RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580460-06
Vord. na voorw. veroord.: 06/080044-04 en 021/001944-04
Uitspraak d.d.: 10 april 2007
tegenspraak/ dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1961,
wonende te [adres en woonplaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 28 november 2006 tot en met 11 december 2006 te Warnsveld, in de gemeente Zutphen, en/of elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, in elk geval éénmaal, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend in één of meer aan die [slachtoffer] toegezonden brief/brieven geschreven:
- "Als jij niet normaal doet vieze hoer dan sterf jij gruwelijk door messteken in jouw lichaam vuile slet die jij bent sterf met mij" en/of
- "Ik vermoord jou binnenkort" en/of
- "Schatje [slachtoffer], van harte met je vejaardag, liefs [verdachte]. P.S. 12 december t/m 19 december opletten!" en/of
- "Jij sterft vieze GGNet slet zeer snel vieze hoer" en/of
- "Jij solt met de verkeerde mannen schatje, je gaat sterven hoer" en/of
- "De hoer [slachtoffer] op [adres] van GGNet, sterf godverdomme" en/of
- "Jij bent het foute vriendje tegengekomen, ik vermoord je vieze hoer" en/of
- "Hoe jij sterft weet ik alleen en het zal niet fijn zijn als mijn mes jou doorboort vieze vuile hoer" en/of
- "Als ik jou nog 1 keer tegen kom vuile slet, dan vermoord ik jou in koele bloede";
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 18 november 2006, in de gemeente Harderwijk en/of elders in Nederland, op verschillende tijdstippen, in elk geval éénmaal, (telkens) [medewerker St. Jansdal] en/of één of meer (andere) medewerker(s) van het ziekenhuis "St. Jansdal" heeft bedreigd met enig misdrijf waardoor de algemene veiligheid van personen en/of goederen in gevaar wordt gebracht en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend in één of meer aan die [medewerker St. Jansdal] en/of (een) (andere) medewerker(s) van ziekenhuis "St.Jansdal" toegezonden brief/brieven geschreven:
- "Ik ben een zelfmoordcommando en loop met een bom naar binnen toe einde"
en/of
- "Zoals ik al zei sterven met mij jullie gaan de lucht in dit jaar nog vieze ploerten" en/of
- "Jullie zijn lijken vuile ploerten" en/of
- "Voor ik jullie opblaas, breek ik eerst jullie nekken en jullie kaken daarna is het boem vieze ploerten" en/of
- "Er zal een bom afgaan dit jaar nog vieze ploerten allemaal de lucht in boem
weg ziekenhuis vieze schoften allah is groot jullie zijn dood" en/of
- "Jullie zijn lijken, en ik vermoord jullie allah is groot jullie zijn dood einde bericht" en/of
- "30-10-2006 vermoord ik jullie vuile ploerten en gaan jullie de lucht in boem einde bericht" en/of
- "Ik ben niet te stoppen meer, als ik binnen ben gaat de bom af, veel doden onder jullie zwijnen in de naam van allah, zelfmoordcommando neemt jullie ploerten te grazen einde bericht" en/of
- "De datum is bekend sterf schoften 12-11-2006 einde";
(Parketnummer 802800/06)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van beide aan verdachte tenlastegelegde feiten, welke conclusie door de raadsvrouw van verdachte is onderschreven.
2. Verdachte heeft ter terechtzitting bekend de hem tenlastegelegde feiten te hebben gepleegd.
3. In het dossier is ten aanzien van deze feiten verder voorhanden de aangifte van [slachtoffer] (voetnoot 1) (waarin zij aangeeft na beëindiging van de relatie met verdachte vanaf 7 december 2006 zo'n tien brieven te hebben ontvangen met verschillende (doods)bedreigingen) en in samenhang daarmee de door haar ontvangen brieven (voetnoot 2), de aangifte van [medewerker St. Jansdal] (voetnoot 3)(waarin hij als hoofd Veiligheid en Receptie van het St. Jansdal ziekenhuis namens het ziekenhuis aangifte doet van de ontvangst op verschillende afdelingen van het ziekenhuis, respectievelijk op 2 en 3 november 2006, van verschillende brieven met bedreigende teksten) en in samenhang daarmee de door aangever overgelegde brieven (voetnoot 4).
4. Door de officier van justitie is ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde aangevoerd de bedreiging voor het St. Jansdal ziekenhuis zeer bedreigend was, met name omdat onbekend was van wie deze dreiging uitging. Door de raadsvrouw van verdachte is daar tegen in gebracht dat voor de voorzitter van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis aan de hand van de brieven meteen duidelijk was deze afkomstig waren van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte zonder meer duidelijk is dat de dreigbrieven door het ziekenhuis uiterst serieus werden genomen en men zich daardoor ook bedreigd voelde. De constatering van de voorzitter van de Raad van Bestuur omtrent de vermoedelijk identiteit van de briefschrijver had pas achteraf plaats, te weten op 8 november 2006.
5. In feit 2 ligt besloten een brief waarin melding wordt gemaakt van de datum '30 oktober 2006'. De rechtbank is ten aanzien van dit onderdeel van oordeel, dat die datum voor de bewezenverklaring van de pleegperiode niet van doorslaggevende betekenis is, aangezien de gebezigde tekst los van de genoemde datum zonder meer bedreigend is.
6. De rechtbank is van oordeel dat de feiten bewezen kunnen worden als hierna onder het kopje 'bewezenverklaring' omschreven.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 28 november 2006 tot en met 11 december 2006 te Warnsveld, gemeente Zutphen, op verschillende tijdstippen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend in aan die [slachtoffer] toegezonden brieven geschreven:
- "Als jij niet normaal doet vieze hoer dan sterf jij gruwelijk door messteken in jouw lichaam vuile slet die jij bent sterf met mij" en/of
- "Ik vermoord jou binnenkort" en/of
- "Jij sterft vieze GGNet slet zeer snel vieze hoer" en/of
- "Jij solt met de verkeerde mannen schatje, je gaat sterven hoer" en/of
- "De hoer [slachtoffer] op [adres] van GGNet, sterft godverdomme" en/of
- "Jij bent het foute vriendje tegengekomen, ik vermoord je vieze hoer" en/of
- "Hoe jij sterft weet ik alleen en het zal niet fijn zijn als mijn mes jou doorboort vieze vuile hoer" en/of
- "Als ik jou nog 1 keer tegen kom vuile slet, dan vermoord ik jou in koele bloede";
hij in de periode van 1 tot en met 18 november 2006, in de gemeente Harderwijk op verschillende tijdstippen (een) medewerker(s) van het ziekenhuis "St. Jansdal" heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk dreigend in aan ziekenhuis "St.Jansdal" toegezonden brieven geschreven:
- "Ik ben een zelfmoordcommando en loop met een bom naar binnen toe einde"
en/of
- "Zoals ik al zei sterven met mij jullie gaan de lucht in dit jaar nog vieze ploerten" en/of
- "Jullie zijn lijken vuile ploerten" en/of
- "Voor ik jullie opblaas, breek ik eerst jullie nekken en jullie kaken daarna is het boem vieze ploerten" en/of
- "Er zal een bom afgaan dit jaar nog vieze ploerten allemaal de lucht in boem weg ziekenhuis vieze schoften allah is groot jullie zijn dood" en/of
- "Jullie zijn lijken, en ik vermoord jullie allah is groot jullie zijn dood einde bericht" en/of
- "30-10-2006 vermoord ik jullie vuile ploerten en gaan jullie de lucht in boem einde bericht" en/of
- "Ik ben niet te stoppen meer, als ik binnen ben gaat de bom af, veel dodenonder jullie zwijnen in de naam van allah, zelfmoordcommando neemt jullie ploerten te grazen einde bericht" en/of
- "De datum is bekend sterf schoften 12-11-2006 einde".
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is een rapport opgemaakt door de psychiater drs. F.P. Bish, gedateerd 11 maart 2007. De psychiater komt tot de conclusie dat bij betrokkene sprake is van een ziekelijke stoornis en dat hij, in het geval de feiten bewezen worden geacht, als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Met de conclusie van dit rapport kan de rechtbank zich verenigen. Zij neemt deze conclusie over.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, waarvan een gedeelte van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient volgens de officier van justitie de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te worden verbonden, ook als dit mocht inhouden de opname in de FPA voor een maximale termijn van twaalf maanden.
2. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vraag gerechtvaardigd is of in dit geval nog wel plaats is voor vergelding, gelet op de bij verdachte aanwezige ziekelijke stoornis. Een behandeling in het kader van de speciale preventie zou naar het oordeel van de raadsvrouw meer op zijn plaats zijn.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
4. Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van zes weken schuldig gemaakt aan verschillende bedreigingen tegenover zijn ex-vriendin en personeel van het St. Jansdal ziekenhuis. Het gaat hier om ernstige bedreigingen, waardoor mensen in hun persoonlijke sfeer worden geraakt en grote angst- en onrustgevoelens worden veroorzaakt.
De bedreigingen gericht aan het ziekenhuis hebben een grote impact, omdat daar ook veel maatschappelijke onrust uit kan ontstaan. Het ziekenhuis behoort een veilige omgeving te zijn waarin personeel en patiënten onbevreesd kunnen verblijven.
5. Verdachte heeft aangevoerd dat hij wel vaker op deze wijze bedreigingen heeft geuit, maar dat hij nooit uitvoering aan die bedreigingen heeft gegeven.
Verdachte zegt dat zijn handelen hem wordt ingegeven door stemmen die hij hoort.
De rechtbank is op basis van de verschillende rapporten die over verdachte zijn uitgebracht van oordeel dat verdachtes reacties, in welke zin dan ook, niet voorspelbaar zijn.
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat bij verdachte onder meer sprake is van een impulsregulatiestoornis en een structureel onvermogen tot een adequate hantering van gevoelens / stress / spanningen. Er is sprake van akoestische hallucinaties en van betrekkingsideeën.
De relatiebeëindiging gaf bij hem aanleiding tot machteloze woede en frustraties. Het weer woonachtig zijn in de regio van het St Jansdal ziekenhuis reactiveerde de oude gevoelens van machteloze woede en frustratie richting dat ziekenhuis.
Het recidiverisico voor soortgelijke feiten blijft in dat soort stressgevoelig situaties verhoogd. Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken is een intensieve, langerdurende behandeling en begeleiding noodzakelijk. Daarbij zal met name gewerkt moeten worden aan een adequate hantering van negatieve gevoelens / spanningen, aan verdachtes agressieproblematiek en persoonlijkheidsproblematiek, mede in het licht van zijn chronische psychose.
Geadviseerd wordt aan een deels voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van reclasseringscontact te verbinden, ook indien dit een behandeling bij een FPA inhoudt.
Evenals bij de psychiater heeft verdachte zich ter terechtzitting bereid verklaard die behandeling te willen ondergaan en het eens te zijn met het advies van de psychiater en de reclassering.
6. Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al verschillende malen is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Keer op keer zijn daarbij bedreigingen gedaan aan het adres van het St Jansdal ziekenhuis danwel daarin werkzame personen. Er is dus sprake van ernstige recidive.
7. Het hiervoor staande afwegend ziet de rechtbank aanleiding om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd. Zij acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats, alsmede de door alle procespartijen bepleite behandeling. Immers de mogelijkheid dat verdachte in bepaalde situaties daadwerkelijk een keer de daad bij het woord zou voegen, blijft een zorgelijk vraagstuk.
Het voorwaardelijk strafdeel heeft hopelijk tot effect dat verdachte ervan wordt weerhouden om weer in dit soort strafbare feiten te vervallen. Aan het voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank een tweetal bijzondere voorwaarden verbinden, zoals door de gedragsdeskundige en de reclassering is geadviseerd.
In beslag genomen voorwerpen
De na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen worden door de rechtbank beschouwd als een gezamenlijkheid van voorwerpen.
De onder 1 bewezenverklaarde feiten zijn deels met behulp van deze voorwerpen begaan en dienen te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Door de officier van justitie is de tenuitvoerlegging gevorderd van een tweetal aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten:
- een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank van 20 oktober 2004 onder parketnummer 06/080044-04
- een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 30 november 2004 onder parketnummer 21-001944-04.
Door de raadsvrouw zijn vraagtekens gesteld bij het nut van de tenuitvoerlegging van deze straffen, aangezien behandeling van verdachtes persoonsproblematiek voorop dient te staan.
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, zouden beide vorderingen in beginsel kunnen worden toegewezen.
De vorderingen zien op veroordelingen die korte tijd achtereen hebben plaatsgevonden. Daarin ziet de rechtbank aanleiding, mede in ogenschouw genomen de persoon en de problematiek van verdachte, om de tenuitvoerlegging te gelasten van de voorwaardelijk bij vonnis van deze rechtbank van 20 oktober 2004 opgelegde straf.
Verdachte moet zich realiseren dat het herhalend karakter van strafbare feiten enig strafrechtelijk gevolg moet hebben.
De andere vordering zal worden afgewezen, nu de rechtbank van de strafoplegging in het kader van de thans behandelde strafzaak in samenhang met de tenuitvoerlegging van 180 dagen een voldoende inscherpend effect op verdachte verwacht.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, zolang de reclassering dit noodzakelijk oordeelt;
2. dat de veroordeelde zich in aansluiting op zijn detentie ter behandeling zal laten opnemen in een FPA voor de maximale termijn van 1 jaar.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
* 24 brieven gericht aan [slachtoffer];
* 16 enveloppen gericht aan [slachtoffer];
* een sticker van een bloemenshop.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank onder parketnummer 06/080044-04 van 20 oktober 2004, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) dagen.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 7 februari 2007, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 15 november 2004 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Borgerhoff Mulder en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 april 2007.
Voetnoot:
1 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0631/06-209558, pagina 15/17 (verklaring [slachtoffer]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0631/06-414498, gesloten en ondertekend op 11 december 2006 door R. Jonker, hoofdagent van politie Team Zutphen
2 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0631/06-209558, pagina 20 t/m 23, 25, 27 t/m 31, betreffende de tijdens het doen van de aangifte door aangeefster ter beschikking gestelde brieven, welke brieven in kopie bij het proces-verbaal zijn opgenomen
3 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0650/06-209379, pagina 13/14 (verklaring [medewerker St. Jansdal]), betreffende een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0612/06-392222, gesloten en ondertekend op 6 november 2006 door H. Altena, hoofdagent van politie Team Harderwijk
4 Zie dossier behorende bij stamproces-verbaal nummer PL0650/06-209379, pagina 15 t/m 23, betreffende de als bijlage bij de aangifte gevoegde brieven