ECLI:NL:RBZUT:2007:BA3072

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-460068-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Draisma
  • A. de Bie
  • J. van der Hooft
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor vernieling en niet-naleving bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 april 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die was veroordeeld voor vernieling in het huis van zijn moeder. De rechtbank heeft de verdachte, geboren in 1983, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De bijzondere voorwaarde was dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd diende te houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland. Dit omvatte onder andere ambulante behandeling bij De Tender en het niet meer wonen bij zijn moeder.

De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf werd behandeld op 3 april 2007, waarbij de veroordeelde niet aanwezig was. Zijn raadsman, mr. Willems, was wel aanwezig, maar niet uitdrukkelijk gemachtigd om de verdachte te verdedigen. De rechtbank heeft de processtukken bekeken, waaronder een Afloopbericht van de reclassering, waaruit bleek dat de veroordeelde niet meer verscheen op afspraken en geen contact opnam met de reclassering of zijn werkplek. De reclassering had aangegeven dat de verdachte een klinische behandeling nodig had, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende motivatie was voor een dergelijke behandeling en dat er geen gespecificeerd advies voorhanden was.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die vroeg om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, toegewezen. De beslissing om de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf te gelasten, werd genomen op basis van het feit dat de verdachte zich niet had gehouden aan de opgelegde voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende drukmiddelen waren om een behandeling op te leggen, maar dat de vordering tot tenuitvoerlegging gerechtvaardigd was. De uitspraak werd gedaan door mrs. Draisma, De Bie en Van der Hooft, in aanwezigheid van mr. Van Erp, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector straf
Parketnummer: 06/460068-06
Deze rechtbank heeft te beslissen op een vordering van de officier van justitie van 8 januari 2007, betreffende een onherroepelijk geworden vonnis van deze rechtbank van 30 mei 2006 waarbij
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1983,
wonende te [adres en woonplaats],
op tegenspraak is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij is de volgende bijzondere voorwaarde bepaald:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt dat veroordeelde:
? zich ambulant zal laten behandelen door De Tender en zich zal houden aan de regels die door of namens de leiding van De Tender zullen worden gegeven:
? niet meer bij zijn moeder, [naam moeder], zal wonen.
Motivering:
De vordering is behandeld ter terechtzitting van 3 april 2007. Veroordeelde is niet ter zitting verschenen. Zijn raadsman, mr. Willems, advocaat te Ulft, ter zitting verschenen, is niet uitdrukkelijk gemachtigd om veroordeelde te verdedigen.
Van de behandeling is een proces-verbaal opgemaakt.
De rechtbank heeft de processtukken bezien, waaron-der -het Afloopbericht verplicht reclasseringscontact van de Reclassering Nederland van 8 december 2006.
Uit genoemd Afloopbericht blijkt dat voortzetting van het reclasseringscontact niet langer mogelijk is, omdat veroordeelde – nadat hij aanvankelijk een aantal malen contact heeft opgenomen met de reclassering – niet meer verscheen op de gemaakte afspraken. Ook meldde hij zich niet bij zijn werkplek, de zorgboerderij. Veroordeelde nam evenmin contact op met De Tender, ook niet nadat dit hem bij brief van 9 november 2006 is verzocht.
De reclassering heeft bij brief van 27 maart 2007 aangegeven dat veroordeelde een klinische behandeling nodig zou hebben en dat – wanneer ter zitting blijkt dat veroordeelde alsnog daarvoor gemotiveerd is – de reclassering bereid is de rol van toezichthouder voort te zetten.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering ten uitvoerlegging van de bij vonnis van 30 mei 2006 voorwaardelijk opgelegde 5 maanden gevangenisstraf. Nu veroordeelde niet ter zitting is verschenen, kan met de rapporteur van de reclassering worden gezegd dat justitie op dit moment onvoldoende drukmiddelen heeft om een behandeling op te leggen.
Ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de hem bij vonnis van 30 mei 2006 opgelegde bijzondere voorwaarde. Door toedoen van veroordeelde is derhalve geen ambulante behandeling gestart. De reclassering heeft dientengevolge het toezicht geretourneerd.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat veroordeelde zich niet heeft gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland.
De rechtbank is voorts van oordeel dat klinische behandeling passend en geboden zou zijn. Echter, een wijziging van de bijzondere voorwaarde, inhoudende een zodanige klinische behandeling, zal de rechtbank niet aanbrengen, aangezien de motivatie van verdachte voor een dergelijke behandeling niet is gebleken en er bovendien geen gespecificeerd advies ten behoeve van een klinische behandeling (waar en voor welke duur) voorhanden is.
Gelet op al het voorgaande, zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie toe wijzen.
Beslissing:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van deze rechtbank van 30 mei 2006, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Draisma, voorzitter, De Bie en Van der Hooft, rechters, in tegen-woordig-heid van mr. Van Erp, grif-fier en uitgesproken op de openba-re terechtzitting van 17 april 2007.
Mr. Draisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.