 september 2006 terug fietste van Vaassen naar Emst, samen met [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] en haar zoon [voornaam zoon]. Op de [adres] te Emst zagen zij plotseling uit tegengestelde richting een auto naderen. Deze auto voerde groot licht en dat grote licht was er ineens. Omdat [slachtoffer 2] ervan overtuigd was dat het verdachte was die hen naderde, waarschuwde hij [slachtoffer 1] en haar zoon. De auto kwam met hoge snelheid hun kant op. Toen de auto vlakbij was, stapte [slachtoffer 2] van zijn fiets en ging in de berm staan. Hij zag de auto recht op hem af komen. De auto ging vlak langs hem heen. [slachtoffer 2] schat dat de afstand niet groter dan 20 centimeter was. Toen de auto passeerde voerde deze nog steeds groot licht en reed nog steeds met hoge snelheid. [slachtoffer 2] zag toen dat het de rode bus was waar verdachte normaliter in reed.
6. De zoon van verdachte en van [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1], [voornaam zoon], was getuige van het incident. Ten tijde van het gebeuren was hij 14 jaar oud. Bij de politie verklaarde (voetnoot 4) hij dat hij samen met zijn moeder en zijn oom [voornaam slachtoffer 2] [slachtoffer 2] rond middernacht terug fietste van Vaassen naar Emst. Toen ze in een bocht van de [adres] fietsten, naderde hen vanuit tegemoetkomende richting een auto. Deze auto verblindde hen omdat de auto groot licht voerde. [voornaam zoon] zag dat de auto hen met een behoorlijke snelheid naderde. Voor de zekerheid ging hij samen met zijn moeder in de berm staan. Toen de auto zijn moeder en hem passeerde, zag hij dat de bestuurder van deze auto naar links stuurde en op [slachtoffer 2] af reed. Op het laatste moment stuurde de bestuurder van die auto weer naar rechts. [slachtoffer 2] werd net niet geraakt. [voornaam zoon] heeft verder verklaard dat hij zag dat de auto een Hyundai H200 betrof, met een rode kleur. Hij herkende deze als de bestelbus van zijn vader.
7. Verdachte heeft over dit gebeuren verklaard (voetnoot 5) dat hij zich niet kan herinneren dat hij op die vrijdagavond, 22 september 2006, [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] en [voornaam slachtoffer 2] [slachtoffer 2] op de [adres] in de buurt van zijn oude woning is tegengekomen. Verdachte verklaarde dat hij normaal gesproken op vrijdagavonden naar de thuiswedstrijd van de voetbalvereniging AGOVV gaat en dat hij dan met zijn eigen rode bestelbus gaat.
8. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair en 1 subsidiair tenlastegelegde niet is bewezen. Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt namelijk dat er geen sprake was van opzet op levensberoving danwel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, aangezien de bestuurder van de rode bestelbus telkens op het laatste moment een zodanige stuurbeweging maakte, dat het gevaar voor een aanrijding daarmee week. Een dergelijke manier van rijden is geen aanwijzing voor een opzet op doodslag of op zware mishandeling, maar levert wel een bedreiging op.
Weliswaar heeft de verdachte verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] die avond op de [adres] is tegengekomen, maar in die verklaring ligt ook impliciet besloten dat verdachte die avond wel op de [adres] is geweest. [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1], [voornaam zoon] [achternaam] en [voornaam slachtoffer 2] [slachtoffer 2] hebben de rode bestelbus ook herkend als de bestelbus van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank kan er dan ook geen twijfel over bestaan dat het verdachte was die in de nacht van 22 op 23 september 2006 op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is ingereden. Het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde kan dan ook worden bewezen.
Ten aanzien van feit 2
9. [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] heeft op 24 oktober 2006 aangifte (voetnoot 6) van belaging gedaan. Tevens heeft zij aangegeven dat zij wenste dat verdachte (voetnoot 7) zou worden vervolgd. In haar aanvullende verklaring (voetnoot 8) verklaarde [slachtoffer 1] dat verdachte vervelend begon te doen vanaf het moment dat zij hem vertelde dat zij van hem wilde scheiden. [slachtoffer 1] verklaarde dat het aanvankelijk begon met scheldpartijen en pesterijen. Zo liep verdachte bewust in de weg als [slachtoffer 1] bij het aanrecht moest zijn en deed hij natte was met opzet in de wasdroger waardoor een brandlucht ontstond en de kleding opnieuw moest worden gewassen. Ook maakte hij de ketting van de hond los, terwijl deze aan de ketting moest worden gehouden voor de veiligheid van andere dieren, en zette hij met opzet de ramen open als het koud was. Tevens werden door verdachte nare opmerkingen gemaakt in de richting van [slachtoffer 1].
[slachtoffer 1] verklaarde verder dat verdachte haar begon te volgen. Wanneer zij van huis ging, reed verdachte haar achterna. Wanneer zij naar haar ouders ging, of naar haar zus, of naar de plaatselijke supermarkt, vergezelde verdachte haar opzichtig met zijn bestelbus.
Toen de situatie onhoudbaar werd, besloot [slachtoffer 1] om gedurende korte tijd met de kinderen bij haar ouders te gaan wonen. Ook daar werd zij lastig gevallen, aangezien verdachte geregeld door de straat reed waar [slachtoffer 1] toen verbleef en omdat haar ouders geregeld anonieme telefoontjes ontvingen.
Ook nadat verdachte het pand waar [slachtoffer 1] en haar kinderen woonden op last van de rechter had verlaten, bleef hij haar volgens [slachtoffer 1] hinderlijk volgen. Verdachte stak dan ook wel eens een middelvinger op. [slachtoffer 1] verklaarde dat verdachte haar bewust opzocht. Hij wist waar zij mogelijk kon zijn en hoe haar auto eruit zag en hij reed dan provocerend langs.
Uit de verklaring van [slachtoffer 1] blijkt dat verdachte in de periode vanaf 29 april 2006 vrijwel dagelijks met zijn bestelbus met lage snelheid langs de woning reed. In haar verklaring wordt een groot aantal incidenten genoemd waarbij verdachte betrokken was.
Verdachte zocht ook steeds contact met [voornaam zoon] en [voornaam dochter], respectievelijk zoon en dochter van [slachtoffer 1], terwijl zij hadden aangegeven contact met verdachte niet op prijs te stellen.
10. Ook [voornaam zoon] [achternaam] heeft daarover verklaard. Uit zijn verklaring (voetnoot 9) blijkt dat verdachte hem vanaf juli 2006 telkens begon te bellen op zijn mobiele telefoon. Ook wanneer hij verdachte te kennen gaf niet langer gediend te zijn van zijn telefoontjes, werd [voornaam zoon] gebeld. Ook verklaarde [voornaam zoon] dat verdachte vaak langs hun woning aan de [adres] in Emst reed, in zijn rode bus. Wanneer hij iemand zag, dan stak verdachte altijd een middelvinger op, aldus [voornaam zoon]. Ook zijn oom [voornaam slachtoffer 2] [slachtoffer 2] zou door verdachte worden achtervolgd.
11. [voornaam dochter] [achternaam] is in dit verband ook gehoord. Zij verklaarde (voetnoot 10) dat haar vader, verdachte, rare dingen begon uit te halen nadat haar moeder, [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1], had aangekondigd van hem te willen scheiden. Zo deed verdachte ramen en deuren open als het buiten koud was, zodat moeder moest opstaan om de ramen weer dicht te maken. Ook deed hij natte (niet gecentrifugeerde) was in de wasdroger, waardoor een brandlucht ontstond.
Toen verdachte op last van de rechter de woning verlaten had, wachtte hij bijna elke dag [voornaam dochter]'s moeder op. Ook belde of sms'te haar vader [voornaam dochter] geregeld en bezocht hij [voornaam dochter] op haar werk. Ook nadat zij te kennen gaf contact met verdachte niet op prijs te stellen, bleef verdachte [voornaam dochter] bellen.
12. Ook [slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan. Daarnaast heeft hij te kennen gegeven dat hij de vervolging van verdachte wenst (voetnoot 11). Hij verklaarde (voetnoot 12) dat hij in maart 2006 bij de rechter had aangegeven dat hij zijn woning wilde verhuren aan [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] en niet aan verdachte. [slachtoffer 2] was namelijk eigenaar van de woning waar verdachte, [slachtoffer 1] en hun twee kinderen woonden. De rechter had vervolgens bepaald dat verdachte de woning moest verlaten.
Vanaf maart 2006 reed verdachte geregeld met zijn busje door de straat. [slachtoffer 2] verklaarde dat, als hij op de [adres] fietste, verdachte in zijn busje achter hem en naast hem kwam rijden. Daarbij werden hem ook woorden toegevoegd als 'ga aan de kant' en 'vies ventje'. [slachtoffer 2] verklaarde dat hij de bestelbus van verdachte twee of drie keer per dag door de straat zag rijden en dat was elke week het geval. Wanneer verdachte hem zag, stak hij de middelvinger op naar [slachtoffer 2].
13. Betreffende dit feit zijn bij de politie in de loop der tijd meerdere meldingen binnengekomen. Verbalisanten hebben daarvan een ambtelijk verslag (voetnoot 13) gemaakt. Dat verslag heeft betrekking op meerdere meldingen die tussen 20 januari 2006 en 26 september 2006 bij de politie waren binnengekomen. Uit het verslag blijkt dat het ging om meldingen die in ernst varieerden van vervelende pesterijen tot bedreiging en vernieling. Het gaat om niet minder dan twintig meldingen.
14. Verdachte heeft over dit gebeuren verklaard (voetnoot 14) dat hij inderdaad wel eens gebeld heeft naar [voornaam zoon], naar [voornaam dochter] en ook naar [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1]. Ook verklaarde hij dat hij inderdaad regelmatig door de [adres] te Emst reed. Dit deed hij naar eigen zeggen enerzijds met de bedoeling om zijn kinderen toevallig te zien en anderzijds om de buren te bezoeken. Op vragen van de politie antwoordde verdachte dat het inderdaad wel eens voor kwam dat hij zijn middelvinger opstak naar zijn vrouw. Dat deed hij liever dan haar een klap te geven, zo verklaarde verdachte. In een latere verklaring (voetnoot 15) die op dezelfde dag werd afgelegd, verklaarde verdachte dat hij met zijn auto in de buurt stond van een woning die aan de [adres] lag. Bij die woning zou [voornaam slachtoffer 1] [slachtoffer 1] wel eens schoonwerkzaamheden verrichten voor derden. Verdachte verklaarde dat hij toen foto's heeft gemaakt van [slachtoffer 1]. In een andere verklaring (voetnoot 16) gaf hij aan dat hij ook wel eens foto's van [slachtoffer 1] maakte als zij bij haar ouders of bij haar zus was en ook als zij bij een oudere man genaamd [naam man] was. Verdachte gaf aan dat hij deze foto's maakte om aan te tonen dat [slachtoffer 1] ten onrechte hoge alimentatie eiste aangezien zij zwart zou werken.
15. Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat de manier van optreden verdachte niet stelselmatig was, aangezien verdachte redenen had om zijn kinderen te zien en omdat verdachte ook geregeld op bezoek kwam bij zijn oude buren.
16. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende. Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt dat verdachte maandenlang met zijn bestelbus meerdere malen per dag langs de woning van [slachtoffer 1] reed. In voorkomende gevallen stak hij daarbij zijn middelvinger op of volgde hij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] op hinderlijke wijze. Dat frequente langsrijden, gecombineerd met de herhaalde telefoontjes, de sms-berichten en het heimelijk maken van foto's, maakt dat verdachtes gedrag niet anders kan worden beschouwd dan als een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachtes frequente bezoeken aan de [adres] verklaard kunnen worden door de stelling dat verdachte zijn oude buren meerdere malen per dag wilde bezoeken. Die omstandigheid is immers niet te verenigen met het maken van obscene handgebaren in de richting van [slachtoffer 1], het haar heimelijk fotograferen en het bellen en sms-en van haar gezinsleden, nog daargelaten dat uit de hiervoor aangehaalde verklaringen blijkt dat verdachte zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] hinderlijk heeft gevolgd. Daar waar zijn kinderen hem hadden gezegd dat verdachte niet meer in contact mocht treden met hen, terwijl verdachte geen enkele geloofwaardige verklaring heeft gegeven voor het feit dat hij zich zo vaak in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] ophield, moet het ervoor worden gehouden, dat hij daar slechts was met het doel om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te belagen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 2 tenlastegelegde daarom bewezen worden verklaard.
Ten aanzien van feit 3
18. Op 21 april 2006 werd door [slachtoffer 3], de vriend van [voornaam dochter] [achternaam], aangifte gedaan van bedreiging. Hij verklaarde (voetnoot 17) bij de politie dat hij in zijn auto in Emst reed, toen hij de bestelbus van verdachte zag staan. [slachtoffer 3] had het idee dat verdachte [slachtoffer 1] stond op te wachten. [slachtoffer 3] heeft toen [slachtoffer 1] gebeld om haar te waarschuwen en hij is toen doorgereden naar de [adres]. [slachtoffer 1] was nog in Vaassen en had het voornemen om naar huis te gaan. [slachtoffer 4] is bij [slachtoffer 3] in de auto gestapt en gezamenlijk zijn zij toen [slachtoffer 1] tegemoet gereden. [slachtoffer 1] belde [slachtoffer 3] om door te geven dat verdachte al bij haar was en even later zag [slachtoffer 3] de auto's van verdachte en van [slachtoffer 1]. Verdachte stond op enig moment stil op het fietspad, en is toen gaan rijden aan de linkerkant van de weg. Aan de rechterkant van de weg reed op dat moment [slachtoffer 3]. [slachtoffer 3] verklaarde dat hij gas bij gaf en dat hij toen zag dat verdachte op hem in reed. Een botsing was het gevolg.
19. De lezing van [slachtoffer 3] wordt bevestigd door de verklaring van [slachtoffer 4] (voetnoot 18). Ook hij heeft verklaard dat verdachte, rijdend op de linkerweghelft, naar rechts stuurde en toen de auto van [slachtoffer 3] heeft geraakt.
20. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de botsing tussen zijn voertuig en de auto van [slachtoffer 3] ontstond omdat [slachtoffer 3] plotseling een noodstop maakte. De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat de schuld aan het ontstaan van het ongeval ook mede lag bij [slachtoffer 3].
21. Ter terechtzitting is [slachtoffer 3] op verzoek van de verdediging als getuige gehoord. Op de vraag of hij een noodstop heeft gemaakt, antwoordde de getuige onder ede dat hij dat niet gedaan heeft. De rechtbank acht die verklaring geloofwaardig en stelt vast dat het verweer dan ook feitelijke grondslag mist, zodat het reeds hierom verworpen moet worden.
22. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank niet van oordeel dat verdachte opzet had om [slachtoffer 3] te bedreigen. Uit de verklaringen, zoals hiervoor aangehaald, blijkt immers niet dat verdachte de bedoeling had om [slachtoffer 3] vrees aan te jagen. Ook uit de verklaring van [slachtoffer 3] leidt de rechtbank af dat verdachtes rijstijl veeleer was gericht op het met zijn auto hinderen of pesten van [slachtoffer 3].
23. De rechtbank is van oordeel dat het onder 3 subsidair tenlastegelegde feit bewezen kan worden.
24. Naar het oordeel van de rechtbank kan het onder 3 subsidiair tenlastegelegde echter niet als een strafbaar feit worden gekwalificeerd. Weliswaar is de tenlastelegging toegesneden op overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, maar in de tenlastelegging is niet opgenomen dat er door verdachtes handelen hinder of gevaar op de weg is veroorzaakt. Nu dat evenwel wezenlijke bestanddelen zijn van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, moet het ontbreken daarvan tot gevolg hebben dat het bewezenverklaarde niet als een strafbaar feit kan worden gekwalificeerd. In zoverre behoort verdachte ten aanzien hiervan te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij in de nacht van 22 op 23 september 2006 te Emst, althans in de gemeente Epe, [slacht[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is verdachte opzettelijk dreigend met hoge snelheid en met groot licht en op zeer korte afstand op deze [slachtoffer 1] en deze [slachtoffer 2] afgereden;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2006 tot en met 09 november 2006 in de gemeente Epe, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 2],
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2], te dwingen iets te doen en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte een groot aantal malen
- genoemde [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] gebeld en/of gesms't en/of
- genoemde [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] hinderlijk
geobserveerd en/of hinderlijk gevolgd en/of zich hinderlijk in de omgeving van
deze [slachtoffer 1] en/of familieleden van deze [slachtoffer 1] opgehouden en/of hinderlijk
(een) foto(s) van genoemde [slachtoffer 1] gemaakt en/of
- genoemde [slachtoffer 2] hinderlijk gevolgd en/of zich hinderlijk in de omgeving
van die [slachtoffer 2] opgehouden en/of aan deze (meermalen) op straat de woorden
heeft toegevoegd: "Ga aan de kant" en/of "Vies ventje" en/of meermalen zijn
middelvinger naar die [slachtoffer 2] opgestoken en/of anderszins beledigd;
3.
hij op 21 april 2006 te Vaassen, gemeente Epe, als bestuurder van een voertuig (auto met kenteken [nummer]), heeft gereden over de volgende weg, de Emsterweg, waarbij hij, verdachte, met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig
- geheel of gedeeltelijk op een fietspad heeft gestaan en gereden en heeft gekeerd, en
vervolgens ter plaatse waar de weg was verdeeld in twee rijstroken, aan de voor hem,
verdachte, links op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer heeft gereden, en
- vervolgens op zeer korte afstand (schuin) achter en/of naast het door
[slachtoffer 3] bestuurde voertuig gereden en/of (daarbij) naar rechts,
in de richting van het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig, gestuurd en
vervolgens tegen het door [slachtoffer 3] bestuurde voertuig is aangereden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde:
Bedreiging, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Belaging, meermalen gepleegd
Zoals hiervoor overwogen, levert het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde naar het oordeel van de rechtbank geen strafbaar feit op, zodat verdachte daarvan moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient volgens de officier van justitie een bijzondere voorwaarde te worden verbonden, te weten dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en de aanwijzingen van de reclassering.
Naast deze straf behoort aan verdachte volgens de officier van justitie tevens de bevoegdheid te worden ontzegt om motorvoertuigen te besturen, voor de duur van twee jaren.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank als bijkomende maatregel de auto van verdachte verbeurd zal verklaren.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat -gelet op verdachtes persoonlijke omstandigheden- hooguit een voorwaardelijke gevangenisstraf passend is. De oplegging van een taakstraf is naar de opvatting van de verdediging weinig zinvol, aangezien verdachte als gevolg van zijn geheugenstoornis arbeidsongeschikt is.
De ontzegging van de rijbevoegdheid acht de raadsman een te forse bestraffing. De raadsman heeft betoogd dat zou moeten worden volstaan met hetzij een voorwaardelijk opgelegde ontzegging van de rijbevoegdheid, hetzij met een aanmerkelijk kortere ontzegging van de rijbevoegdheid.
Ten slotte heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen bestelbus van verdachte behoort te worden teruggegeven.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte door zijn handelen een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de privacy van [slachtoffer 1], haar kinderen en [slachtoffer 2]. Daarnaast heeft verdachte niet geschroomd om zich uiterst bedreigend te laten gelden in de richting van deze personen. Door met een bestelbus op hen in te rijden is een voor hen uitermate bedreigende, angstige en gevaarlijke situatie gecreëerd. Ter terechtzitting heeft de getuige [slachtoffer 3] in dit verband verklaard dat hij, [slachtoffer 1] en haar kinderen als gevolg hiervan wel eens in angst leefden dat één van hen als gevolg van verdachtes handelen niet meer thuis zou komen. Die verklaring is tekenend voor de sfeer die door verdachte is gecreëerd.
Ter terechtzitting heeft de verdediging aangevoerd dat verdachtes handelen moet worden gezien als een roep om aandacht en moet worden geplaatst tegen de achtergrond van het uiteenvallen van zijn huwelijk. Hoewel de rechtbank aanneemt dat verdachte door de scheiding van zijn vrouw persoonlijk is getroffen en moeite heeft (gehad) de veranderde situatie te accepteren, staat vast dat hier grenzen zijn overschreden. Daarvoor is het opleggen van een straf passend en ook geboden.
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd, acht de rechtbank niet nodig dat verdachte thans nog een langdurige gevangenisstraf ondergaat. De rechtbank zal daarom volstaan met oplegging van een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk zal zijn aan de duur van het reeds ondergane voorarrest. Teneinde verdachte ervan te weerhouden dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan het plegen van soortgelijke misdrijven, zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen.
5. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde kan evenwel niet worden volstaan met deze straf. Om die reden zal de rechtbank eveneens een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, opleggen. De taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
6. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de bewezenverklaarde feiten telkens heeft begaan met gebruikmaking van een motorvoertuig, te weten een rode Hyundai bus. Om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw een motorvoertuig gebruikt als middel voor strafbaar handelen, zal de rechtbank naast voornoemde straffen tevens een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat, in het geval dat het verbeurd verklaarde voorwerp meer zou opbrengen dan EUR 3.500,=, aan verdachte het verschil zal worden uitbetaald.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 27, 33, 33a, 33c, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 3 subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte in zoverre van alle rechtsvervolging.
Verklaart het onder 1 meer subsidiair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 134 dagen.
Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 90 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 120 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een bedrijfsauto van het merk Hyundai, type H200, gekentekend [nummer], kleur rood
Beveelt, in het geval dat het verbeurd verklaarde voorwerp meer zou opbrengen dan een bedrag van EUR 3.500,=, dat het verschil aan verdachte zal worden vergoed.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde:
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Elders en Van Breda, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Kuipers, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 maart 2007.
Voetnoten:
1 Voor zover in dit vonnis wordt gesproken van het hoofdproces-verbaal, wordt daarmee bedoeld het proces-verbaal, genummerd PL0615/06-208893, in de wettelijke vorm opgemaakt door T. Palm en H. Post, beiden brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hen gesloten en getekend op 30 november 2006, met de daarbij gevoegde bijlagen.
2 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-365771 (dossierpagina 206), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post, brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 25 september 2006.
3 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-367841 (dossierpagina 215), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post, brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 26 september 2006.
4 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 211), in de wettelijke vorm opgemaakt door J. Van Meggelen, brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 24 oktober 2006.
5 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 212), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post en K.R. Beekman, beiden brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hen gesloten en getekend op 9 november 2006
6 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 61), in de wettelijke vorm opgemaakt door J. van Meggelen, brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 24 oktober 2006.
7 Zie hiervoor de klacht met het verzoek tot vervolging, p. 63 van het dossier.
8 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 66), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post, brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 14 november 2006.
9 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 79), in de wettelijke vorm opgemaakt door B. Oostland, aspirant van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 13 november 2006.
10 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 91), in de wettelijke vorm opgemaakt door P.H.W. van Pijkeren, hoofdagent van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 13 november 2006.
11 Zie hiervoor de klacht met het verzoek tot vervolging, p. 224 van het dossier.
12 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-399076 (dossierpagina 222), in de wettelijke vorm opgemaakt door B. Oostland, aspirant van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hem gesloten en getekend op 13 november 2006.
13 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-365771 (dossierpagina 96), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post en T. Palm, beiden brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hen gesloten en getekend op 4 oktober 2006.
14 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 193), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post en K.R. Beekman, beiden brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hen gesloten en getekend op 9 november 2006.
15 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 197), in de wettelijke vorm opgemaakt door H. Post en K.R. Beekman, beiden brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hen gesloten en getekend op 9 november 2006.
16 Zie hiervoor het als bijlage bij het hoofdproces-verbaal gevoegde proces-verbaal, genummerd PL0615/06-373995 (dossierpagina 199), in de wettelijke vorm opgemaakt door R. Sterckel en J. van Meggelen, respectievelijk aspirant en brigadier van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door hen gesloten en getekend op 27 november 2006.
17 Zie hiervoor het proces-verbaal, genummerd PL0615/06-266382 (dossierpagina 19 van de gevoegde zaak), in de wettelijke vorm opgemaakt door J.W. Jacobsen, hoofdagent van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door haar gesloten en getekend op 27 april 2006.
18 Zie hiervoor het proces-verbaal, genummerd PL0615/06-266382 (dossierpagina 24 van de gevoegde zaak), in de wettelijke vorm opgemaakt door C. Lankhorst, aspirant van politie in het politiedistrict Noord-West Veluwe, door haar gesloten en getekend op 21 april 2006.