ECLI:NL:RBZUT:2007:BA0516

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
13 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460615-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Borgerhoff Mulder
  • A. van der Hooft
  • J. Lucassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging tot seksueel binnendringen van een minderjarige

Op 13 maart 2007 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1992, die beschuldigd werd van het plegen van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van een minderjarige, geboren in 2001. De feiten vonden plaats in de periode van 20 mei 2006 tot en met 22 juni 2006 te Hoenderloo, waar de verdachte het slachtoffer zou hebben gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen van geweld of dreiging met geweld, en heeft de verdachte vrijgesproken van de meeste tenlastegelegde feiten. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte het slachtoffer op zijn schoot had getrokken en zijn penis in de richting van de anus van het slachtoffer had geduwd, maar de rechtbank oordeelde dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid.

De rechtbank heeft rekening gehouden met een psychologisch rapport dat concludeerde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft besloten tot een voorwaardelijke jeugddetentie van één maand, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen een proeftijd van twee jaar opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Daarnaast is een taakstraf van dertig uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende jeugddetentie kan worden toegepast. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet van zo eenvoudige aard was dat deze zich leende voor afdoening in het strafgeding. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Minderjarige
Parketnummer(s): 06/460615-06
Uitspraak d.d.: 13 maart 2007
tegenspraak / dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [plaats] aan [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 27 februari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2006 tot en met 22 juni 2006
te Hoenderloo, althans in de gemeente Apeldoorn, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001) heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) opzettelijk de penis van die [slachtoffer] betast en/of zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gestoken en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij die [slachtoffer] dood
zou maken als deze aan diens moeder en/of aan (een) ander(en) zou vertellen
wat hij, verdachte, bij die [slachtoffer] had gedaan en/of deed en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijk en/of geestelijk overwicht op
die [slachtoffer],
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2006 tot en met 22 juni 2006 te Hoenderloo, althans in de gemeente Apeldoorn, met [slachtoffer], (geboren op [geboortedatum] 2001) die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte (telkens) opzettelijk de penis van die [slachtoffer] betast en/of zijn penis in de anus van die [slachtoffer] geduwd/gestoken;
art 244 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2006 tot en met 22 juni 2006 te Hoenderloo, althans in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan
van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], (telkens) opzettelijk die (deels naakte) [slachtoffer] op zijn (blote) schoot heeft getrokken en/of daarop laten plaatsnemen en/of zijn penis in de richting van de anus van die [slachtoffer] geduwd/gestoken en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij die [slachtoffer] dood
zou maken als deze aan diens moeder en/of aan (een) ander(en) zou vertellen
wat hij, verdachte, bij die [slachtoffer] had gedaan en/of deed en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn lichamelijk en/of geestelijk overwicht op
die [slachtoffer],
en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen
ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 mei 2006 tot en met 22 juni 2006 te Hoenderloo, althans in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001) , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) te plegen, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [slachtoffer], (telkens) opzettelijk die (deels naakte) [slachtoffer] op zijn (blote) schoot heeft getrokken en/of daarop laten plaatsnemen en/of zijn penis in de richting van de anus van die [slachtoffer] geduwd/gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 244 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan. Noch uit het dossier, noch uit hetgeen ter terechtzitting naar voren komt blijkt dat verdachte geweld of dreiging met geweld heeft toegepast in het kader van de door hem verrichte handelingen. De verklaring van de moeder van het slachtoffer op dit punt is onvoldoende. Voorts is, gelet op de persoon van verdachte zoals die naar voren komt uit na te melden rapportage en wat daarvan ter zitting gebleken is, niet voldoende komen vast te staan, dat verdachte misbruik van overwicht, als ten laste gelegd, heeft gemaakt. Bovendien heeft de rechtbank uit hetgeen in het dossier is opgenomen aan verklaringen en uit hetgeen ter terechtzitting naar voren komt niet de overtuiging gekregen dat verdachte daadwerkelijk sexueel binnen is gedrongen in het lichaam van het slachtoffer.
De verdachte behoort van deze feiten te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 mei 2006 tot en met 22 juni 2006 te Hoenderloo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2001), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen te plegen, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], telkens opzettelijk die (deels naakte) [slachtoffer] op zijn (blote) schoot heeft laten plaatsnemen en zijn penis in de richting van de anus van die [slachtoffer] geduwd/gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Feit 2 subsidiair:
Poging met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen te plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een psychologisch rapport gedateerd 22 februari 2007 opgemaakt door drs. S. Wijga, klinisch psycholoog.
De rapporteur concludeert dat verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is. Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en maakt deze tot de hare.
In dit kader overweegt de rechtbank nog, dat de door de raadsman van verdachte geuite kritiek dat uit het rapport geen conclusie kan worden getrokken over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte zich richt op vier van de zeven in het onderzoek gebruikte testen. Het rapport is echter niet alleen op testresultaten gebaseerd, maar ook op bestudering van gerechtelijke stukken, waaronder een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 november 2006, alsmede op gesprekken met verdachte, de moeder van verdachte, zijn oma en mevrouw [naam], de gezinsvoogd en werkzaam bij de Willem Schrikker Jeugdbescherming.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de argumenten als door de raadsman verwoord niet aan de in het rapport genoemde conclusie van drs. Wijga over de toerekeningsvatbaarheid afdoen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden en daarnaast een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat naar de ervaring leert, delicten als het onderhavige de oorzaak kunnen zijn van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op opgemeld rapport van drs. Wijga. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte een stoornis in de persoonlijkheidsontwikkeling is opgetreden. Uit het testpsychologisch onderzoek en het klinisch-psychologisch interview komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een niveau van denken en gedrag dat niet in overeenstemming is met zijn kalenderleeftijd. Verdachte is makkelijk beïnvloedbaar. Hij heeft veel seksuele fantasieën en begrijpt niet echt wat wel en wat niet mag. Het geweten is lacunair. Hij heeft weinig inlevingsvermogen in de gevoelens van anderen. Hij is enigszins verminderd toerekeningsvatbaar. Het risico op herhaling van soortgelijke of andersoortige delicten lijkt groot als verdachte teruggaat naar zijn ouders en zijn broers. De problematiek is groot en complex en vraagt om begeleiding die de ouders niet kunnen geven.
De psycholoog adviseert verblijf in een instituut voor mensen met een verstandelijke beperking, waarbij een orthopedagogische benadering wordt gehanteerd, zoals bijvoorbeeld Klein Borculo of De Reeve. Binnen een dergelijke setting of vanuit een dergelijke setting kan behandeling plaatsvinden. Zonder behandeling is het recidive risico groot.
Geadviseerd wordt bovendien een taakstraf op te leggen, naast een lange, voorwaardelijke straf met reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde.
De kritiek van de raadsman op de conclusie met betrekking tot het recidivegevaar in dit rapport wordt door de rechtbank gepasseerd op basis van dezelfde argumentatie als hiervoor met betrekking tot de mate van toerekeningsvatbaarheid gehanteerd.
De rechtbank komt tot oplegging van een lagere – voorwaardelijke – vrijheidsstraf en taakstraf dan door de officier van justitie geëist, nu zij alleen tot bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde concludeert. Overigens wordt de eis van de officier van justitie gevolgd, nu de rechtbank op grond van de voorhanden rapportage geen aanknopingspunten heeft om een gesloten plaatsing in het kader van een bijzondere voorwaarde op te leggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 3.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 27, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, en 244 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 1 primair en subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen bij Klein Borculo of De Reeve, of soortgelijke instelling.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde(n) hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 30 (dertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 15 (vijftien) dagen.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter tevens kinderrechter, Van der Hooft en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 maart 2007.