RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460324-06
Uitspraak d.d.: 14 maart 2007
Tegenspraak/ oip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1954],
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting van 14 februari 2007 zijn de volgende beslissingen gegeven:
- De rechtbank heeft verklaard dat verdachte niet in staat is zijn belangen behoorlijk te behartigen (beslissing ex artikel 509a van het Wetboek van Strafvordering).
- Het verzoek van de officier van justitie om een bevel medebrenging te gelasten is afgewezen.
- Het onderzoek is geschorst tot de terechtzitting van 1 maart 2007.
Ter terechtzitting van 1 maart 2007 zijn de volgende beslissingen gegeven:
- Aan de schrijvende pers is bijzondere toegang verleend.
- De vordering tot wijziging van de tenlastelegging is toegewezen.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting van 1 maart 2007 is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2006 in de gemeente Aalten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [1993]) te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]:
- [slachtoffer] heeft benaderd en/of
- heeft gedaan alsof hij [slachtoffer] de weg wilde vragen en/of
- [slachtoffer] één of meermalen met een (ijzeren) staaf heeft geslagen (in de nek en/of tegen het hoofd) en/of
- [slachtoffer] uit het zicht heeft getrokken en/of
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar wilde neuken en/of
- aan de borst(en) van [slachtoffer] heeft gevoeld, terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 242 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 juni 2006 in de gemeente Aalten, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] (geboren [1993]) heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het strelen en/of aanraken van haar borst(en) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) eruit dat verdachte:
- [slachtoffer] heeft benaderd en/of
- heeft gedaan alsof hij [slachtoffer] de weg wilde vragen en/of
- [slachtoffer] één of meermalen met een (ijzeren) staaf heeft geslagen (in de nek en/of tegen het hoofd) en/of
- [slachtoffer] uit het zicht heeft getrokken en/of
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar wilde neuken;
art 246 Wetboek van Strafrecht
De raadsman heeft namens de verdachte het verweer gevoerd dat de rechtbank niet bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde, zulks op grond van de – beweerde – afstamming van verdachte. De raadsman heeft daarbij meegedeeld dat hij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank.
De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. In de tenlastelegging is gesteld dat het ten laste gelegde in de gemeente Aalten heeft plaatsgehad. De rechtbank Zutphen is derhalve bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank beschouwt de tenlastelegging, ondanks een door de officier van justitie gevorderde wijziging, als een primair en subsidiaire tenlastelegging en niet als een cumulatieve tenlastelegging. Gezien hetgeen ten laste is gelegd, is er geen sprake van samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en is er evenmin sprake van feiten die kunnen worden beschouwd als voortgezette handeling.
Namens verdachte is aangevoerd dat verdachte niet het voornemen heeft gehad om het slachtoffer seksueel binnen te dringen. Voorts is aangevoerd dat, hoewel de indruk zou kunnen ontstaan dat verdachte zijn voornemen niet ten uitvoer heeft gelegd door invloed van buitenaf, verdachte uit zichzelf is gestopt.
De raadsman heeft geconcludeerd tot vrijspraak van poging tot verkrachting.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het volgende gebleken.
Verdachte had al een aantal weken voor 22 juni 2006 het voornemen om iemand te gaan verkrachten of aan te randen; hij is met dat voornemen gaan rondzwerven om iemand die daarvoor in aanmerking kwam te vinden. Verdachte heeft ter terechtzitting op vragen van de rechtbank verklaard dat hij het slachtoffer wilde verkrachten. Verdachte heeft uitleg gegeven wat hij onder verkrachten verstaat, namelijk: het neuken met iemand die dat niet wil.
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat verdachte het slachtoffer op 22 juni 2006 heeft aangesproken en haar vervolgens achterna is gegaan in de richting van het huis van haar tante, dit met de bedoeling haar te verkrachten. Verdachte heeft verklaard dat hij een staaf bij zich had met de bedoeling die te gaan gebruiken, en wel om het slachtoffer buiten bewustzijn te slaan. Verdachte heeft haar een aantal malen een klap gegeven, maar zij raakte niet buiten bewustzijn. Het slachtoffer bood weerstand en heeft zich vastgehouden aan een paal, toen verdachte getracht heeft haar achter het huis te slepen.
Het slachtoffer heeft verklaard dat zij verzet heeft geboden, dat zij heeft geschreeuwd, dat zij een aantal malen is geslagen door de verdachte en dat verdachte heeft getracht haar naar de achterkant van de woning te sleuren. Zij heeft haar schoenen uitgetrokken om bij gelegenheid sneller weg te kunnen rennen.
De rechtbank is van oordeel dat hieruit blijkt dat de gedragingen van verdachte moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van de voorgenomen verkrachting.
Namens verdachte heeft de raadsman aangevoerd, dat de verklaringen van verdachte wijzen op vrijwillige terugtred.
De rechtbank is echter op grond van de bewijsmiddelen van oordeel dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred. De gedragingen van verdachte waren er op gericht het delict te voltooien. Dat hij zijn doel niet heeft bereikt is niet te danken geweest aan een wilsbesluit van verdachte, maar aan het verzet dat het slachtoffer heeft geboden. Het moment waarop verdachte besloot om weg te gaan viel samen met het moment dat het slachtoffer een mevrouw voorbij zag lopen en al schreeuwend in de richting van die mevrouw is gerend.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 22 juni 2006 in de gemeente Aalten ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om door geweld en andere feitelijkheden [slachtoffer] (geboren [1993]) te dwingen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer]:
- [slachtoffer] heeft benaderd en
- heeft gedaan alsof hij [slachtoffer] de weg wilde vragen en
- [slachtoffer] meermalen met een ijzeren staaf heeft geslagen in de nek en tegen het hoofd en
- [slachtoffer] uit het zicht heeft getrokken en
- tegen [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar wilde neuken en
- aan de borst(en) van [slachtoffer] heeft gevoeld,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las-te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Primair: poging tot verkrachting.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport, gedateerd 6 februari 2007, opgemaakt door
I. Schilperoord, psycholoog, en A.C. Bruijns, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht.
De conclusie van het rapport is dat er bij verdachte sprake is van een chronische psychose in het kader van een schizofrene stoornis, van het paranoïde type. Daarnaast zijn er symptomen die zouden kunnen passen bij een autismespectrumstoornis. Hierdoor kan het ten laste gelegde verdachte in sterk verminderde mate worden toegerekend.
De raadsman heeft op gronden als vermeld in de pleitnotitie aangevoerd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging daar het tenlastegelegde in het geheel niet aan verdachte toegerekend zou kunnen worden.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusie van de deskundigen dat, indien tot bewezenverklaring kan worden gekomen, verdachte het ten laste gelegde in sterk verminderde mate toegerekend kan worden, mede bevestiging vindt in hetgeen verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. Verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer wilde verkrachten/neuken. Uit de door verdachte gegeven uitleg van verkrachten leidt de rechtbank af dat de verdachte heeft beseft dat zijn handelen niet was toegestaan.
De rechtbank verwerpt het verweer.
De rechtbank kan zich met de conclusie van het rapport van de deskundigen verenigen en zij neemt de conclusie over.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde en de omstandigheden waar-onder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank met name gelet op de inhoud van de hiervoor reeds vermelde multidisciplinaire rapportage.
Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een ernstige psychiatrische stoornis die zijn functioneren op het niveau van denken, het waarnemen, het handelen, de sociale interacties, inclusief de inlevingsvermogens en de impulscontrole in belangrijke mate beïnvloedt. Een van de gevolgen van zijn gestoorde perceptie is dat hij zich buitengesloten voelt door de maatschappij, ten gevolge waarvan hij wrok koestert jegens de maatschappij. Ook bij het ten laste gelegde feit komen diverse aspecten van zijn stoornis tot uiting. Hij wrokt op egocentrische manier over zijn isolement en hij is niet in staat zich in te leven in de gevoelens van het slachtoffer. Zijn oordeels- en kritiekstoornissen verhinderen een adequaat realiteitsbesef en hij kan zijn impulsen slecht beheersen.
De kans wordt groot geacht dat verdachte tot diverse delicten van gewelddadig karakter kan overgaan. Zijn wrok tegen de maatschappij maakt het recidiverisico van gewelddadigheid nog groter. Er wordt geadviseerd verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. Een behandeling in een minder vergaand juridisch kader zal niet afdoende zijn in verband met de ernst van de stoornis, het ontbreken van iedere vorm van ziekte-inzicht en de afwezigheid van motivatie voor behandeling.
Met de beschouwingen en het advies kan de rechtbank zich verenigen.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting eveneens het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van zijn nog zeer jonge slachtoffer. Hij heeft daar geweld niet bij geschuwd en heeft getracht het slachtoffer bewusteloos te slaan alvorens haar te willen verkrachten. Hij heeft de belangen van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan zijn lustgevoelens. Zijn handelen is mede ingegeven geweest door wrok die hij koesterde jegens de maatschappij, van welke wrok het slachtoffer – min of meer toevallig – de dupe is geworden.
Het feit heeft een diepe indruk gemaakt op het slachtoffer. Algemeen bekend is dat voor slachtoffers de gevolgen van dergelijk handelen veelal ernstig en langdurig kunnen zijn.
Gelet op de bovenvermelde multidisciplinaire rapportage zal de rechtbank terzake van het bewezenverklaarde aan verdachte naast een gevangenisstraf de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen. Zij is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen zodanige verpleging vereist.
Het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld is door de wetgever aangemerkt als een feit waarvoor terbeschikkingstelling mogelijk is. Het bewezen verklaarde feit betreft een misdrijf gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Ten aanzien van de duur van de op te leggen gevangenisstraf overweegt de rechtbank nog dat de ernst van het feit oplegging van een lange gevangenisstraf zou rechtvaardigen. Gelet echter op de mate van toerekenbaarheid, waar de officier van justitie bij haar eis ook al rekening mee heeft gehouden, en het belang dat is gediend bij een zo spoedig mogelijk aanvangen van de behandeling van verdachte zal de rechtbank niet overgaan tot een zwaardere strafoplegging dan is gevorderd.
Gelet op de duur van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf en de op te leggen maatregel zal het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte worden afgewezen.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een krant, Duitstalig, Bild, datum 14 september 2005;
- een stalen pijp, 33,3 cm lang, ca 1 kg. zwaar;
volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.000,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het tenlastegelegde.
Het gevorderde bedrag betreft tot op heden geleden immateriële schade.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partij, zoals deze heeft gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zal deze vordering worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 37, 37a, 45 en 242 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 21 (eenentwintig) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een krant, Duitstalig, Bild, datum 14 september 2005;
- een stalen pijp, 33,3 cm lang, ca 1 kg. zwaar.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], rekeningnummer [nummer], van een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde feit.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.000,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Wijst het verzoek tot opheffing van het bevel voorlopige hechtenis en de onmiddellijke invrijheidstelling van veroordeelde af.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, Elders en Vaandrager, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 maart 2007.