ECLI:NL:RBZUT:2007:BA4814

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
8 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/486005-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Valsheid in geschrifte door echtgenoten met betrekking tot zorgverlening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen op 8 mei 2007, is de verdachte beschuldigd van valsheid in geschrifte. De feiten zijn als volgt: de verdachte heeft in de periode van 22 maart 2001 tot en met 18 juli 2005, samen met een medeverdachte, meerdere formulieren vervalst die betrekking hadden op de zorgverlening aan zijn overleden moeder, [naam moeder]. De verdachte heeft onder andere valse handtekeningen gezet en onjuiste informatie verstrekt over de zorgverlener, [medeverdachte], terwijl zijn moeder al op 9 september 2000 was overleden. Deze handelingen waren bedoeld om de geschriften als echt en onvervalst te gebruiken, wat in strijd is met artikel 225 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht.

De rechtbank heeft de bekennende verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, alsook verschillende bewijsstukken, zoals formulieren van zorgkantoren en verklaringen van projectrechercheurs, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de strafbaarheid van zijn daden en dat hij gedurende een lange periode misbruik heeft gemaakt van sociale voorzieningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf van 240 uren moet ondergaan, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden opgelegd.

De rechtbank heeft ook een ontnemingsvordering aangekondigd, die in een later stadium aanhangig zal worden gemaakt. De verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De rechtbank heeft de strafoplegging gemotiveerd door te wijzen op de ernst van de feiten en de gevolgen voor de betrokkenen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/486005-06
Uitspraak d.d.: 8 mei 2007
tegenspraak/ dnip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1958],
wonende te [woonplaats].
Ter terechtzitting gegeven voornemen officier van justitie ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 april 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 22 maart 2001 tot en met 18 juli 2005 in de gemeente Brummen,in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, (telkens)
* een formulier van zorgkantoor Apeldoorn en/of Agis Zorgverzekeringen (verantwoordingsformulier PGB), waarop (onder meer) de zorgverlener van [naam moeder] vermeld moest worden en waarop opgave moest worden gedaan van het bedrag wat in totaal aan deze zorgverlener was betaald en/of
* een formulier van Agis zorgverzekeringen (Formulier inkomsten) waarop loon en/of uitkering en/of pensioen van [naam moeder] moest worden opgegeven en/of
* een formulier van zorgkantoor Apeldoorn (Toekenningsbeschikking persoonsgebonden budget verpleging en verzorging) waarmee door ondertekening en retour-zending aan het Zorgkantoor te kennen wordt gegegeven dat akkoord wordt gegaan met verlenging van een persoonsgebonden budget van [naam moeder] over het jaar 2001 en/of het jaar 2002 en/of
* een formulier van de Sociale Verzekeringsbank (Zorgovereenkomst) waarop (onder meer) de zorgverlener van [naam moeder] vermeld moest worden en/of waarop opgave moest worden gedaan van de werkzaamheden van deze zorgverlener
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte en/of zijn mededader (telkens) valselijk
* vermeld dat [medeverdachte] (toen) zorgverlener was van [naam moeder] en/of een bedrag vermeld wat in totaal was betaald aan [medeverdachte] (als zorgverlener), terwijl mevrouw [naam moeder] al op 9 september 2000 was overleden en/of
* op één of meer van genoemde formulieren een handtekening gezet, als ware dit de handtekening van [naam moeder] (terwijl mevrouw [naam moeder] al op 9 september 2000 was overleden)
en/of telkens dat formulier (mede)ondertekend, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
hij in de periode van 22 maart 2001 tot en met 18 juli 2005 in de gemeente Brummen, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander,
* een formulier van zorgkantoor Apeldoorn en/of Agis Zorgverzekeringen (verantwoordingsformulier PGB), waarop (onder meer) de zorgverlener van [naam moeder] vermeld moest worden en waarop opgave moest worden gedaan van het bedrag wat in totaal aan deze zorgverlener was betaald en/of
* een formulier van Agis zorgverzekeringen (Formulier inkomsten) waarop loon en/of uitkering en/of pensioen van [naam moeder] moest worden opgegeven en/of
* een formulier van zorgkantoor Apeldoorn (Toekenningsbeschikking persoonsgebonden budget verpleging en verzorging) waarmee door ondertekening en retour-zending aan het Zorgkantoor te kennen wordt gegegeven dat akkoord wordt gegaan met verlenging van een persoonsgebonden budget van [naam moeder] over het jaar 2002 en/of
* een formulier van de Sociale Verzekeringsbank (Zorgovereenkomst) waarop (onder meer) de zorgverlener van [naam moeder] vermeld moest worden en/of waarop opgave moest worden gedaan van de werkzaamheden van deze zorgverlener
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte en zijn mededader telkens valselijk
* vermeld dat [medeverdachte] (toen) zorgverlener was van [naam moeder] en/of een bedrag vermeld wat in totaal was betaald aan [medeverdachte] (als zorgverlener), terwijl mevrouw [naam moeder] al op 9 september 2000 was overleden en/of
* op één van genoemde formulieren een handtekening gezet, als ware dit de handtekening van [naam moeder] (terwijl mevrouw [naam moeder] al op 9 september 2000 was overleden)
en/of telkens dat formulier (mede)ondertekend, zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Motivering bewezenverklaring
Deze bewezenverklaring is gebaseerd op:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
- de bekennende verklaring van verdachte (dossierpagina’s 112 tot en met 114, bijlage bij het stamproces-verbaal, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door E.J.T. Kuipers en J.W. Jansen, beiden brigadier, als projectrechercheur B werkzaam binnen de Politieregio IJsselland, Bovenregionale Recherche);
- de aangifte van A.F. de Greef (dossierpagina’s 10 tot en met 14, bijlage bij het stamproces-verbaal, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door E.J.T. Kuipers en J.W. Jansen, beiden brigadier, als projectrechercheur B werkzaam binnen de Politieregio IJsselland, Bovenregionale Recherche);
- een formulier van zorgkantoor Apeldoorn (Toekenningsbeschikking persoonsgebonden budget verpleging en verzorging) (dossierpagina’s 38 tot en met 40, bijlage bij het stamproces-verbaal);
- een brief van verdachte (dossierpagina 41);
- een formulier van de Sociale Verzekeringsbank (Zorgovereenkomst) (dossierpagina’s 42 tot en met 46);
- een formulier van Zorgkantoor Apeldoorn (verantwoordingsformulier PGB) (dossierpagina’s 47 tot en met 49);
- een brief van verdachte gedateerd 21 oktober 2005, gericht aan de heer De Greef, (dossierpagina 52);
- proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina’s 55 tot en met 56, bijlage bij voormeld stamproces-verbaal, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door E.J.T. Kuipers, brigadier, als projectrechercheur B werkzaam binnen de Politieregio IJsselland, Bovenregionale Recherche);
- de bekennende verklaring van mede-verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting;
- de bekennende verklaring van mede-verdachte [medeverdachte] (dossierpagina’s 134 tot en met 142, bijlage bij het stamproces-verbaal, op ambtseed opgemaakt en ondertekend door E.J.T. Kuipers en J.W. Jansen, beiden brigadier, als projectrechercheur B werkzaam binnen de Politieregio IJsselland, Bovenregionale Recherche);
- een formulier van Agis zorgverzekeringen (Formulier inkomsten) gedateerd 21 april 2004 (op 13 september 2006 door A.F. de Greef voornoemd aan E.J.T. Kuipers voornoemd toegezonden en als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
- valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter zitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat verdachte zelf, kort na het overlijden van zijn moeder, heeft getracht om de uitbetalingen van de uitkeringen te (doen) beëindigen. Verdachte heeft vervolgens gedurende vele jaren actief voortzetting van de uitbetaling van de uitkeringen nagestreefd door in strijd met de waarheid hernieuwde aanvragen in te dienen, verantwoordingsformulieren in te dienen en middels brieven verbeteringen van genomen besluiten gerealiseerd te krijgen. Door zo te handelen heeft verdachte voor een zeer hoog bedrag misbruik gemaakt van de sociale voorzieningen. Hij heeft daarbij voor lief genomen dat anderen door zijn handelwijze gedupeerd of in een kwaad daglicht gesteld zouden (kunnen) worden. Het is de rechtbank daarbij gebleken dat verdachte zich van de strafbaarheid van zijn gedragingen bewust is geweest doch heeft nagelaten eigener beweging tot beëindiging daarvan te komen. Van enig berouw voorafgaand aan de ontdekking van zijn strafbare handelingen is de rechtbank niet gebleken.
De rechtbank acht een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats teneinde verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tevens zal een werkstraf worden opgelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 47, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Bepaalt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdenveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (eenhonderdentwintig) dagen.
Beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van de Wetering, voorzitter, Van der Hooft en Hemrica, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bunt, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 mei 2007.