ECLI:NL:RBZUT:2007:BA0545

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
14 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460036-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van Harreveld
  • A. Elders
  • J. Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en aanranding van de eerbaarheid met TBS en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 14 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot verkrachting en aanranding van de eerbaarheid. De verdachte, geboren in 1964 en thans gedetineerd, heeft op 16 januari 2006 in Harderwijk geprobeerd een 12-jarige jongen te verkrachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte door middel van geweld en bedreiging het slachtoffer heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De feiten zijn door de rechtbank als zeer ernstig beoordeeld, met een grote impact op het slachtoffer en zijn omgeving. De verdachte heeft een verleden van zedendelicten met minderjarigen en er zijn risicoverhogende factoren vastgesteld, zoals alcoholmisbruik en een persoonlijkheidsstoornis.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, met de oplegging van TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft deze eis grotendeels overgenomen, gezien de ernst van de feiten en de kans op herhaling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 18 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, en heeft de maatregel van TBS opgelegd. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer van €925,-, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de strafbaarheid van de verdachte is vastgesteld en de ernst van de gepleegde feiten is onderstreept.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460036-06
Uitspraak d.d.: 14 maart 2007
tegenspraak/ oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Zutphen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het tussenvonnis van 4 augustus 2006 en het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juli 2006, 27 oktober 2006, 13 december 2006 en 28 februari 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 januari 2006 in de gemeente Harderwijk ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1993) te dwingen
tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel (anaal en oraal) binnendringen van het lichaam
van die [slachtoffer],
- die [slachtoffer] op een bankje heeft geduwd/gedrukt en/of
- de broek en/of onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken
en/of
- zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden heeft getrokken/gedaan
en/of
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- heeft getrokken aan de arm(en) van die [slachtoffer] (die op zijn rug lag en
zich aan voornoemd bankje vastklemde/vasthield) en/of (zodoende) heeft
getracht die [slachtoffer] om te draaien (zodat deze op zijn buik kwam
te liggen) en/of
- (daarbij) tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zich moest omdraaien
en/of
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd om hem, verdachte, te pijpen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2006 in de gemeente Harderwijk, door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1993) heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande uit
- het betasten en/of wrijven en/of trekken van/over/aan de penis van die [slachtoffer] en/of
- het (met ontbloot onderlijf) liggen op die [slachtoffer] (welke eveneens een
ontbloot onderlijf had) en/of (daarbij) heen en weer/op en neer gaande
beweging(en) maken en/of
- het laten betasten en/of trekken van/aan zijn, verdachtes, penis door die
[slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit
- het vastpakken van de hand(en) en/of arm(en) van die [slachtoffer] en/of
- het omklemmen van die [slachtoffer] en/of
- het op een bankje duwen/drukken van die [slachtoffer] en/of
- het bovenop die [slachtoffer] gaan liggen en/of
- het leggen van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] en/of
- het tegen die [slachtoffer] zeggen: "Broek los, broek los" en/of "Ga liggen,
ga liggen" en/of "Trekken, nou kom op waar wacht je nou op", althans
woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking;
art 246 Wetboek van Strafrecht
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
1. Door de officier van justitie is geconcludeerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
2. Ter terechtzitting van 21 juli 2006 heeft de raadsman twijfels geuit bij de vraag of gesproken kan worden van een begin van uitvoering ten aanzien het seksueel binnendringen. Voor het overige heeft de raadsman zich wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3. Op 17 januari 2006 legt [slachtoffer] een getuigenverklaring af (voetnoot 1). Hij is door verdachte op 16 januari 2006 gevraagd mee te gaan om de hond uit te laten. Ze zijn naar het park gelopen en verdachte praatte steeds over het geslachtsdeel van [slachtoffer]. [slachtoffer] werd door verdachte steeds bij zijn hand/arm gepakt, waarna hij zich losrukte. Op een bankje gezeten begint verdachte [slachtoffer] te knuffelen. [slachtoffer] probeerde los te komen, maar werd stevig vastgehouden, om zijn armen heen. Verdachte zei: "Broek los, broek los". [slachtoffer] heeft zijn broek los gemaakt en verdachte ging met zijn hand in de onderbroek van [slachtoffer] en zat steeds aan [slachtoffer]s geslachtsdeel. [slachtoffer] moest op het bankje gaan liggen waarbij verdachte hem een beetje duwde. [slachtoffer] lag op zijn rug. Verdachte trok de broek van [slachtoffer] naar beneden en trok ook zijn eigen broek tot over zijn knieën naar beneden. Verdachte zei: "Hup ga trekken, hup ga trekken". Verdachte ging met zijn buik op de buik van [slachtoffer] liggen en zei: "Ga liggen". Hij maakte met zijn geslachtsdeel rijdende bewegingen tegen dat van [slachtoffer]. Verdachte zei dat [slachtoffer] op zijn buik moest gaan liggen en trok aan diens armen om [slachtoffer] los te krijgen, omdat [slachtoffer] zich vastklemde aan het bankje. [slachtoffer] wilde zich niet omdraaien, omdat hij begreep wat verdachte van plan was.
[slachtoffer] heeft zijn hand op het geslachtsdeel van verdachte gelegd en op en neer gaande bewegingen gemaakt. Verdachte zei: "Trekken, nou kom op waar wacht je op". Dat moest meermalen. Verdachte heeft zijn hand voor de mond van [slachtoffer] gedaan omdat [slachtoffer] om hulp schreeuwde.
4. Verdachte heeft erkend (voetnoot 2) dat hij over de piemel van [slachtoffer] heeft gesproken, dat hij drang kreeg om klaar te komen en [slachtoffer] anaal wilde pakken. Verdachte geeft voorts toe dat hij [slachtoffer] vasthield en hem, op het bankje gezeten, vroeg om zijn broek naar beneden te doen. Verdachte heeft de gulp van [slachtoffer] los gedaan en heeft met zijn hand aan de piemel van [slachtoffer] gezeten. Toen [slachtoffer] begon te schreeuwen heeft hij zijn hand op de mond van [slachtoffer] gelegd. Verdachte heeft [slachtoffer] op het bankje getrokken en wilde dat [slachtoffer] hem aftrok, hetgeen ook gebeurde.
Hij heeft [slachtoffer] met kracht op zijn rug op het bankje gelegd en toen zij beiden ontbloot waren, heeft hij rijdende bewegingen gemaakt. Hij heeft over [slachtoffer] heen gelegen. Verdachte erkent voorts dat hij geprobeerd heeft om [slachtoffer] om te draaien om hem in zijn anus te nemen. Hij heeft daartoe geprobeerd [slachtoffer] los te trekken.
5. De rechtbank overweegt dat de handelingen van verdachte, zoals hiervoor beschreven, naar uiterlijke verschijningsvorm gericht waren op de voltooiing van een verkrachting, zodat sprake is van een begin van uitvoering.
6. Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 16 januari 2006 in de gemeente Harderwijk ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of andere
feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1993) te dwingen
tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel
anaal binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer],
- die [slachtoffer] op een bankje heeft geduwd en
- de broek en onderbroek van die [slachtoffer] naar beneden heeft getrokken
en
- zijn, verdachtes, broek en onderbroek naar beneden heeft getrokken/gedaan
en
- bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en
- heeft getrokken aan de armen van die [slachtoffer], die op zijn rug lag en
zich aan voornoemd bankje vastklemde/vasthield en zodoende heeft
getracht die [slachtoffer] om te draaien zodat deze op zijn buik kwam
te liggen en
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat deze zich moest omdraaien,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 16 januari 2006 in de gemeente Harderwijk, door geweld of
andere feitelijkheden [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1993) heeft
gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit
- het betasten en wrijven van/over de penis van die [slachtoffer] en
- het met ontbloot onderlijf liggen op die [slachtoffer] welke eveneens een
ontbloot onderlijf had en daarbij heen en weer/op en neer gaande
bewegingen maken en
- het laten betasten en trekken van/aan zijn, verdachtes, penis door die
[slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit
- het vastpakken van de armen van die [slachtoffer] en
- het omklemmen van die [slachtoffer] en
- het op een bankje duwen/drukken van die [slachtoffer] en
- het bovenop die [slachtoffer] gaan liggen en
- het leggen van zijn, verdachtes, hand op de mond van die [slachtoffer] en
- het tegen die [slachtoffer] zeggen: "Broek los, broek los" en "Ga liggen,
ga liggen" en "Trekken, nou kom op waar wacht je nou op.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: poging tot verkrachting;
feit 2: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport uitgebracht, bestaande uit een rapport van de psycholoog professor dr. J.J. Baneke, gedateerd 12 juli 2006, en een rapport van de psychiater dr. L.H.W.M. Kaiser, gedateerd 12 januari 2007.
Beiden deskundigen hebben aanvullend gerapporteerd respectievelijk op 18 februari en
20 februari 2007.
Bij verdachte wordt naast alcoholproblematiek onder meer een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, ontwijkende en antisociale trekken geconstateerd en de deskundigen concluderen dat verdachte als (licht) verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen is.
De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest en oplegging van de TBS met dwangverpleging. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten - uitgaande van een bewezenverklaring van beide tenlastegelegde
feiten - en de bevindingen en conclusie van de gedragsdeskundigen.
2. De raadsman heeft betoogd dat de rechtbank niet moet overgaan tot een TBS met dwangverpleging, omdat het gevaar voor herhaling niet dermate ernstig en reëel is dat dit de oplegging van een dergelijke zware maatregel rechtvaardigt. De raadsman zoekt aansluiting bij de deskundige Baneke, die de mogelijkheid van een toevallige terugval bespreekt en daaraan dan een lichter advies koppelt. De raadsman is van mening dat er sprake is geweest van een toevallige terugval en pleit voor de combinatie van een onvoorwaardelijke en voorwaardelijke gevangenisstraf met verplicht reclasseringscontact.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Met betrekking tot de aard en de ernst van de feiten wordt het volgende overwogen.
Verdachte heeft geprobeerd een 12-jarige jongen te verkrachten en heeft hem ook overigens onder dwang ontuchtig benaderd. De feiten hebben niet alleen een enorme impact gehad op het slachtoffer en zijn naaste omgeving, maar dergelijke feiten brengen ook gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg.
5. Evenals de deskundigen acht de rechtbank de kans op herhaling aanwezig. Zowel verdachte als zijn moeder hebben verklaard dat verdachte op jeugdige leeftijd al eerder is veroordeeld voor een zedendelict met minderjarige kinderen. Daarnaast zijn in de omstandigheden van verdachte met name drie risicoverhogende omstandigheden aan te wijzen, namelijk de beperkte intellectuele capaciteiten van verdachte, zijn alcoholmisbruik en zijn gebrek aan maatschappelijke inbedding. Deze laatste factor verhoogt ook de kans op sociaal afglijden en is sterk in gewicht toegenomen doordat verdachte niet meer kan wonen bij zijn moeder en broer.
De rechtbank acht dan ook een maatschappelijk onaanvaardbaar herhalingsrisico aanwezig, niet alleen op de lange termijn, maar bij snel afglijden van verdachte, ook op korte termijn.
6. Ter voorkoming van herhaling achten de deskundigen en de reclasseringswerker een klinische behandeling noodzakelijk. De reclasseringswerker heeft ter terechtzitting verklaard dat door de reclassering geen controle op het alcoholmisbruik kan worden gehouden, waardoor het risico van (verder) maatschappelijk afglijden groot is. De strafvorm die de raadsman naar voren heeft gebracht, acht de rechtbank dan ook niet passend.
7. De klinische behandeling die volgens de deskundigen en de reclasseringswerker in Hoeve Boschoord dient plaats te vinden, wordt door hen gekoppeld aan de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Voor een klinische behandeling verbonden een terbeschikkingstelling met voorwaarden is verdachte volgens de deskundigen onvoldoende gemotiveerd.
8. Alles afwegende, ook gelet op het feit dat de bewezen verklaarde feiten, zij het in (licht) verminderde mate, aan verdachte kunnen worden toegerekend, is de rechtbank van oordeel dat straf op zijn plaats is en zal zij een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van achttien maanden opleggen.
9. Gelet op voormelde multidisciplinaire rapportages zal de rechtbank voorts terzake van de bewezen verklaarde feiten, zijnde misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, aan verdachte opleggen de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege. Aan de voorwaarden vermeld in de artikelen 37a en 37b, onder de leden 1, van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Vordering tot schadevergoeding
De wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats], bankrekeningnummer [nummer] heeft zich met een vordering tot een voorschot op de schadevergoeding ten bedrage van Euro 925,- en de wettelijke rente gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot (tenminste) het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De niet betwiste vordering is voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 37a, 37b, 45, 57, 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres en woonplaats], bankrekeningnummer [nummer], van een bedrag van Euro 925,-, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2006 tot de dag van de betaling.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer voornoemd, een bedrag te betalen van Euro 925,-, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 18 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mrs. Elders en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2007.
Voetnoten:
1 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor (dossierpagina 32) van [slachtoffer], gevoegd bij het (stam)proces-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 30 januari 2006 ondertekend door Magendans en Van Kamp-Ten Brink, respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie Team Recherche Noord- West Veluwe.
2 Het als bijlage bij het onder voetnoot 1 genoemde (stam)proces-verbaal, gevoegde proces-verbaal van verhoor van verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 18 januari 2006 ondertekend door Van Petersen en Schimmel, respectievelijk agent van politie en brigadier van politie Noord- West Veluwe.