ECLI:NL:RBZUT:2007:BA0896
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.A.M. Smulders
- Rechtspraak.nl
Instemming werknemer met uitzendbeding moet blijken uit een individueel ondertekend schriftelijk stuk
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 6 februari 2007, staat de vraag centraal of de instemming van een werknemer met een uitzendbeding schriftelijk moet worden vastgelegd. De eiser, werkzaam via Wijco Detachering BV, vordert betaling van achterstallig ziekengeld en salaris. Hij stelt dat hij te weinig ziekengeld heeft ontvangen over verschillende periodes en dat hij recht heeft op een reiskostenvergoeding. Wijco betwist de vorderingen en voert aan dat er geen rechtsgeldig uitzendbeding is overeengekomen, omdat dit niet schriftelijk is vastgelegd, zoals vereist door artikel 7:691 van het Burgerlijk Wetboek.
De kantonrechter overweegt dat de schriftelijkheidseis van het uitzendbeding van wezenlijk belang is voor de rechtspositie van de werknemer. Aangezien er geen schriftelijke overeenkomst is, kan de kantonrechter Wijco niet volgen in haar betoog dat de werknemer niet in dienst was tijdens zijn ziekteperiodes. De kantonrechter concludeert dat de werknemer recht heeft op het voor hem geldende minimumloon tijdens zijn ziekteperiodes, en dat de vordering tot reiskostenvergoeding niet is betwist. De wettelijke verhoging over de toe te wijzen bedragen wordt gematigd tot 15%.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere akten, waarbij de kantonrechter partijen aanmoedigt om het resterende geschilpunt in onderling overleg op te lossen. Dit vonnis benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in arbeidsrelaties, vooral bij uitzendbedingen, en de bescherming van werknemersrechten in het geval van ziekte.