RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552286-06
Uitspraak d.d.: 23 maart 2007
Tegenspraak/ dnip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1950,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2006 in de gemeente Putten als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger), daarmede rijdende over de weg, de Voorthuizerstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte, zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
rechtsaf geslagen -teneinde een bedrijventerrein op te rijden- en/of (gedeeltelijk) een (vrijliggend) fietspad opgereden, zonder zich te vergewissen dat het fietspad vrij was van (rechtdoorgaand) verkeer, waarbij hij, verdachte, geen voorrang heeft verleend aan een bromfietser, zijnde [slachtoffer], die zich op dat fietspad bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waardoor [slachtoffer], althans een ander, zwaar lichamelijk letsel, te weten een open breuk van het (linker) been en/of een (vlees)wond aan de (rechter) enkel en/of meerdere facturen aan de voet(en) en/of een hand en/of een gescheurde milt, heeft bekomen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 18 augustus 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Voorthuizerstraat, bij het naar rechts afslaan, teneinde een bedrijventerrein op te rijden, een bestuurder van een bromfiets ([slachtoffer]), die op het vrijliggend fietspad (van de Voorthuizerstraat) zich naast, althans zich rechts dicht achter hem bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen ([slachtoffer]) is ontstaan of schade aan
goederen is toegebracht;
art 18 lid 1 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 augustus 2006 in de gemeente Putten als bestuurder van een motorrijtuig (trekker met oplegger) op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Voorthuizerstraat, bij het naar rechts afslaan, teneinde een bedrijventerrein op te rijden, een bestuurder van een bromfiets ([slachtoffer]), die op het vrijliggend fietspad (van de Voorthuizerstraat) zich naast hem bevond, niet heeft laten voorgaan, waarbij letsel aan personen ([slachtoffer]) is ontstaan.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij niet goed heeft gekeken of er verkeer aan kwam en daardoor geen voorrang heeft verleend aan een fietser, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, waarbij aan een ander ([slachtoffer]) letsel werd toegebracht.
De rechtbank acht voorts een voorwaardelijke ontzegging op zijn plaats is, teneinde de verdachte er van te weerhouden opnieuw zulk gevaar voor het (overige) verkeer te veroorzaken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 350,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 7 dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rechters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 maart 2007.