RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580363-06
Uitspraak d.d.: 9 mei 2007
tegenspraak
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen onder tepassing van artikel 322, derde lid van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 januari 2007, 21 maart 2007 en 25 april 2007.
Ter terechtzitting van 17 januari 2007 gegeven beslissing
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw de voorlopige hechtenis van verdachte te schorsen toegewezen, met ingang van 18 januari 2007, onder voorwaarden, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Nadat de tenlastelegging op de terechtzitting is gewijzigd is aan de verdachte ten laste gelegd:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2005 tot en met 7 november 2006 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 april 2005 tot en met 7 november 2006 in de gemeente Zutphen tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be¬hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel
2 aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidstraf van na te melden duur leiden – dat verdachte gedurende een tweetal periodes, vallende in de delictsperiode, die in totaal ongeveer 5½ maand bestrijken, een bepalende rol vervulde in een omvangrijke handel in cocaïne en heroïne in de gemeente Zutphen.
De rechtbank neemt in aanmerking dat dergelijke stoffen, naar algemeen bekend is, een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid opleveren, en rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij medegebruikers actief voorzag van cocaïne en heroïne. Die praktijken kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden beschouwd dan als laakbaar.
De rechtbank is van oordeel dat de georganiseerde handel in verdovende middelen, zeker op de wijze waarin verdachte daarbij betrokken was, met kracht bestreden dient te worden. Daar waar verdachte aan de basis heeft gestaan van de handel in harddrugs, en de daarmee gepaard gaande instandhouding van de verslaving van een groot aantal drugsverslaafden, is het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur passend. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat tot voordeel van verdachte strekt de op dit moment gunstige ontwikkeling van verdachte en zijn motivatie om zijn leven een positieve wending te geven. Derhalve zal de rechtbank een groot deel van de vrijheidsbenemende straf in de voorwaardelijke vorm aan verdachte opleggen.
De rechtbank heeft voorts gelet op de justitiële documentatie van verdachte en, in het voordeel van verdachte, bij de straftoemeting gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon van het merk LG, type LG343I, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf en /of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 24, 27, 33, 33a, 47, 57, 63 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 10 van de Opiumwet.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is
bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 maanden niet zal worden tenuitvoerge¬legd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroor¬deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel de navolgende bijzon¬dere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren¬de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor¬schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt, ook als die inhouden dat veroordeelde zich ambulant zal laten behandelen. De veroordeelde zal zich dan houden aan regels die hem door of namens de leiding die de behandeling uitvoert zullen worden gegeven.
Geeft de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen de opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarde hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg¬ging van deze uitspraak in verzekering
en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, te weten 60 dagen, bij de uitvoering van de opgelegde vrijheidsstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten een werkstraf gedurende 240 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 12 dagen, bij de uitvoering van die straf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf dat voor de dagen in voorarrest doorgebracht 2 uur per dag in mindering wordt gebracht.
Verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven telefoon van het merk LG, type LG343I.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Borgerhoff Mulder, voorzitter, mrs. Elders en Krijger, rechters,
in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 9 mei 2007.