ECLI:NL:RBZUT:2007:BA4635

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580421-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hemrica
  • A. van der Hooft
  • J. van de Wetering
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor autodiefstallen en schuldheling in de Achterhoek

Op 8 mei 2007 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een reeks autodiefstallen in de Achterhoek. De verdachte werd beschuldigd van het in vereniging plegen van meerdere diefstallen van voertuigen, waaronder een Opel Astra en een Suzuki Vitara, en van schuldheling van gestolen auto-onderdelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 10 januari 2007 te Vorden, samen met anderen, een Opel Astra had gestolen door de ruit te vernielen en het stuurslot te breken. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in de periode van juli 2006 tot en met december 2006 betrokken was bij meerdere diefstallen van voertuigen en onderdelen, waarbij hij en zijn mededaders zich toegang verschaften door middel van braak.

De rechtbank achtte het niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte bij bepaalde incidenten betrokken was, en sprak hem vrij van die tenlasteleggingen. Echter, de rechtbank vond voldoende bewijs voor de diefstallen en schuldheling, mede op basis van verklaringen van medeverdachten en getuigen. De verdachte werd veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden. Tevens werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de autodiefstallen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580421-06
Uitspraak d.d.: 8 mei 2007
tegenspraak /dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats en geboortedatum] 1974,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring [plaats] aan de Hogenslagweg 8.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Ter terechtzitting is de volgende beslissing gegeven:
De rechtbank wijst het door de raadsman namens verdachte ter zitting gedane verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis af.
De tenlastelegging
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 januari 2007, te Vorden, gemeente Bronckhorst, tezamen
en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Opel Astra),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer A], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van de ruit
van die auto en/of verbreking van het stuurslot; (incident 36)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode 15 december 2006 tot en met 16
december 2006, te Drempt, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Suzuki Vitara), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen auto onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van verbreking van een ruit en/of stuurslot
van die auto;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij in of omstreeks de periode 15 december 2006 tot en met 16 december 2006,
althans in de periode van 15 december 2006 tot en met 9 januari 2007, te
Drempt, gemeente Bronckhorst, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een Suzuki Vitara,
althans een of meer onderdelen (kofferdeksel en/of rechter portier en/of de
linnenkap) van een Suzuki Vitara heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of
heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof; (incident 3)
art 417bis, lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 juli 2006 tot
en met 26 december 2006, op hierna te noemen pleegplaatsen, meermalen, in elk
geval eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft
weggenomen de hierna te noemen voertuigen en/of goederen, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen
rechthebbende(n), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
die/dat weg te nemen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak/verbreking en wel:
- in de periode van 4 oktober 2006 tot en met 5 oktober 2006, te Zeddam, een
Volkswagen (Transporter TDI) met een hydraulische lift en/of
gereedschapkoffer(s) en/of pasje en/of kaarten en/of papieren, in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C]
(incident 1) en/of
- in de periode van 11 december 2006 tot en met 12 december 2006, te Braamt,
gemeente Montferland, een Volkswagen (Transporter TDI) met inhoud, in elk
geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam dierenkliniek] en/of [slachtoffer D] (incident 2) en/of
- op 20 september 2006, te Doetinchem, een Volkswagen (Transporter), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E] (incident 6)
en/of
- in de periode van 19 september 2006 tot en met 20 september 2006, te
Doetinchem, een Peugeot 407, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer F] en/of I.N.G. Car-lease (incident 7) en/of
- in de periode van 20 november 2006 tot en met 21 november 2006, te Zeddam,
een Renault (Scenic), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer G] (incident 10) en/of
- in de periode van 26 november 2006 tot en met 28 november 2006, te Zeddam,
een Peugeot (307), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[naam bedrijf] en/of [slachtoffer H] (incident 11) en/of
- in de periode van 27 november 2006 tot en met 28 november 2006, te Zeddam,
een Volkswagen (Transporter combi) en/of gereedschap, in elk geval enig(e)
goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer I] en/of '[naam]
autoverhuur (incident 12) en/of
- op 29 oktober 2006, te Zeddam, een Peugeot (407), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer J] (incident 20) en/of
- in de periode van 28 oktober 2006 tot en met 29 oktober 2006, te Braamt, een
Peugeot (Boxer), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer K] (incident 21) en/of
- op 25 november 2006, te Doetinchem, een Volkswagen (Golf), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer L] (incident 24) en/of
- in de periode van 11 december 2006 tot en met 12 december 2006, te Zeddam,
een Volkswagen (Polo) en/of een navigatiesysteem (VDO Dayton), in elk geval
enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer M]
(incident 25) en/of
- in de periode van 15 december 2006 tot en met 16 december 2006, te Doesburg,
een aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer N] (incident 26) en/of
- in de periode van 7 december 2006 tot en met 8 december 2006, te Arnhem, een
Mercedes Benz (E 280 combi), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer O] (incident 27) en/of
- op 25 november 2006, te Doetinchem, een aanhangwagen (Hapert) en/of een
hoeveelheid gereedschap, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer P] (incident 28) en/of
- in de periode van 20 juli 2006 tot en met 21 juli 2006, te Doetinchem, een
Volkswagen (LT 28) en/of een gereedschapskar en/of Swarovski kristal en/of
geluidsboxen (JBL), in elk geval enig goed(eren), geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer Q] (incident 29);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair en feit 3, de incidenten 11, 12, 24, 25, 26, 27, 28 en 29 tenlastegelegde heeft begaan. Ten aanzien van de hierboven genoemde incidenten tenlastegelegd onder feit 3 is de rechtbank van oordeel dat niet aangetoond is dat verdachte bij deze diefstallen betrokken is geweest.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3, de incidenten 1, 2, 6, 7, 10, 20 en 21 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 10 januari 2007, te Vorden, gemeente Bronckhorst, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Opel Astra), toebehorende aan [slachtoffer A], waarbij verdachte en zijn mededaders die weg te nemen auto onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking van de ruit van die auto en verbreking van het stuurslot; (incident 36)
2.
hij in de periode van 15 december 2006 tot en met 9 januari 2007 in Nederland onderdelen (kofferdeksel en/of rechterportier en/of de linnenkap) van een Suzuki Vitara heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijze had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 20 juli 2006 tot en met 26 december 2006, op hierna te noemen pleegplaatsen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen de hierna te noemen voertuigen en/of goederen, toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, waarbij verdachte en zijn mededader(s) telkens die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en wel:
- in de periode van 4 oktober 2006 tot en met 5 oktober 2006, te Zeddam, een
Volkswagen (Transporter TDI) met een hydraulische lift en gereedschapkoffer(s) en pasje en kaarten en papieren, toebehorende aan [slachtoffer C] (incident 1) en
- in de periode van 11 december 2006 tot en met 12 december 2006, te Braamt,
gemeente Montferland, een Volkswagen (Transporter TDI) met inhoud, toebehorende aan [naam dierenkliniek] en/of [slachtoffer D] (incident 2) en
- op 20 september 2006, te Doetinchem, een Volkswagen (Transporter), toebehorende aan [slachtoffer E] (incident 6) en
- in de periode van 19 september 2006 tot en met 20 september 2006, te
Doetinchem, een Peugeot 407, toebehorende aan [slachtoffer F] en/of I.N.G. Car-lease (incident 7) en
- in de periode van 20 november 2006 tot en met 21 november 2006, te Zeddam,
een Renault (Scenic), toebehorende aan [slachtoffer G] (incident 10) en
- op 29 oktober 2006, te Zeddam, een Peugeot (407), toebehorende aan [slachtoffer J] (incident 20) en
- in de periode van 28 oktober 2006 tot en met 29 oktober 2006, te Braamt, een
Peugeot (Boxer), toebehorende aan [slachtoffer K] (incident 21).
Bewijsoverweging
In de periode juli 2006 tot en met december 2006 hebben in de Achterhoek zeer regelmatig diefstallen van personenauto’s en bestelbusjes plaats gevonden. Uitgebreid politieonderzoek heeft geleid tot het op 10 januari 2007 op heterdaad aanhouden van verdachte en medeverdachten [medeverdachte A] en [medeverdachte B], op verdenking van een door hen gepleegde autodiefstal, die als feit 1 op de tenlastelegging is vermeld. Bij deze diefstal is de gestolen auto met een sleepkabel door een andere auto naar een door medeverdachte gehuurde loods in Vorden gesleept. Verdachte heeft de diefstal van de auto op 10 januari 2007 bekend, maar ontkent iedere betrokkenheid bij de overige onder feit 2 en feit 3 tenlastegelegde incidenten.
Verklaringen [medeverdachte B]
Met betrekking tot de onder feit 3 tenlastegelegde diefstallen slaat de rechtbank in het bijzonder acht de op de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte B]. Deze heeft bij de politie verklaard met betrekking tot de gevolgde werkwijze, het demonteren van auto’s en zijn wetenschap ten aanzien van het doen verdwijnen van onderdelen van deze auto’s.
[medeverdachte B] heeft met betrekking tot feit 1 -zakelijk weergegeven- verklaard dat de auto werd opengebroken middels het vernielen van een ruitje. Het portier van de auto werd geopend waarna het contact- en stuurslot werden verbroken. De auto werd middels een sleepkabel verbonden met een aanvankelijk verderop geparkeerde auto en weggesleept naar een door [medeverdachte A] gehuurde loods. Hij was samen met [medeverdachte A] en [naam] uit [plaats]. [medeverdachte A] had hem verteld dat hij de auto zou gaan strippen, iets wat hij altijd doet.
Ook verklaart hij dat hij heeft geholpen met het ‘strippen’ van auto’s waarvan hij wist dat deze gestolen waren.
Tevens heeft hij verklaard dat onderdelen van auto’s in veel gevallen werden verkocht ofwel soms voor eigen gebruik gehouden. De kentekenplaten werden opgerold en nabij Didam langs de snelweg A18 in een water aangeduid als ‘het Gat van Roelofs’ gegooid.
Betrouwbaarheid verklaring [medeverdachte B]
De rechtbank acht de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte B] richtinggevend en heeft geen reden te twijfelen aan de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid ervan. De verklaringen zijn consistent en specifiek met betrekking tot bijvoorbeeld een witte vierwielige aanhanger met reclametekst, type en kleur van auto’s die hij in de loods in Zeddam heeft gezien of mede heeft gedemonteerd en de wijze waarop de kentekenplaten werden weggemaakt. Tevens vinden deze verklaringen steun in de in het dossier aangetroffen bewijsmiddelen, onder andere bestaande uit de processen-verbaal van zoekingen, waarbij onder meer opgerolde kentekenplaten van gestolen auto’s door duikers zijn opgedoken nabij Didam in het Gat van Roelofs, en de verklaring van [naam], eigenaar van de loods te Zeddam, waaruit blijkt dat in de loods grote hoeveelheden auto-onderdelen aanwezig waren, alsmede een witte vierwielige aanhangwagen met reclametekst. De werkwijze beschreven in de verklaringen van [medeverdachte B] vinden ook steun in een telefoontap d.d. 23 december 2006 van een door medeverdachte [medeverdachte A] gevoerd telefoongesprek, waarin wordt gesproken over het slepen van auto’s.
Tenslotte acht de rechtbank de verklaringen van [medeverdachte B] richtinggevend nu hij ook zichzelf hierin belast.
Ten aanzien van feit 3
Ten aanzien van de onder feit 3 van de tenlastelegging vermelde incidenten acht de rechtbank tevens het hiernavolgende van belang.
Er zijn in de door medeverdachte [medeverdachte A] gehuurde loods te [plaats] goederen uit gestolen auto’s aangetroffen, die door de eigenaren van de gestolen auto’s als hun eigendommen zijn herkend.
In het dossier bevinden zich historische printgegevens, waaruit blijkt dat de telefoon van verdachte, in dezelfde plaats, althans tenminste in de directe omgeving daarvan, aanwezig was op data en/of tijdstippen dat diefstallen werden gepleegd. Ook blijkt uit de printgegevens dat de telefoons van verdachte en medeverdachte [medeverdachte A] op sommige van bedoelde tijdstippen intensief contact met elkaar hebben gehad.
Getuigen hebben verklaard met betrekking tot het (weg)slepen van een auto op een tijdstip en in een plaats waar blijkens een aangifte een autodiefstal heeft plaatsgevonden.
Uit de verklaringen van [medeverdachte B], [getuige A] en [getuige B] vloeit voort dat er sprake was van nauwe samenwerking tussen verdachte en onder andere medeverdachte [medeverdachte A] met betrekking tot diefstallen van auto’s
Verdachte heeft geen aannemelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn telefoon op de betreffende plaatsen, data en tijdstippen en evenmin een aannemelijke verklaring ten aanzien van de aanwezigheid van de goederen afkomstig van gestolen auto’s die zijn aangetroffen in de loods in [plaats]. Gelet hierop leidt het voorkomen van een of meerdere van deze feiten en omstandigheden, voor zover nodig in onderlinge samenhang bezien, de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, autodiefstallen als onder feit 3 tenlastegelegd, heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich aan schuldheling heeft schuldig gemaakt. Uit het onder feit 3 bewezenverklaarde vloeit voort dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte A] autodiefstallen heeft gepleegd. Deze diefstallen vonden ook plaats voorafgaand aan de datum waarop de diefstal van de Suzuki Vitara plaatsvond. Verdachte wist derhalve dat medeverdachte [medeverdachte A] beschikte over gestolen goederen. Gelet op het voorgaande heeft verdachte -nu hij er kennelijk zonder nadere verificatie van uit is gegaan dat de onderdelen van de Suzuki Vitara ‘eerlijke’ handel zouden zijn- niet voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Verdachte had redelijkerwijs moeten vermoeden dat de goederen van diefstal afkomstig waren.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
Feit 2 subsidiair:
Schuldheling
Feit 3:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden – de ernst van de door hem gepleegde feiten, de planmatigheid en de berekening die ten grondslag lagen aan de reeks diefstallen en de verwerking van de gestolen goederen, het gebrek aan respect voor de eigendommen van de slachtoffers, de grote schade die verdachte de slachtoffers heeft berokkend, de overlast voor de slachtoffers en de onrust in de samenleving die door het handelen van verdachte is ontstaan. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat sprake is van recidive.De rechtbank neemt gelet hierop als maatstaf 2 maanden per bewezenverklaard strafbaar feit.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerp grotendeels door middel van het bewezen verklaarde is verkregen.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer C], [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 6.726,45 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 1) tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, als onbetwist komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 (incident 1) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag te weten € 991,45 waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Het bedrag is opgebouwd uit de op het voegingsformulier aangegeven schadeposten, waaronder het eigen risico voor een all-risk verzekering. Ten aanzien van de schadevordering van € 5.735,--, betrekking hebbend op een terugbetaling aan het ABP in verband met de restwaarde van de gestolen bus, is het de rechtbank niet duidelijk hoe zich deze terugbetaling verhoudt tot de kennelijk aanwezige all-risk verzekering en eventuele uitkeringen daaruit. Op dit punt is de rechtbank dan ook van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat deze in zoverre niet ontvankelijk zal worden verklaard. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer D], [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 12.637,33 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 2) tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, als onbetwist komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 (incident 2) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, te weten € 4.300,-- (autoapotheek) + € 2.000,-- (instrumenten) + € 850,-- (medicijnen) = € 7.150,-- waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [slachtoffer E] te [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 819,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 6) tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, als onbetwist komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 (incident 6) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag, te weten € 819,--, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient te worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer G], [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.705,-- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 10) tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, als onbetwist komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 3 (incident 10) bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot na te melden bedrag, te weten € 405,-- (CD’s, kaarten etc, zonnebril en leesbril), waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
De benadeelde partij [naam] autoverhuur B.V., [adres en plaats], rekeningnummer [nummer], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 10.988,40 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 12) tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 3 (incident 12) tenlastegelegde.
De benadeelde partij [naam autolease bedrijf] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 8.299,23 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 21) tenlastegelegde.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, nu zij van oordeel is dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en daarmee niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor afdoening in het strafgeding.
De benadeelde partij [slachtoffer M], [adres en woonplaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 61,49 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 25) tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 3 (incident 25) tenlastegelegde.
De benadeelde partij [slachtoffer P] te [plaats], heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 13.105,31 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder feit 3 (incident 28) tenlastegelegde.
Deze benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder feit 3 (incident 28) tenlastegelegde.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 33a, 36f, 57, 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder feit 2 primair en feit 3 (de incidenten 11, 12, 24, 25, 26, 27, 28 en 29) tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder feit 1, feit 2 subsidiair en feit 3 (de incidenten 1, 2, 6, 7, 10, 20 en 21) tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven personenauto, te weten:
Suzuki Vitara, kleur zwart, kenteken [kenteken].
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer C] voornoemd van een bedrag van € 991,45 met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer C] voornoemd, een bedrag te betalen van € 991,45 met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 19 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer D] voornoemd van een bedrag van € 7.150,-- met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer D] een bedrag te betalen van € 7.150,-- met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 65 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer E] voornoemd van een bedrag van € 819,-- met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer E] een bedrag te betalen van € 819,-- met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 16 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
[slachtoffer G] voornoemd van een bedrag van € 405,-- met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer G] voornoemd, een bedrag te betalen van € 405,-- met bevel dat bij gebreke van betaling en verhaal 8 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij [naam] autoverhuur B.V. voornoemd niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [naam] Nederland B.V voornoemd niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer M] voornoemd niet-ontvankelijk in haar vordering.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer P] voornoemd niet-ontvankelijk in haar vordering.
Aldus gewezen door mrs. Hemrica, voorzitter, Van der Hooft en Van de Wetering, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van Erp, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2007.