RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Zutphen
Zaaknummer: 285203 / CV 06-1766
Afschrift aan mr. van der Burg en grosse aan mr. Cloudt d.d.:
vonnis van de kantonrechter d.d. 10 april 2007
[eiser],
wonende te [adres en woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. J. van der Burg, advocaat te Zutphen,
de naamloze vennootschap Fortis ASR Schadeverzekering N.V.
gevestigd te Utrecht,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. E.H. Cloudt, werkzaam bij Fortis.
Partijen worden in het hierna volgende [eiser] en Fortis genoemd.
1. Het verdere procesverloop
- het tussenvonnis van 14 november 2006;
- het proces-verbaal van de op 30 januari 2007 gehouden comparitie na antwoord.
2.1 Op 30 augustus 2005 heeft een aanrijding plaatsgevonden tussen de echtgenote van [eiser], als bestuurder van een personenauto met kenteken [nummer] en [verzekerde van Fortis] als bestuurder van de personenauto met kenteken [nummer].
2.2 De aanrijding heeft plaatsgevonden op de T-kruising van de Gerard Doustraat en de M.H. Trompstraat te Zutphen. [verzekerde van Fortis] kwam uit de M.H. Trompstraat en reed de Gerard Doustraat op. Zij kwam daarbij in aanraking met de voor haar van links komende echtgenote van [eiser] die over de Gerard Doustraat reed.
2.3 Op zowel de Gerard Doustraat als de M.H. Trompstraat geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur.
2.4 De schade aan het voertuig van [eiser] bedraagt € 1.585,08 inclusief BTW.
3. De vordering en het verweer
3.1 [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht zal verklaren dat ter plaatse van het ongeval op 30 augustus 2005 sprake is van een uitritconstructie, in die zin dat de M.H. Trompstraat, waar zij uitmondt op de Gerard Doustraat te Zutphen, als uitrit moet worden beschouwd;
b. Fortis zal veroordelen om aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen:
- € 1.585,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2005, althans vanaf 28 december 2005, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 633,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 357,--
c. Fortis zal veroordelen in de kosten van het geding.
3.2 Aan deze vordering legt [eiser] , bezien in het licht van de vastgestelde feiten, het volgende ten grondslag. [verzekerde van Fortis] kwam uit de M.H. Trompstraat de Gerard Doustraat oprijden. De uitmonding van de M.H. Trompstraat op de Gerard Doustraat is zodanig ingericht dat er sprake is van een uitritconstructie. Derhalve had [verzekerde van Fortis] de echtgenote van [eiser] voorrang dienen te verlenen. Dat sprake is van een uitrit blijkt uit het volgende:
- er is sprake van een verhoogd trottoir langs de Gerard Doustraat dat is doorgetrokken over de M.H. Trompstraat;
- de M.H. Trompstraat mondt uit op de Gerard Doustraat middels schuin afhellende inritbanden;
- de uitritconstructie wordt benadrukt door 6 (landelijk gebruikte) geplaatste inritblokken (paaltjes) aan weerszijden van de M.H. Trompstraat;
- de kleur van het doorlopende trottoir langs de Gerard Doustraat, dat is doorgetrokken over de M.H. Trompstraat, wijkt af van de kleur van het wegdek van de M.H. Trompstraat;
- er is verschil in hiërarchie tussen de Gerard Doustraat en de M.H. Trompstraat, hetgeen blijkt uit de fietsstroken langs de Gerard Doustraat en de afwijkende kleur van de Gerard Doustraat ten opzichte van de M.H. Trompstraat;
- rijschoolhouders in Zutphen gaan er van uit dat de M.H. Trompstraat een uitrit is;
- de gemeente Zutphen en de politie gaan er van uit dat er sprake is van een uitritconstructie.
3.3 Fortis heeft verweer gevoerd tegen de vordering. Zij heeft betoogd dat ter plaatse geen sprake is van een uitritconstructie, maar dat de M.H. Trompstraat en de Gerard Doustraat een gelijkwaardige kruising vormen, waarbij de echtgenote van [eiser], [verzekerde van Fortis] (die voor de echtgenote van [eiser] van rechts kwam) voorrang had dienen te verlenen. Dat er geen sprake is van een uitritconstructie blijkt uit het volgende:
- er is geen sprake van een doorlopend trottoir, hetgeen blijkt uit het feit dat zowel de kleur als het bestratingsmateriaal van de M.H. Trompstraat wezenlijk verschillen van die van het trottoir. Voorts blijkt dit uit het feit dat de 6 aan weerszijden van de M.H. Trompstraat geplaatste paaltjes een duidelijk onderscheid maken tussen het trottoir langs de Gerard Doustraat en de M.H. Trompstraat;
- er is bij de uitmonding van de M.H. Trompstraat enkel sprake van een drempel, hetgeen onvoldoende is om een uitritconstructie aan te nemen;
- er is sprake van afgeronde bochten aan het uiteinde van de M.H. Trompstraat, hetgeen niet duidt op een uitritconstructie;
- op zowel de Gerard Doustraat als de M.H. Trompstraat geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur.
4. De verdere beoordeling
4.1 Voor beantwoording van de vraag of de uitmonding van de M.H. Trompstraat op de Gerard Doustraat te Zutphen een uitrit is –in die zin dat verkeer komend uit de M.H. Trompstraat het overige verkeer in de zin van artikel 54 RVV 1990 voorrang dient te verlenen- is bepalend of de betreffende constructie voor iedere verkeersdeelnemer duidelijk als zodanig kenbaar is (HR 13 januari 1981, VR 1983, 27). Dit betekent dat de kantonrechter de stellingen van [eiser] met betrekking tot de bedoeling van de wegbeheerder (de gemeente), alsmede de aanbevelingen over de inrichting van in- en uitritten van de stichting CROW en de mening van de plaatselijke rijschoolhouders, als zijnde niet van belang, buiten beschouwing zal laten.
4.2 Op zowel de Gerard Doustraat als op de M.H. Trompstraat geldt een maximumsnelheid van 30 kilometer per uur. Nu er voorts geen voorrangssituatie door middel van verkeerstekens is gecreëerd, is er in zoverre geen sprake van een hiërarchie tussen beide wegen. Weliswaar is de Gerard Doustraat een bredere straat dan de M.H. Trompstraat en is de Gerard Doustraat bovendien -in tegenstelling tot de M.H. Trompstraat- voorzien van fietsstroken, maar daarmee is geen sprake van een hiërarchie waaruit een voor iedere verkeersdeelnemer kenbare uitritconstructie volgt.
4.3. Evenmin leidt het enkele gebruik van de schuine inritblokken, bij de uitmonding van de M.H. Trompstraat op de Gerard Doustraat, tot de voor iedere verkeersdeelnemer kenbare uitritconstructie, al was het alleen al omdat dan een verhoogd kruisingsvlak -waarbij gebruik wordt gemaakt van de schuine inritblokken aan alle zijden van de kruising-, tot vier (of 3 in geval van een T-kruising) uitritten zou leiden.
4.4 Naar het oordeel van de kantonrechter is in het onderhavige geval van doorslaggevend belang dat het trottoir langs de Gerard Doustraat niet doorloopt ‘over’ de M.H. Trompstraat. Blijkens de in het geding gebrachte foto’s is het trottoir langs de Gerard Doustraat bestraat met grijze stoeptegels (formaat 30x30), terwijl de uitmonding van de M.H. Trompstraat is bestraat met beduidend lichter grijze of witte klinkers. Voorts geven de 6 geplaatste paaltjes aan weerszijden van de uitmonding van de M.H. Trompstraat een duidelijke scheiding aan tussen het trottoir langs de Gerard Doustraat en de uitmonding van de M.H. Trompstraat. Voorts is van belang dat de trottoirband langs de Gerard Doustraat niet (verlaagd) doorloopt. Daarmee is er naar het oordeel van de kantonrechter bij de uitmonding van de M.H. Trompstraat op de Gerard Doustraat eerder sprake van een -ook voor de verkeersdeelnemers op de Gerard Doustraat duidelijk kenbaar- snelheidsremmend plateau dat de nadering van een kruising aanduidt waarbij in het algemeen een lage snelheid is geboden, dan van een doorgetrokken trottoir.
4.5 Het voorgaande leidt tot het oordeel dat er geen sprake is van een uitritconstructie in de zin van artikel 54 RVV 1990, maar van een gelijkwaardige kruising. De vorderingen van [eiser] zullen dan ook worden afgewezen.
4.6 Als in het ongelijk gestelde partij wordt [eiser] veroordeeld in de proceskosten.
De kantonrechter, recht doende:
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, aan de zijde van Fortis tot op heden begroot op:
€ 300,-- aan salaris gemachtigde;
Aldus gewezen door mr. J.A.M. Smulders, kantonrechter, en uitgesproken door mr. M.C.J. Heessels, kantonrechter, ter openbare terechtzitting van 10 april 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.