ECLI:NL:RBZUT:2007:BA1333

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
23 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/500949-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval op voorrangskruising met zwaar lichamelijk letsel

Op 23 maart 2007 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een verkeersongeval op de kruising van de Rossweg, Rengersweg en Ampenseweg te Lochem. De verdachte, geboren in 1921, was als bestuurder van een personenauto betrokken bij een aanrijding waarbij zijn kleinzoon en een motorrijder, [slachtoffer A], zwaar gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet voldoende had vergewist van de verkeerssituatie bij het oprijden van de kruising, ondanks dat verkeersborden hem waarschuwden voor het verlenen van voorrang. Dit leidde tot een aanrijding waarbij [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een klaplong en gebroken ribben, en zijn kleinzoon, [slachtoffer B], ook ernstig gewond raakte met onder andere een schedelbasisfractuur.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld, wat resulteerde in het ongeval. De verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, aangezien er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De officier van justitie had een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 8 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, en de rechtbank volgde deze vordering. De rechtbank benadrukte de ernst van de situatie en de gevolgen van de onoplettendheid van de verdachte, wat leidde tot de zware verwondingen van de slachtoffers.

De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag. De rechtbank heeft de verdachte de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd voor de duur van 8 maanden, met een voorwaardelijk gedeelte van 4 maanden en een proeftijd van 2 jaren.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/500949-06
Uitspraak d.d.: 23 maart 2007
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum]i 1921,
wonende te [adres en woonplaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 02 juli 2006 in de gemeente Lochem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rossweg, althans een weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
immers heeft hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
bij het oprijden van de kruising van de Rossweg en/of de Rengersweg en/of de Ampenseweg zich er niet van vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang verleend aan een voor hem, verdachte, van rechts komende bestuurder van een motor, zijnde [slachtoffer A], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest
verlenen,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door [slachtoffer A] bestuurde motor,
waardoor;
- [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een klaplong en/of één of meerdere gebroken rib(ben) en/of een gebroken pols en/of een gebroken voet en/of een gebroken jukbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
- [slachtoffer B] (zijnde de zevenjarige kleinzoon van verdachte, die zich in de door verdachte bestuurde personenauto bevond), zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een schedelbasisfractuur en/of een gebroken rib en/of een hersenkneuzing en/of een gebroken sleutelbeen en/of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 02 juli 2006 in de gemeente Lochem als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Rossweg,
bij het oprijden van de kruising van de Rossweg en/of de Rengersweg en/of de Ampensewegzich zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of geen voorrang heeft verleend een voor hem, verdachte, van rechts komende bestuurder van een motor, zijnde [slachtoffer A], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen,
waarbij een botsing en/of een aanrijding tussen de personenauto van hem, verdachte, en de door voornoemde Meerbeek bestuurde motor heeft plaatsgevonden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd; althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 02 juli 2006 in de gemeente Lochem als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Rossweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden
immers heeft hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
bij het oprijden van de kruising van de Rossweg en de Rengersweg en de Ampenseweg zich er niet van vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en geen voorrang verleent aan een voor hem, verdachte, van rechts komende bestuurder van een motor, zijnde [slachtoffer A], terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising -door middel van een verkeersbord B6 en haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest
verlenen,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door [slachtoffer A] bestuurde motor,
waardoor;
- [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een klaplong gebroken ribben en een gebroken pols en een gebroken voet en een gebroken jukbeen en
- [slachtoffer B] (zijnde de zevenjarige kleinzoon van verdachte, die zich in de door verdachte bestuurde personenauto bevond), zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een schedelbasisfractuur en een gebroken rib en een hersenkneuzing en een gebroken sleutelbeen.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor anderen zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij niet goed heeft gekeken of er verkeer aan kwam en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een motorrijder, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een de motorrijder ([slachtoffer A]) en de, zich in de personenauto van verdachte bevindende, kleinzoon van verdachte ([slachtoffer B]) zwaar lichamelijk letsel hebben bekomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 14a, 14b, 14c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden.
Bepaalt, dat deze van deze bijkomende straf een gedeelte groot 5 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech-ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2007.