RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552391-06
Uitspraak d.d.: 23 maart 2007
Tegensrpaak/ dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Meester van Rhemenslaan, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
de kruising van de Meester Rhemenslaan en/of de Regentesselaan en/of de Meester van Hasseltlaan opgereden, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van bord B6 en/of haaientanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij voorrang moest verlenen aan het verkeer rijdende op de Regentesselaan- waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan een op de Regentesselaan van rechts komende bestuurder van een
bromfiets, zijnde [slachtoffer],
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waardoor voornoemde [slachtoffer], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen, te weten een gebroken scheenbeen en/of een gebroken kuitbeen (zijnde een of meerdere open botbreuk(en)) en/of een afwijkende stand van zijn voet), of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 03 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Meester van Rhemenslaan, althans enige weg,
de kruising van de Meester Rhemenslaan en/of de Regentesselaan en/of de Meester van Hasseltlaan is opgereden, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van bord B6 en/of haaientanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij voorrang moest verlenen aan het verkeer rijdende op de Regentesselaan- waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en/of heeft hij, verdachte, geen voorrang verleend aan een op de Regentesselaan van rechts komende bestuurder van een
bromfiets, zijnde [slachtoffer],
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waarbij voornoemde [slachtoffer], letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 03 augustus 2006 in de gemeente Apeldoorn als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Meester van Rhemenslaan, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
de kruising van de Meester Rhemenslaan en de Regentesselaan en de Meester van Hasseltlaan opgereden, -terwijl voor hem, verdachte, door middel van bord B6 en haaientanden op de weg, kenbaar was gemaakt dat hij voorrang moest verlenen aan het verkeer rijdende op de Regentesselaan- waarbij hij, verdachte, zich er niet van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer en hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan een op de Regentesselaan van rechts komende bestuurder van een
bromfiets, zijnde [slachtoffer],
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, heeft bekomen, te weten een gebroken scheenbeen en een gebroken kuitbeen (zijnde een of meerdere open botbreuken en een afwijkende stand van zijn voet).
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een geldboete van € 275,=, subsidiair 5 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij niet goed heeft gekeken of er verkeer aan kwam en daardoor geen voorrang heeft verleend aan de bestuurder van een bromfiets, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
De rechtbank acht voorts een voorwaardelijke ontzegging op zijn plaats is, teneinde de verdachte er van te weerhouden opnieuw zulks onvoorzichtig rijgedrag te vertonen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 750,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis.
Ontzegt ver-dachte ter zake van het bewezen-ver-klaar-de de bevoegdheid motorrijtuigen te bestu-ren voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech-ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2007.