RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Minderjarige
Parketnummer(s): 06/460620-06
Uitspraak d.d.: 13 maart 2007
tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1989,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in De Sprengen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 27 februari 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 in de gemeente Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 in de gemeente Bronckhorst, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in haar gezicht heeft geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 27 oktober 2006 in de gemeente Bronckhorst, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] meermalen (met kracht) in haar gezicht heeft gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd dat het primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard, omdat geen sprake is van opzet die is gericht op zware mishandeling. Dit betoog faalt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte met zijn vuist en met kracht op het gezicht van het slachtoffer [slachtoffer] heeft geslagen. Duidelijk is dat verdachte slachtoffer [slachtoffer] meer dan éénmaal geslagen heeft, zoals ook blijkt uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting. Het slachtoffer [slachtoffer] heeft verklaard dat zij na de eerste vuistslag in haar gezicht duizelig werd en even het bewustzijn is kwijtgeraakt. Temeer nu verdachte nadien ten minste nog tweemaal met de vuist op haar gezicht heeft geslagen – zie de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] – heeft hij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij het slachtoffer [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. De rechtbank overweegt dat een zodanige handeling vanuit een hevige opwelling van woede en met kracht geschikt is om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De omstandigheid dat verdachte “flipte” en een waas voor ogen had, staat aan het willens en wetens aanvaarden van de hiervoor bedoelde kans niet in de weg.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 1 primair:
Poging tot toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapportage van 26 februari 2007 van klinisch psycholoog E.D. Wassenaar en ontwikkelingspsycholoog S.M. Eenink, alsook een rapportage van 1 februari 2007 van psychiater C.J.F. Kemperman uitgebracht.
Uit deze rapporten blijkt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een ontwikkelingsstoornis N.A.O., alsmede beperkingen vanuit een gedragsstoornis. Van deze problematiek was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Verdachte kan ten tijde van het plegen van het delict als licht verminderd toerekeningsvatbaar worden aangemerkt, zo luidt de conclusie van de deskundigen. De rechtbank kan zich met die conclusie verenigen en neemt deze over.
De licht verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van verdachte niet uit.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij het slachtoffer, de vriendin van zijn moeder, zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen, door haar ook nadat zij tengevolge van de eerste stomp tegen haar hoofd bewusteloos was geraakt, nogmaals hard met zijn vuist tegen haar hoofd te stompen. Hij heeft door te handelen als bewezen verklaard, het slachtoffer een traumatische ervaring bezorgd.
Verdachte liep bovendien nog in een proeftijd van een eerdere veroordeling terzake van soortgelijke feiten.
Uit voormelde rapportages blijkt dat verdachte zich moeilijk kan inleven in de ander en een gebrekkige angst- en agressieregulatie heeft. De kans op recidive wordt als groot ingeschat. Zonder gerichte behandeling van de gesignaleerde pathologie is de kans op herhaling van een agressieve impulsdoorbraak groot. Dit kan middels een forse voorwaardelijke straf, waarbij in de voorwaarden het toezicht van de reclassering is gewaarborgd, alsmede de participatie in het behandelprogramma. Een voorwaardelijke PIJ maatregel ter borging van de ambulante behandeling wordt niet geadviseerd, aangezien een deel van de externe stressoren niet meer aanwezig is. De onderzoekers adviseren, naast intensieve begeleiding door de jeugdreclassering, een gerichte behandeling van de psychische en gedragsproblematiek, waarbij gedacht wordt aan deelname aan een programma van Groot-Batelaar.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en zal daarbij na te melden bijzondere voorwaarde opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 302 Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt, dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot 2 (twee) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook wanneer dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen door Groot Batelaar of een soortgelijke forensisch (jeugd-)psychiatrische instelling.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Lucassen, voorzitter tevens kinderrechter, Borgerhoff Mulder en Van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2007.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken