RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460352-06
Uitspraak d.d.: 13 april 2007
Tegenspraak / dip / onip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1987,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
20 oktober 2006 en 30 maart 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2006 te gemeente Zutphen tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon, (te weten [slachtoffer A]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en/of
gebroken bot achter de rechteroogkas en/of een hersenschudding en/of een
gebroken linkerduim), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam te
trappen en/of schoppen en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht met een boksbeugel, althans een hard
voorwerp tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht op de nek en/of schouders, althans het
lichaam te slaan en/of stompen
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 juni 2006 te gemeente Zutphen tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer A], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam van
die [slachtoffer A] heeft getrapt en/of geschopt en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht met een boksbeugel, althans een hard
voorwerp tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer A] heeft geslagen
en/of heeft gestompt en/of
- meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen de nek en/of schouders,
althans het lichaam van die [slachtoffer A] heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 24 juni 2006 te gemeente Zutphen met een ander of anderen,
op of aan de openbare weg, Beukerstraat, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A] en/of [slachtoffer B], welk geweld bestond uit
- het meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [slachtoffer A] trappen en/of schoppen en/of
- het meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het lichaam van die [slachtofer B]
trappen en/of schoppen en/of
- het meermalen, althans eenmaal met kracht met een boksbeugel, althans een
hard voorwerp, tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtofer B] en/of [slachtoffer A] slaan en/of stompen en/of
- het meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of lichaam van
die [slachtofer B] en/of [slachtoffer A] slaan en/of stompen
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op meerdere, althans een tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 8
april 2006 tot en met 24 juni 2006 te gemeente Zutphen, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
[slachtoffer A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn
mededader(s) (telkens) opzettelijk dreigend de woorden toegevoegd: "we pakken
je nog. Hem pak ik nog. Ik maak je af. We maken je dood. Nu hebben we jou te
pakken, nu gaat het gebeuren", althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. De rechtbank ziet af van een toelichting nu de officier van justitie voor dit feit vrijspraak heeft gevorderd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 24 juni 2006 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander aan een persoon, te weten [slachtoffer A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas en
gebroken bot achter de rechteroogkas en een hersenschudding en een gebroken linkerduim), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal met kracht tegen het hoofd en/of het lichaam te schoppen en
- meermalen met kracht tegen het hoofd te slaan en
- met kracht op de nek en schouders te slaan;
hij op 24 juni 2006 te Zutphen met een ander op of aan de openbare weg, Beukerstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer A] en [slachtoffer B], welk geweld bestond uit
- het meermalen met kracht tegen het hoofd of het lichaam van die [slachtoffer A] trappen en/of schoppen en
- het meermalen met kracht tegen het lichaam van die [slachtoffer B] trappen en/of schoppen en
- het meermalen met kracht tegen het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer B] en/of [slachtoffer A] slaan en/of stompen.
De rechtbank heeft zich bij de bewezenverklaring gebaseerd op de aangiften van [slachtoffer A] en [slachtoffer B], de medische informatie met betrekking tot [slachtoffer A], het ambtelijk verslag waarin de verbalisanten verklaren over de controle van een gele Renault Twingo, en de verklaringen van [getuige A] en [getuige B]. De verschillende verklaringen zijn, in onderlinge samenhang bezien, naar inhoud niet ongeloofwaardig en met elkaar in overeenstemming. Weliswaar heeft [getuige C] verklaard dat hij [slachtoffer A] en [slachtoffer B] bij aankomst zag staan (in plaats van liggen), maar hij is later ter plaatse gekomen, zodat zijn verklaring niet met de andere verklaringen onverenigbaar is.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1 primair : medeplegen van zware mishandeling;
Feit 2 : het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 220 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 112 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - het zinloze en grove karakter van het geweld dat is toegepast. Naar de ervaring leert zijn delicten als de onderhavige veelal de oorzaak van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Bovendien bederven feiten als de onderhavige een gezellige avond voor andere deelnemers aan het uitgaansleven en versterken zij gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte ter zake van soortgelijke feiten reeds eerder veroordeeld is.
De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal voorts de bijzondere voorwaarde stellen, dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften een aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering, ook als dit inhoudt het volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining.
Vordering tot schadevergoeding
De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van een door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding die aan de wettelijke indieningeisen voldoet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 55, 57, 63, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 220 (tweehonderdtwintig) dagen.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 111 (honderdelf) dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voorschriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering, zolang de Reclassering dit noodzakelijk oordeelt, ook als dit inhoudt het volgen van een Cognitieve Vaardigheidstraining.
Geeft de reclasseringsinstelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. Lucassen, voorzitter, Krijger en Van Harreveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2007.