ECLI:NL:RBZUT:2007:BA1580

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
28 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460255-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hemrica
  • Elders
  • Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot vrijheidsberoving en afpersing in Ermelo met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 28 maart 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die in de nacht van 14 op 15 mei 2006 een woning in Ermelo is binnengedrongen. De verdachte heeft geprobeerd een gezin van de vrijheid te beroven door hen onder bedreiging met een vuurwapen te dwingen om mee te komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die niet als ingezetene in Nederland was ingeschreven, zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot vrijheidsberoving, afpersing en vernieling. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met de bijzondere voorwaarde dat hij zich moet laten opnemen in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis en zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft ook de impact van de feiten op de slachtoffers meegewogen, die zich nog steeds onveilig voelen na de gebeurtenissen. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460255-06
Uitspraak d.d.: 28 maart 2007
Tegenspraak/ oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1974,
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem,
overigens niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegeven en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2006 tot en met 15 mei 2006 in de gemeente Ermelo wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen [adres] en in gebruik bij [slachtoffer A en/of slachtoffer B], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2006 tot en met 14 mei 2006 in de gemeente Ermelo opzettelijk [slachtoffer A en/of slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door opzettelijk wederrechtelijk (in de nachtelijke uren) de slaapkamer van die [slachtoffer A en/of slachtoffer B] binnen te dringen en/of hen/hem/haar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, althans zichtbaar voor hen/hem/haar vast te houden en/of op hen/hem/haar gericht te houden en/of hen/hem/haar (daarbij) de woorden toe te voegen: "kom eruit" en/of "meekomen" en/of "telefoon hier", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of hen/hem/haar naar de overloop te dirigeren/voeren,
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2006 tot en met 14 mei 2006 in de gemeente Ermelo, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A en/of slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet (wederrechtelijk) (in de nachtelijke uren) de slaapkamer van die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] binnen is gedrongen en/of hen/hem/haar een vuurwapen, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp heeft getoond, althans zichtbaar voor hen/hem/haar heeft vastgehouden en/of op hen/hem/haar gericht heeft gehouden en/of hen/hem/haar daarbij de woorden heeft toegevoegd: "kom eruit" en/of "meekomen" en/of "telefoon hier", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of hen/hem/haar naar de overloop heeft gedirigeerd/gevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2006 tot en met 14 mei 2006 in de gemeente Ermelo, [slachtoffer A en/of slachtoffer B], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer A] en/of die [slachtoffer B] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft verdachte
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan hen/hem/haar getoond, althans zichtbaar voor hen/hem/haar vastgehouden en/of op hen/hem/haar gericht en/of
- hen/hem/haar de woorden toegevoegd: "kom eruit" en/of "meekomen" en/of "telefoon hier", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- hen/hem/haar (daardoor) naar de overloop gedirigeerd/gevoerd;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 13 mei 2006 tot en met 14 mei 2006 in de gemeente Ermelo opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of een stoel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A en/of slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2006 tot en met 15 mei 2006 in de gemeente Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van 10.000,00 euro, althans 5.000,00 euro, althans een geldbedrag en/of gouden sieraden, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die [slachtoffer A]
telefonisch heeft medegedeeld (nadat hij de nacht ervoor (wederrechtelijk) (met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) de woning van [slachtoffer A] was binnengedrongen):
- dat hij hem 10.000,00 diende te overhandigen en als dat geld overhandigd zou zijn dat hij die [slachtoffer A] dan verder met rust zou laten en/of
- dat hij, verdachte, door het raam was gegaan afgelopen nacht en als hij het geld niet kreeg [slachtoffer A] nog meer zou meemaken en/of
- [slachtoffer A] grote problemen zou krijgen als hij, [slachtoffer A], niet deed wat verdachte vroeg en/of
- dat hij [slachtoffer A] wel wist te vinden. Dat dat wel gebleken was uit afgelopen nacht en/of
- dat hij dan wel met [slachtoffer A] zou afrekenen en/of
- "ik had je gisteren kapot kunnen schieten" en/of
- "ik zit in de onderwereld, jij niet" en/of
- "ik ben geen kleine jongen"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmotivering
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie betoogd dat in de jurisprudentie is aangenomen dat een beperking in vrijheid gedurende 15 minuten als vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangemerkt. Voorts heeft hij betoogd dat naar zijn oordeel het feit ook bewezen kan worden verklaard indien er geen sprake is geweest van het tonen van een wapen door verdachte, maar hij acht op grond van de verklaringen van de twee aangevers bewezen dat verdachte wel een wapen heeft getoond.
2. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat de onder 1, 2 meer subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte daarbij een wapen heeft getoond. Naar het oordeel van de raadsman is de tijdsduur te beperkt om de spreken van vrijheidsberoving, daar verdachte in totaal maximaal tien minuten in de woning is geweest. In die tien minuten is ook de tijd begrepen die verdachte nodig heeft gehad de woning binnen te komen en om deze weer te verlaten. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet de opzet heeft gehad om (één van) de bewoner(s) van de vrijheid te beroven, maar dat hij naar de woning is gegaan om angst aan te jagen.
3. De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de nacht van 14 mei 2006 tot en met 15 mei 2006 wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning aan de [adres] te Ermelo. Hij is wel kort op de slaapkamer van [slachtoffer A] geweest en heeft tegen deze [slachtoffer A] gezegd dat hij zijn bed uit moest komen, de telefoon moesten afgeven en dat hij mee moest lopen. [slachtoffer A] heeft dat gedaan. Zijn vrouw is uit zichzelf meegelopen. [slachtoffer A] heeft op de overloop zijn overige gezinsleden geroepen, waarna er een hectische situatie is ontstaan en verdachte de trap af is gewerkt. Verdachte ontkent een wapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te hebben gebruikt. Toen hij op de begane grond was heeft hij naar een mogelijkheid gezocht het pand snel te kunnen verlaten. Hij heeft met een stoel een ruit ingeslagen en heeft via de ingeslagen ruit de woning verlaten. In totaal is hij ongeveer tien minuten in de woning geweest. Hij heeft daarna met zijn eigen mobiele telefoon een aantal keren contact opgenomen met [slachtoffer A] en hem gezegd dat hij een bedrag van [Euro] 5.000,-- moest betalen. Verdachte erkent dat hij tijdens de telefoongesprekken de in de tenlastelegging genoemde woorden in de richting van [slachtoffer A] heeft gebruikt. [naam] had hem gezegd dat er genoeg geld bij [slachtoffer A] viel te halen en verdachte zou geld aan [naam] geven.
4. Aangever [slachtoffer A] heeft verklaard (voetnoot 1) dat hij op 14 mei om omstreeks 00.30 uur wakker werd omdat er een man op de slaapkamer stond die schreeuwde dat hij en zijn vrouw [slachtoffer B] mee moesten komen. De man stond aan het voeteneind van het bed en had een zilverkleurig pistool in zijn hand. Hij zwaaide met het wapen dat zij het bed uit moesten komen en in welke richting er gelopen moest worden. Hij richtte het wapen op hen. Toen zij op de overloop stonden werden de kinderen ook wakker. De man stond met het pistool in zijn linkerhand, bij het trappengat. De man stond niet ver van hem af waardoor hij zelfs in de loop van het pistool kon kijken. Hij heeft de man een aantal keren gezegd dat hij de woning moest verlaten, maar de man gaf daar geen gevolg aan. Op een gegeven moment heeft hij de kans gezien in de richting van de man te springen en hem achteruit het trappengat in te duwen. De man zag kans zich vast te grijpen. Zijn zoon heeft de man vervolgens wat klappen gegeven, waarna de man naar beneden viel. Kort daarna was er glasgerinkel. Toen hij even later naar beneden liep zag hij dat een ruit in de woonkamer met een stoel was ingeslagen en dat de man was verdwenen. Op 14 mei 2006 om omstreeks 20.37 uur kreeg hij een telefoontje. De man die belde had dezelfde stem als de man die in de woning was binnengedrongen. De man vertelde dat hij geld moest betalen. De man heeft daarna meerdere malen gebeld waar het geld overhandigd moest worden en heeft bedreigingen geuit voor het geval hij niet zou betalen.
5. De getuige [slachtoffer A] heeft verklaard (voetnoot 2) dat hij in de nacht is gewekt doordat zijn vader zijn naam riep. Aan het stemgeluid kon hij horen dat er nood was. Hij is opgestaan en is naar de overloop gelopen. Daar stonden zijn vader en een man die hij niet kende. Hij kon zien dat de man iets in zijn hand had. Hij zag dat zijn vader die man een duw gaf waardoor deze naar beneden viel. De man zag kans zich aan de trapleuning vast te grijpen. Hij is naar de man toegelopen en zag dat de man een wapen in zijn hand had. Het was een klein wapen. Op enig moment heeft hij in de loop van het wapen kunnen kijken en gezien dat de loop open en rond was. Hij heeft de arm met daarin het wapen naar beneden geduwd en met zijn rechter vuist de man op het hoofd geslagen. Kort daarna hebben ze de man naar beneden gewerkt.
6. In de avond van 14 mei 2006 heeft verdachte met aangever telefonisch contact opgenomen. Naar aanleiding daarvan is aangevers telefoon afgeluisterd. In het dossier is een letterlijke weergave van de inhoud van de gesprekken opgenomen (voetnoot 3). Daaruit blijkt dat verdachte in het gesprek dat op 14 mei 2006 om 23.28 uur tussen hem en aangever is gevoerd, en waarbij verdachte ernaar verwijst dat hij in de woning van aangever is geweest, verdachte tegen aangever heeft gezegd "Ik had je kapot kunnen schieten" en dat hij op een vraag van de aangever heeft bevestigd dat het een echt wapen betrof.
7. De rechtbank acht op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en de hiervoor onder 4 en 5 genoemde bewijsmiddelen het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen. Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn handelingen is begonnen met het doel om een gesprek af te dwingen. Hij is de situatie gaan beheersen en heeft aangever en zijn echtgenote gedwongen mee te komen. Zij zijn daardoor in hun beweging beperkt. De rechtbank acht op grond van de hiervoor onder 4 en 5 genoemde verklaringen van de aangever en de getuige en de inhoud van het door verdachte met de aangever gevoerde telefoongesprek bewezen dat verdachte daarbij gebruik heeft gemaakt van een vuurwapen of een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de duur van de bewegingsvrijheid echter van zodanig korte duur is geweest dat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een voltooide vrijheidsberoving. Verdachte dient derhalve van het onder 2 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. Wel is de rechtbank van oordeel dat de handelingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van een door verdachte voorgenomen opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
8. Concluderend is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Bewezen wordt verklaard dat:
1.
hij in de periode van 14 mei 2006 tot en met 15 mei 2006 in de gemeente Ermelo wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [slachtoffer A] en [slachtoffer B];
2.
hij in de periode van 13 mei 2006 tot en met 14 mei 2006 in de gemeente Ermelo, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer A] en [slachtoffer B] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en beroofd te houden, met dat opzet wederrechtelijk in de nachtelijke uren de slaapkamer van die [slachtoffer A] en die [slachtoffer B] binnen is gedrongen en hen een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en op hen gericht heeft gehouden en hen daarbij de woorden heeft toegevoegd: "kom eruit" en "meekomen" en "telefoon hier", en hen naar de overloop heeft gedirigeerd/gevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 13 mei 2006 tot en met 14 mei 2006 in de gemeente Ermelo opzettelijk en
wederrechtelijk een ruit en een stoel, toebehorende aan [slachtoffer A en/of slachtoffer B], heeft vernield en/of beschadigd;
4.
hij in de periode van 14 mei 2006 tot en met 15 mei 2006 in de gemeente Ermelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van 10.000,00 euro, althans 5.000,00 euro, toebehorende aan [slachtoffer A], die [slachtoffer A] telefonisch heeft medegedeeld nadat hij de nacht ervoor wederrechtelijk met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, de woning van [slachtoffer A] was binnengedrongen:
- dat hij hem 10.000,00 euro diende te overhandigen en als dat geld overhandigd zou zijn dat hij die [slachtoffer A] dan verder met rust zou laten en
- dat hij, verdachte, door het raam was gegaan afgelopen nacht en als hij het geld niet kreeg [slachtoffer A] nog meer zou meemaken en
- [slachtoffer A] grote problemen zou krijgen als hij, [slachtoffer A], niet deed wat verdachte vroeg en
- dat hij [slachtoffer A] wel wist te vinden. Dat dat wel gebleken was uit afgelopen nacht en
- dat hij dan wel met [slachtoffer A] zou afrekenen en
- "ik had je gisteren kapot kunnen schieten" en
- "ik zit in de onderwereld, jij niet" en
- "ik ben geen kleine jongen",
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen;
2. subs: poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd;
3. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen;
4. poging tot afpersing.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een multidisciplinair rapport, gedateerd 1 december 2006, opgemaakt door
J.M. Oudejans, psycholoog, en J. Loerakker, psychiater, beiden verbonden aan het Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Utrecht.
De conclusie van het rapport is dat verdachte een zwakbegaafde psychisch zwak geïntegreerde man is die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, narcistisch-afhankelijke en antisociale trekken. Daarnaast is er sprake van een afhankelijkheid van
benzodiazepinen en van alcoholmisbruik. Het ten laste gelegde kan de verdachte in verminderde mate worden toegerekend en alle ten laste gelegde feiten moeten als één complex worden gezien.
De rechtbank kan zich met de conclusie van het rapport van de deskundigen verenigen en zij neemt de conclusie over.
Oplegging van straf en/of maatregel.
1. De officier van justitie heeft gevorderd:
- een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de bijzondere voorwaarden op te leggen die in het reclasseringsrapport van 14 maart 2007 zijn vermeld, waarbij de opname binnen een door de reclassering aan te wijzen instelling op maximaal één jaar dient te worden bepaald.
2. De raadsman heeft aangevoerd dat hij zich kan vinden in de conclusie met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Voorts heeft hij aangevoerd dat verdachte thans al geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en dat een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf met de voorwaarden als omschreven in het reclasseringsrapport, zou moeten volstaan.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking
genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om de slachtoffers wederrechtelijk van de vrijheid te beroven. Hij is gedurende de nacht de woning van de slachtoffers binnen gedrongen en heeft hen onder dreiging van een vuurwapen gedwongen op te staan en mee te gaan. Verdachte heeft deze feiten gepleegd in een omgeving waar de slachtoffers zich veilig mochten wanen. Verdachte heeft zich op de vlucht schuldig gemaakt aan een vernieling en een beschadiging. Vervolgens heeft verdachte nog geprobeerd het slachtoffer [slachtoffer A] af te persen. Hij heeft deze meermalen gebeld en gezegd waar hij geld moest afleveren. Hij heeft daartoe diverse ernstige bedreigingen geuit. Het bewezen verklaarde is voor de slachtoffers een zeer traumatische ervaring geweest en zij voelen zich nog steeds onveilig. Bovendien draagt dit soort feiten bij aan in de samenleving levende onveiligheidsgevoelens.
5. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de over de verdachte opgemaakte
voornoemde persoonlijkheidsrapportage. Daaruit komt naar voren dat verdachte intellectueel gezien op zwakbegaafd niveau functioneert. Daarnaast is er sprake van een persoonlijkheidspathologie. Zowel de zwakbegaafdheid als aspecten van zijn persoonlijkheidspathologie hebben bij de totstandkoming van het ten laste gelegde een belangrijke rol gespeeld. De kans op herhaling van soortgelijke feiten wordt relatief groot geacht. Om die kans te verkleinen is behandeling en begeleiding noodzakelijk. Dit kan plaats vinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf. De reclassering heeft gezocht naar een passende begeleidings / behandelinstelling en adviseert om verdachte op te laten nemen in een instelling voor werken en wonen voor mensen met een licht verstandelijke beperking.
6. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Zij zal het
advies van de reclassering volgen om bij bijzondere voorwaarde een verplichte
behandeling en begeleiding op te leggen.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer A] en zijn echtgenote [slachtoffer B] hebben zich met een vordering tot schadevergoeding gevoegd in het strafproces. [slachtoffer A] ten bedrage van [Euro] 2.000,-- en [slachtoffer B] ten bedrag van [Euro] 1.000,--, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente.
Nu niet is weersproken dat de benadeelde partijen, zoals deze hebben gesteld, als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden tot het gevorderde bedrag en de vordering de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, zullen deze vorderingen worden toegewezen.
De verdachte is voor de schade -naar burgerlijk recht- aansprakelijk.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van telkens een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 57, 138, 282, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 (acht) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich binnen 2 jaren na ingang van onderstaande proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich - (zover mogelijk) vanuit of in aansluiting op zijn detentie - laten opnemen bij De Nieuwe Start te Emmen, instelling voor wonen en werken voor mensen met een verstandelijke beperking. De veroordeelde zal zich houden aan de regels die hem door of namens de leiding zullen worden gegeven. Indien de opname bij deze instelling geen doorgang mocht kunnen vinden, zal de veroordeelde zich laten opnemen bij een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling; bij een en ander bepaalt de rechtbank het klinische deel van de opname na detentie op maximaal één jaar.
2. de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd overigens gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die hem zullen worden gegeven door of namens de reclassering, zolang als deze nodig oordeelt.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer A], [adres], [plaats], rek.nummer [nummer], van een bedrag van [Euro] 2.000,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] voornoemd, een bedrag te betalen van [Euro] 2.000,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 40 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
P. [slachtoffer A]-[slachtoffer B], [adres], [plaats], rek.nummer [nummer], van een bedrag van [Euro] 1.000,--, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de pleegdatum van het bewezen verklaarde.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer P. [slachtoffer A]-[slachtoffer B] voornoemd, een bedrag te betalen van [Euro] 1.000,--, met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 20 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Elders en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
28 maart 2007.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten:
1 Het als bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0611/06-205251, gesloten en ondertekend op 10 juli 2006 door Schuurman, brigadier van politie Team Recherche, District Noord-West Veluwe, gevoegde aangifte van [slachtoffer A], genummerd PL0611/06-280778, opgemaakt op 16 mei 2006 door Plender, brigadier van politie team Recherche, District Noord-West Veluwe.
2 Het als bijlage bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal vermeld onder voetnoot 1, gevoegde proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer A], genummerd PL0611/06-280778, gesloten en ondertekend op 14 mei 2006 door Van den Bor, hoofdagent van politie Team Ermelo-Putten.
3 Zie pag. 73 en verder van het dossier.