RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer(s): 06/460619-06
Uitspraak d.d.: 13 maart 2007
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd te Zutphen in P.I. Achterhoek, Lunettestraat 3.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2007.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (onder meer inhoudende een creditcard, een bankpas, een rijbewijs, kaarten, een portemonnee, brillen en brillenkokers en een kentekenbewijs), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, onverhoeds- en mogelijk verzet brekend- die tas bij die [slachtoffer A] (met kracht) uit haar handen heeft getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, een portemonnee en/of kaarten heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer B], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds - mogelijk verzet brekend- (van achteren) de tas van die [slachtoffer B] heeft vastgepakt en/of vervolgens (met kracht) meerdere keren aan die tas heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 12 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (inhoudende onder meer een portemonnee, 50 euro, identiteitskaart, rijbewijs, bankpassen, schriftelijke bescheiden, en een telefoon), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, onverhoeds - en mogelijk verzet brekend- die tas onder de arm van die [slachtoffer C] uit heeft getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 9 november 2006 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland, bankpassen, een citypas, een tas, een portemonnee en/of schriftelijke bescheiden heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer D], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, onverhoeds - mogelijk verzet brekend- (van achteren) de tas van die van [slachtoffer D] heeft vastgepakt en/of met kracht aan die tas heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op een tijdstip op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (onder meer inhoudende een paspoort, passen, ov jaarkaart, portemonnee met 60 euro en een mobiel telefoon) , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, onverhoeds - mogelijk verzet brekend- die tas uit haar handen heeft getrokken;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland,
een paspoort en/of een giropas en/of een mobiele telefoon heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 9 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 09 november 2006 in de gemeente Zutphen, in elk geval in Nederland,
een bankpas heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die pas wist, in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 6 primair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank overweegt dienaangaande dat de aangever zich niet weet te herinneren hoe hij zijn portemonnee is kwijtgeraakt, alleen dat zijn rechterbroekzak helemaal uitgescheurd was en zijn portemonnee met inhoud verdwenen was. Onder deze omstandigheid is het aantreffen op aanwijzing van medeverdachte [medeverdachte] van een Rabo Europas op naam van aangever [slachtoffer F] in een doos, waarin volgens [medeverdachte] verdachte spullen had verstopt, onvoldoende om te concluderen dat verdachte de pas gestolen had van aangever.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair en feit 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 09 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (onder meer inhoudende een creditcard, een bankpas, een rijbewijs, kaarten, een portemonnee, brillen en brillenkokers en een kentekenbewijs), toebehorende aan [slachtoffer A], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer A], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, onverhoeds- en mogelijk verzet brekend- die tas bij die [slachtoffer A] (met kracht) uit haar handen heeft getrokken;
hij op 09 november 2006 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en goederen, toebehorende aan [slachtoffer B], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer B], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, onverhoeds - mogelijk verzet brekend- (van achteren) de tas van die [slachtoffer B] heeft vastgepakt en vervolgens (met kracht) meerdere keren aan die tas heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 12 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (inhoudende onder meer een portemonnee, 50 euro, identiteitskaart, rijbewijs, bankpassen, schriftelijke bescheiden en een telefoon), toebehorende aan [slachtoffer C], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer C], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte, onverhoeds - en mogelijk verzet brekend- die tas onder de arm van die [slachtoffer C] uit heeft getrokken;
hij op 09 november 2006 in de gemeente Zutphen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en goederen, toebehorende aan [slachtoffer D], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld tegen die [slachtoffer D], te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken welk geweld hierin bestond dat verdachte onverhoeds - mogelijk verzet brekend- (van achteren) de tas van die van [slachtoffer D] heeft vastgepakt en met kracht aan die tas heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 09 november 2006 in de gemeente Zutphen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (onder meer inhoudende een paspoort, passen, ov -jaarkaart, portemonnee met 60 euro en een mobiele telefoon) , toebehorende aan [slachtoffer E], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer E], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, onverhoeds - mogelijk verzet brekend- die tas uit haar handen heeft getrokken;
hij op 09 november 2006 in de gemeente Zutphen, een bankpas voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die pas redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ter zake van de feiten 2 primair en 4 primair – pogingen tot tasjesroof – waar (dus) geen voorwerpen naderhand van zijn aangetroffen, komt de rechtbank tot bewezenverklaring op grond van de desbetreffende aangiften, de omstandigheid dat de wijze waarop te werk is gegaan dezelfde is als bij de wèl geslaagde tasjesroven – feit 1 en 3 – en de omstandigheid dat de pogingen in dezelfde omgeving als en qua tijdstip tussen de wèl geslaagde tasjesroven hebben plaatsgevonden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 primair, feit 3 primair en feit 5 primair:
Diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 2 en feit 4:
Poging tot diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
Feit 6 subsidiair:
Schuldheling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon en draagkracht van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – de ernstige recidive van verdachte ter zake van dit soort feiten, alsmede de –
naar de ervaring leert – tengevolge van deze feiten ontstane onrust in de samenleving en vrees bij de slachtoffers.
Mede gelet op de landelijke oriëntatiepunten vastgesteld door het L.O.V.S. komt de rechtbank tot een zelfde strafoplegging als door de officier van justitie is geëist, hoewel zij feit 6 primair niet bewezen acht.
Ad informandum gevoegde zaken
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen de ter kennisneming gevoegde zaken, bekend onder het parketnummer 06/802489-06, nu aannemelijk is geworden dat verdachte deze feiten heeft gepleegd - verdachte heeft deze feiten immers ter terechtzitting bekend - en de officier van justitie heeft toegezegd dat voor die feiten geen verdere strafvervolging zal volgen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 75,45 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 985,87 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer C] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 215,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 primair tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 primair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer E] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 114,40 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 5 primair
tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 5 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 310, 312 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 6 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3 primair, feit 4, feit 5 primair en feit 6 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 (tweeëntwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer A], [adres en woonplaats], rekeningnummer: [nummer], van een bedrag van € 75,45 met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A], een bedrag te betalen van € 75,45 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal
1 dag hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer B], [p/ a adres en woonplaats], niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer C], [adres en woonplaats], [land], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 215,-- met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer C], een bedrag te betalen van € 215,-- met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 4 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer E], [adres en woonplaats], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 114,40 met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer E], een bedrag te betalen van € 114,40 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 2 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2007.