RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580239-05
Uitspraak d.d.: 28 maart 2007
Tegenspraak/ dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1975,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 1998 tot en met 07 juni 2005 te Vorden, althans in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, (telkens) een (groot) aantal foto's/afbeeldingen en/of (een) gegevensdrager(s), bevattende één of meerdere afbeelding(en) van seksuele gedragingen, te weten 2304 (drieëntwintighonderdenvier), althans een (groot) aantal multimediabestanden op (een of meer harddisk(s) van) een computer en/of computerbestanden en/of zeven (7) cd-roms en/of zevenenveertig (47) diskettes, (telkens) bevattende (een) film(fragment(en) met en/of afbeelding(en) van (een) seksuele gedraging(en) waarbij (een) persoon/personen is/zijn betrokken die (kennelijk) de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt heeft verspreid en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of uitgevoerd en/of in bezit heeft gehad en/of welke gegevensdrager(s) bevattende een of meer film(fragment(en) en/of een of meer afbeelding(en) en/of (harddisk(s) van een computer en/of computerbestand(en) en/of cd-rom(s) en/of diskette(s) (ondermeer) de hierna genoemde seksuele gedraging(en) bevatten:
OMSCHRIJVING
art 240b lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsmotivering en bewezenverklaring
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
2. De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte kinderporno in bezit heeft gehad, maar dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het ten laste gelegde verspreiden, vervaardigen, invoeren en uitvoeren daarvan. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de pleegperiode beperkt dient te worden. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij in 1998 is begonnen met het downloaden van kinderporno. Dit in onjuist, omdat hij eerst sinds 2000 een internetaansluiting had en dus pas vanaf dat moment via het internet kinderporno kon gaan verzamelen.
3. De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de periode van 2000 tot en met 7 juni 2005 via het internet naar kinderporno is gaan zoeken. Hij heeft door hem gevonden bestanden met afbeeldingen en filmfragmenten op zijn computer, cd-roms en diskettes opgeslagen. Verdachte heeft meegedeeld dat de in de dagvaarding genoemde hoeveelheid multimediabestanden, namelijk 2304, juist is en dat de afbeeldingen voldeden aan de in de tenlastelegging vermelde omschrijvingen.
4. De rechtbank acht op basis van de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting en het proces-verbaal (voetnoot 1) van politie (met bijlagen), waarin beschrijvingen worden gegeven van de aangetroffen kinderpornobestanden, het ten laste gelegde bezit van kinderporno bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte deze bestanden heeft verspreid, vervaardigd, ingevoerd en/of uitgevoerd. Van dat deel van het ten laste gelegde dient verdachte vrijgesproken te worden. Ten aanzien van de aanvang van de pleegperiode gaat de rechtbank uit van de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij sinds 2000 een internetaansluiting heeft en dat hij vanaf dat moment op het internet is gaan zoeken. De rechtbank zal de pleegplaats ruim bewezen verklaren, aangezien verdachte blijkens het in het dossier aanwezige GBA-overzicht in de bewezen verklaarde periode ook buiten Vorden / gemeente Bronckhorst ingeschreven heeft gestaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft
begaan te weten dat:
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2000 tot en met 07 juni 2005 te Vorden, althans in de gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, telkens een groot aantal gegevensdragers, bevattende één of meerdere afbeelding(en) van seksuele gedragingen, te weten 2304 (drieëntwintighonderdenvier) multimediabestanden op (een of meer harddisk(s) van) een computer en computerbestanden en cd-roms en diskettes, telkens bevattende (een) film(fragment(en)) met en/of afbeelding(en) van (een) seksuele gedraging(en) waarbij (een) persoon/personen is/zijn betrokken die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had(den) bereikt in bezit heeft gehad en welke gegevensdragers bevattende een of meer film(fragment(en) en/of een of meer afbeelding(en) en/of (harddisk(s) van een computer en/of cd-rom(s) en/of diskette(s) (ondermeer) de hierna genoemde seksuele gedraging(en) bevatten: OMSCHRIJVING
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De rechtbank ziet in het bewezenverklaarde "in bezit hebben" ook het vóór 1 oktober 2002 in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht opgenomen wettelijk bestanddeel "in voorraad hebben".
De op 1 mei 2004 in werking getreden wijziging van artikel 240b is louter technisch van aard en heeft aldus geen consequenties voor de beoordeling van het feit.
Het bewezene levert op het misdrijf:
Een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel.
1. De officier van justitie heeft gevorderd:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar;
- de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien zulks zou inhouden het volgen van een ambulante behandeling bij De Tender te Deventer;
- een werkstraf van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft zijn eis gebaseerd op bewezenverklaring van het in bezit hebben van kinderporno. De officier van justitie heeft aangevoerd dat het een zeer ernstig feit betreft. Het is een voor de makers van dat materiaal lucratieve handel, waarbij kinderen misbruikt worden. Door het verzamelen van de kinderporno is het verdachte mede toe te rekenen dat deze handel in stand gehouden wordt en dat kinderen daarvoor misbruikt zullen worden.
2. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte, omdat hij niet hoefde te betalen om in het bezit te komen van de afbeeldingen, de handel voor de makers van het materiaal in zijn geval niet lucratief heeft gemaakt. Verdachte beseft inmiddels terdege dat hij door zijn handelwijze mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor het voortbestaan van het maken van en de handel in die afbeeldingen. De verdachte was meer verslaafd en geïnteresseerd in het opsporen van moeilijk te vinden sites, onder andere door middel van het kraken van wachtwoorden, dan dat hij geïnteresseerd was in het door hem gevonden materiaal.
Gezien de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de raadsman verzocht een lagere werkstraf op te leggen.
3. Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Door het verzamelen van kinderporno, is het verdachte, zij het indirect, mede toe te
rekenen dat uiterst verwerpelijke praktijken, die plaatsvinden met kinderen van veelal
zeer jonge leeftijd, in stand worden gehouden en bevorderd. Algemeen bekend is dat
kinderen door betrokkenheid bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele
gedragingen psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen
nalaat. De rechtbank houdt er ten nadele van verdachte rekening mee dat er een hele
grote hoeveelheid afbeeldingen is aangetroffen.
Anderzijds heeft de rechtbank er bij de straftoemeting rekening mee gehouden dat
verdachte ter zitting heeft verklaard mee te willen werken aan een behandeling bij De
Tender en ook aan een door de reclassering op te leggen voorwaarde dat zijn computer
onaangekondigd zal worden gecontroleerd. Voorts stelt de rechtbank vast dat geruime
tijd is verstreken tussen de huiszoeking en het horen van de verdachte, en dat er
vervolgens weer geruime tijd is verstreken voordat de zaak op de zitting is aangebracht.
Zij komt daardoor tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie is
gevorderd.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Zij zal het advies van de reclassering volgen om een verplicht reclasseringscontact als bijzondere voorwaarde op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 1, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 63 en 240b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich binnen 2 jaren na ingang van onderstaande proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel gedurende de hierbij op 3 jaren vastgestelde proeftijd de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Zij stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens reclassering, zolang als deze nodig oordeelt, ook indien zulks inhoudt dat veroordeelde zich ambulant dient te laten behandelen bij De Tender te Deventer of een door de reclassering aan te wijzen soortgelijke instelling.
Geeft genoemde reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Elders, voorzitter, Hemrica en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van Jansen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
28 maart 2007.
Mr. Follender Grossfeld is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoot:
1 Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL 647/05-270219, gesloten en ondertekend op 8 augustus 2006 door Zanderink en Emde, respectievelijk brigadier van politie regio Twente, specialist kinderpornografie, en hoofdagent van politie regio Noord Oost Gelderland, tactisch rechercheur.