ECLI:NL:RBZUT:2007:BA2118

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
3 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/802717-05
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Hooft
  • A. de Bie
  • H. Hemrica
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte van aanranding van de eerbaarheid bij een meervoudig gehandicapte

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 3 april 2007, stond de verdachte terecht voor de beschuldiging van aanranding van de eerbaarheid en het plegen van ontuchtige handelingen bij een meervoudig gehandicapte persoon. De tenlastelegging betrof incidenten die zich zouden hebben voorgedaan tussen 18 april 2005 en 2 juli 2005 in Vorden en Almen, waarbij de verdachte het slachtoffer zou hebben gedwongen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die op het moment van de feiten wist dat het slachtoffer in een kwetsbare toestand verkeerde, zich schuldig zou hebben gemaakt aan het betasten van de intieme delen van het slachtoffer.

Tijdens de rechtszitting op 20 maart 2007 zijn de verklaringen van het slachtoffer en getuigen besproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank wees erop dat naast de verklaring van het slachtoffer er geen ander bewijs was dat de beschuldigingen kon onderbouwen. De verklaringen van getuigen waren niet overtuigend en konden op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De rechtbank concludeerde dat de rode plekken op het lichaam van het slachtoffer ook andere oorzaken konden hebben, zoals strakke kleding.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten dat de verdachte niet schuldig was aan de ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de noodzaak om getuigenverklaringen kritisch te beoordelen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag als de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/802717-05
Uitspraak d.d.: 3 april 2007
tegenspraak/ dip / onip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1938,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 maart 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2005
tot en met 2 juli 2005 te Vorden en/of te Almen, althans in de gemeente
Lochem, (telkens) door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of
bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft
gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige
handeling(en), bestaande (telkens) uit
- het betasten van en/of strelen/aaien over de/een borst(en) en/of de
vagina/schaamstreek van die [slachtoffer]
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
- onverhoeds en onverwachts - en aldus mogelijk verzet brekend - heeft
gehandeld;
art 246 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 18 april 2005
tot en met 2 juli 2005 te Vorden en/of te Almen, althans in de gemeente
Lochem, (telkens) met [slachtoffer], van wie hij, verdachte, wist dat die
[slachtoffer] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke
onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of
ziekelijke stoornis van zijn/haar geestvermogens leed dat die [slachtoffer] niet
of onvolkomen in staat was zijn/haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te
maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande (telkens) uit
- het betasten van en/of strelen/aaien over de/een borst(en) en/of
de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer];
art 247 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt dat naast de verklaring van het slachtoffer geen enkel ander bewijsmiddel onomstotelijk leidt tot een bewezenverklaring. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door de getuigen afgelegde verklaringen niet redengevend en bovendien voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Zo kunnen de rode plekken bij de borst en schouder van het slachtoffer evengoed veroorzaakt zijn door de kleding die volgens verklaring van de moeder van het slachtoffer strak zat. Getuige [naam] heeft onder meer verklaard dat het slachtoffer wel eens na 16:30 uur thuis was en dat zij geregeld een blauwe plek op haar linkerbovenbeen had. Er is geen enkel bewijs waaruit zou blijken dat dit aan verdachte is toe te rekenen in de zin zoals is ten laste gelegd. Ook het feit dat verdachte schrok toen het slachtoffer hem bij het activiteitencentrum over het door haar genoemde incident aansprak, leidt niet tot een ander oordeel, nu een reactie als die van verdachte in geval van een dergelijke beschuldiging op zichzelf genomen niet onbegrijpelijk is.
Het door verdachte beschreven incident in de bus leidt evenmin tot een ander oordeel nu er voor het ontuchtig karakter van zijn handelen onvoldoende aanknopingspunten zijn te vinden in het dossier.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door mrs. Van der Hooft, voorzitter, De Bie en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2007.