ECLI:NL:RBZUT:2007:BA0389

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
12 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84142 - KG ZA 07-51
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over toedeling van registergoed en gevolgen van nieuwe koopovereenkomst

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een executiegeschil, vordert de eiser, die samen met de Erven eigenaar is van een registergoed, dat de voorzieningenrechter de Erven verbiedt om een eerder door de rechtbank te Zutphen gewezen vonnis van 24 januari 2007 ten uitvoer te leggen. Dit vonnis had de toedeling van het registergoed aan de Erven bepaald en de eiser verplicht om mee te werken aan de levering van het registergoed tegen betaling van een bedrag van EUR 722.012,00. De eiser stelt dat hij een serieuze koper heeft gevonden voor het registergoed en dat de executie van het vonnis hem in een noodtoestand zal brengen.

De rechtbank overweegt dat in een executiegeschil slechts opschorting van de tenuitvoerlegging kan worden geboden indien de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij de tenuitvoerlegging. De eiser heeft aangevoerd dat de rechtbank hem ten onrechte niet heeft toegelaten tot bewijslevering over zijn vermeende koper, maar de rechtbank oordeelt dat de eiser onvoldoende heeft gesteld om tot bewijslevering te worden toegelaten. De rechtbank heeft bovendien vastgesteld dat de belangen van de huurders en de weduwe van de erflater niet doorslaggevend zijn geweest voor de beslissing om het registergoed aan de Erven toe te delen.

De eiser heeft ook aangevoerd dat de nieuwe koopovereenkomst met een hogere koopprijs niet kan worden genegeerd, maar de rechtbank oordeelt dat dit geen nieuw feit is dat aanleiding kan geven tot schorsing van het vonnis. De rechtbank concludeert dat de vorderingen van de eiser moeten worden afgewezen, en veroordeelt de eiser in de proceskosten. Het vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en is op 12 maart 2007 in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Civiel – Afdeling Handel
zaaknummer / rolnummer: 84142 / KG ZA 07-51
Vonnis in kort geding van 12 maart 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats], gemeente [naam]
eiser,
procureur mr. A.J.H. Ozinga,
advocaat mr. H.J.A. van der Meer te Hilversum,
tegen
1. [gedaagde A],
wonende te [plaats], gemeente [naam],
2. [gedaagde B],
wonende te [plaats], gemeente [naam]
3. [gedaagde C],
wonende te [plaats],
4. [gedaagde D],
wonende te [plaats],
5. [gedaagde E],
wonende te [plaats],
gedaagden,
advocaat mr. H.G. Ruis te Meppel.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Erven genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [eiser]
- de pleitnota van de Erven.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiser] en de Erven zijn gezamenlijk (voor 1/3- respectievelijk 2/3 deel) eigenaar van het onroerend goed plaatselijk bekend als [adressen A en B[plaats]] kadastraal gemeente [naam], [kadasternummers] (hierna: het registergoed).
2.2. In een procedure waarbij zowel [eiser] als de Erven toedeling van het registergoed hebben gevorderd, heeft de rechtbank te Zutphen op 24 januari 2007 een vonnis gewezen met kenmerk: 40331/HAZA 01-600 (hierna: het vonnis) met de volgende beslissingen:
- toedeling van het registergoed aan de Erven
- veroordeling van [eiser] om binnen een maand na betekening van dit vonnis mee te werken aan levering tegen betaling door de Erven van een bedrag van
EUR. 722.012,00.
- de bepaling dat indien [eiser] niet binnen een maand na betekening dit vonnis aan de levering meewerkt, dit vonnis in de plaats treedt van zijn verklaringen in de op te maken akte van verdeling en levering op de voorwaarde dat het bedrag van de overbedeling is gestort op een kwaliteitsrekening van de instrumenterende notaris.
2.3. Bij schriftelijke overeenkomst van 8 februari 2007, waarin mondelinge afspraken van 14 december 2006 zijn vervat, heeft [eiser] het registergoed verkocht aan [koper] (hierna: [koper]) voor een koopprijs van
EUR. 3.200.000,00 en met de ontbindende voorwaarde dat - kort gezegd - de Erven het vonnis executeren.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis
de Erven zal verbieden het vonnis van de rechtbank te Zutphen van 24 januari 2007 (kenmerk: 40331/HAZA 01-600) ten uitvoer te leggen, althans de tenuitvoerlegging van dit vonnis te schorsen, dan wel op te schorten, totdat in hoger beroep zal zijn beslist,
met veroordeling van de Erven in de kosten van dit geding.
3.2. De Erven voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In een executiegeschil kan slechts opschorting van de tenuitvoerlegging van een vonnis worden geboden, indien de executant – mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad – geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust of indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Bij het aannemen van een noodtoestand als hiervoor bedoeld, dient de nodige terughoudendheid te worden betracht.
De door [eiser] aangevoerde subsidiaire grondslagen, misbruik van recht en onrechtmatige daad, vallen onder dit toetsingskader zodat deze geen afzonderlijke bespreking behoeven.
4.2. [eiser] voert als een kennelijke misslag aan dat de rechtbank hem ten onrechte niet heeft toegelaten tot het bewijs dat hij een serieuze koper voor het onroerend goed had tegen de prijs van EUR. 3.200.000,00 waardoor hij in staat was de erven uit te kopen.
Een dergelijke misslag is echter niet aannemelijk geworden. De rechtbank heeft het passeren van het bewijsaanbod in rechtsoverweging 2.5. van het vonnis gemotiveerd met de constatering dat - gelet op het grote belang van de zaak, de lange duur van de procedure en het stadium van de procedure - [eiser] met de enkele mededeling dat hij “een partij heeft getroffen” die bereid en in staat is om samen met hem het 2/3e aandeel van de Erven over te nemen, onvoldoende gesteld heeft om tot bewijslevering toegelaten te worden. Feitelijk zijn deze constateringen van de rechtbank niet door [eiser] betwist.
Dat hier de juridische conclusie van het passeren van een bewijsaanbod is verbonden, valt niet te beschouwen als een kennelijke misslag. Dat er wellicht in hoger beroep een andere afweging zou kunnen worden gemaakt is hiervoor onvoldoende.
4.3. Ook noemt [eiser] als kennelijke misslagen dat de rechtbank in rechtsoverweging 2.7. van het vonnis miskent dat huurrechten bij toedeling gerespecteerd blijven (koop breekt geen huur) en dat [eiser] zelf een groot persoonlijk en financieel belang heeft bij toedeling, terwijl de rechtbank belangen van derden (de weduwe van de erflater en [huurder]) mee laat wegen aan de zijde van de Erven.
Deze stellingen dienen te worden verworpen, nu uit de tekst van de overweging blijkt dat de belangen van de huurders (waaronder [huurder]) en de weduwe niet doorslaggevend zijn geweest voor de beslissing. Deze zijn slechts ten overvloede bij de motivering zijn betrokken, na de vaststelling dat reeds toedeling aan de Erven moet volgen omdat gesteld noch gebleken is dat [eiser] de financiële mogelijkheden heeft om de Erven uit te kopen terwijl onweersproken is gebleven dat de Erven wel bereid zijn en wel in staat zijn [eiser] uit te kopen.
4.4. De door [eiser] aangevoerde omstandigheid dat na het vonnis een koopovereenkomst is gesloten met een koopprijs van EUR. 3.200.000,00 leidt evenmin tot toewijzing van de vorderingen.
Dat de uitkomst van de belangenafweging in de hoofdzaak hierdoor anders kan uitvallen doordat [eiser] in staat kan worden geacht de Erven uit te kopen, maakt nog niet dat sprake is van een nieuw feit dat aanleiding kan geven tot schorsing van het vonnis. Hiervan is slechts sprake indien dit nieuwe feit een noodtoestand in het leven roept. Aan dat criterium wordt niet voldaan. De inhoud van de ontbindende voorwaarde in de koopovereenkomst komt bovendien voor rekening en risico van [eiser] en kan dan ook niet aan De Erven worden tegengeworpen.
Dat [eiser] - kort gezegd - een hogere verkoopopbrengst misloopt is door de Erven bovendien voldoende gemotiveerd betwist met de stelling dat zij voor de berekening van het uitkoopbedrag van [eiser] het bedrag van EUR. 3.200.000,00 zullen hanteren indien in hoger beroep wordt vastgesteld dat de koopovereenkomst geen “sigaar uit
eigen doos” is. Nu er geen aanknopingspunten geboden voor het tegendeel, wordt er in dit geschil vanuit gegaan dat zij deze toezegging gestand zullen doen.
4.5. Het argument dat door executie van het vonnis een onomkeerbare situatie wordt geschapen is, blijkens rechtsoverweging 2.11 van het vonnis, reeds door de rechtbank meegewogen in de motivering van de uitvoerbaar bij voorraad verklaring. Daarin heeft de rechtbank doorslaggevend geacht dat de uiteenlopende visie en uitgangspunten van partijen in de weg staan aan een duurzame en weloverwogen gezamenlijke exploitatie van het registergoed en dat [eiser] voldoende gerechtelijke maatregelen ter beschikking staan om te bewerkstelligen dat na levering van het registergoed aan de Erven zijn belangen in hoger beroep veilig gesteld worden.
Niet aannemelijk is dat deze overweging een feitelijke of juridische misslag inhoudt. Dat partijen het goed niet gezamenlijk kunnen exploiteren is onvoldoende gemotiveerd betwist. Het argument dat de in het vonnis bedoelde conservatoire beslagen niet toereikend zijn omdat deze bij zekerheidstelling dienen te worden opgeheven treft geen doel. Zekerheidstelling is op grond van het bepaalde in artikel 705 van het Wetboek voor Burgerlijke Rechtsvordering geen opheffingsgrond voor een door [eiser] te leggen conservatoir beslag tot levering, maar voor een conservatoir beslag tot verhaal van een geldvordering.
4.6. De vorderingen zullen gelet op al het vorenstaande worden afgewezen.
4.7.[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Erven worden begroot op:
- vast recht EUR 251,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.067,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. nveroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van de Erven tot op heden begroot op EUR 1.067,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2007.?