RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801225-06
Uitspraak d.d.: 11 mei 2007
tegenspraak / dip-oip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 april 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 09 mei 2006 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een aanzetijzer,
althans een hard en/of zwaar en/of scherp voorwerp, voor die [slachtoffer] zichtbaar in
haar hand in de richting van die [slachtoffer] gelopen, op het moment dat of kort nadat
die [slachtoffer] en [vriend verdachte], zijnde de echtgenoot van verdachte,
elkaar over en weer hadden geslagen, althans er geslagen was, in ieder geval
die [slachtoffer] en [vriend verdachte] een conflict hadden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
In de dagvaarding is onder meer opgenomen dat [vriend verdachte] de echtgenoot is van verdachte. Uit de stukken volgt echter eenduidig dat [vriend verdachte] de vriend is van verdachte. De rechtbank beschouwt dit dan ook als een kennelijke omissie in de dagvaarding en leest dit aldus verbeterd in.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde feit, kort gezegd neerkomend op een bedreiging van [slachtoffer] op 9 mei 2006.
2. Door de raadsvrouw is gesteld dat de handelwijze van verdachte is voortgekomen uit de wijze waarop haar vriend door [slachtoffer] werd bejegend/aangevallen.
3. Het gaat in deze zaak kort gezegd om een reeds langer bestaande burenruzie die op 9 mei 2006 is geëscaleerd in een handgemeen waarbij verdachte en haar vriend [vriend verdachte] en [slachtoffer] waren betrokken.
4. Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat zij op 9 mei 2006 in Doetinchem door haar zoontje gewaarschuwd werd dat [slachtoffer] er aan kwam, dat zij daarop de wijkagent heeft gebeld en dat zij, terwijl zij aan het telefoneren was, zag dat haar vriend [vriend verdachte] door [slachtoffer] werd geslagen. Vervolgens is zij, omdat zij boos en bang was, hoewel de wijkagent had gezegd dat de politie onderweg was, met medeneming van een aanzetstaal naar buiten gegaan. Toen zij buiten kwam zag zij dat haar vriend [vriend verdachte] al was weggelopen. Zij had het aanzetstaal in haar hand en [slachtoffer] heeft haar het aanzetstaal vervolgens afgenomen.
5. In het dossier is ten aanzien van dit feit voorhanden de aangifte van [slachtoffer] (voetnoot 1).
[slachtoffer] verklaart dat hij op 9 mei 2006 naar [vriend verdachte] is gelopen om hem erop aan te spreken dat er stenen waren gegooid naar de woning van zijn ouders. Er ontstond een conflict, waarbij [vriend verdachte] met zijn vuist in de richting van [slachtoffer] sloeg. [slachtoffer] werd geraakt ter hoogte van zijn linkerslaap en voelde pijn. Vervolgens kreeg hij een klap op zijn voorhoofd. Daarop heeft aangever [vriend verdachte] twee keer geslagen. [vriend verdachte] is daarop weggerend. Vervolgens zag aangever dat de vrouw van [vriend verdachte] uit de voordeur van haar woning op hem kwam gerend. Hij zag dat de vrouw in haar rechterhand een groot op een mes gelijkend voorwerp vasthield. Aangever zag dat de vrouw op hem afliep en het voor hem ogende mes dreigend vasthield. Aangever had de indruk dat de vrouw hem met het mes wilde neersteken. Aangever heeft de vrouw vervolgens het mes afhandig gemaakt.
6. [vriend verdachte] heeft op 10 mei 2006 bij de politie het volgende verklaard (voetnoot 2). [slachtoffer] zei tegen hem dat het afgelopen moest zijn met het gooien van stenen door zijn zoon. [vriend verdachte] voelde zich bedreigd en wilde opstaan. [slachtoffer] duwde hem terug en toen hij de tweede keer wilde opstaan, kreeg hij een vuistslag tegen zijn hals. Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere malen met kracht met zijn vuist in het gezicht geslagen. Ook hij kreeg klappen van [slachtoffer]. [vriend verdachte] is vervolgens weggerend. Even later zag hij dat zijn vriendin, [verdachte], schreeuwend via de voordeur van hun woning naar buiten kwam gerend. [slachtoffer] heeft zijn vriendin beetgepakt en geslagen. Hij zag toen dat [slachtoffer] een aanzetstaal in zijn handen hield, die hij kennelijk zijn vriendin afhandig had gemaakt.
7.
Tevens is voorhanden de verklaring van [verdachte] (voetnoot 3) bij de politie. Zij verklaart onder meer dat zij haar vriend te hulp wilde komen. Omdat de zoon van haar buurman een boom van een kerel is en bij de politie werkt, heeft zij uit de keukenlade het aanzetijzer gepakt en is zij daarmee naar buiten gelopen. [slachtoffer] kwam vervolgens op haar af en voordat zij het wist pakte hij haar het aanzetstaal af.
8. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen het feit bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
zij op 9 mei 2006 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer]] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een aanzetijzer,
voor die [slachtoffer] zichtbaar in haar hand in de richting van die [slachtoffer] gelopen, op het moment dat of kort nadat die [slachtoffer][vriend verdachte], zijnde de vriend van verdachte,
elkaar over en weer hadden geslagen, althans er geslagen was, in ieder geval die [slachtoffer] en [vriend verdachte] een conflict hadden.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf: bedreiging met zware mishandeling.
Verweer schulduitsluitingsgrond
Door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte zag dat haar vriend door [slachtoffer] aangevallen en geslagen werd. Zij heeft dat als zeer en onmiddellijk bedreigend voor haar gezin ervaren. Om die reden heeft zij het aanzetstaal gepakt en is daarmee naar buiten gelopen. Verdachtes handelen was mede ingegeven door de hevige gemoedsbeweging die het slaan door [slachtoffer] van haar vriend voor haar met zich bracht.
De rechtbank overweegt het volgende.
De vraag dient allereerst te worden beantwoord of het begane feit was geboden voor de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding - waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
Verdachte is, zowel volgens [slachtoffer] als volgens haar vriend [vriend verdachte] (zie de aangegeven bewijsmiddelen onder 5 en 6), op [slachtoffer] toegerend. Dat gebeurde in een situatie waarin al geen sprake meer was van een ogenblikkelijke aanranding van haar vriend, omdat die immers al was weggerend.
Het beroep op noodweer moet dan ook worden verworpen.
Wat betreft de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging (het zogenoemde noodweerexces) is voor de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden dat verdachte verkeerde in een toestand van een hevige gemoedsbeweging. Verdachte heeft verklaard eerst de politie te hebben gebeld, hetgeen een adequate en bewuste handeling is geweest. Het vervolgens grijpen van een aanzetstaal en daarmee naar buiten rennen, vertoont naar het oordeel van de rechtbank meer het karakter van een tegenaanval. Op grond hiervan wordt het beroep op noodweerexces verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 60 uren.
2. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte in het geval van een veroordelend vonnis bereid is een werkstraf te verrichten.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Verdachte is op 9 mei 2006 betrokken geraakt bij handgemeen, nadat haar vriend door de zoon van zijn achterbuurman aangesproken was op (hernieuwde) overlast die door zijn kinderen zou zijn veroorzaakt. Verdachte heeft daarbij een aanzienlijke rol gespeeld in de escalatie die zich vervolgens heeft voorgedaan.
5. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is dus een zogenaamde first offender.
De rechtbank heeft tevens gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
6. In het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding de officier van justitie te volgen in zijn eis. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 20 (twintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Hemrica en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 mei 2007.
Voetnoot:
1 zie pag. 23/26 (aangifte van [slachtoffer]]), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-277831, gesloten en ondertekend op 9 mei 2006 door Dommerholt, hoofdagent van politie Team Doetinchem.
2 zie pag. 44/46 (verklaring van [vriend verdachte]), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-277831, gesloten en ondertekend op 10 mei 2006 door Reulink, hoofdagent van politie Team Doetinchem.
3 zie pag. 47 (verklaring van verdachte), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-277831, gesloten en ondertekend op 10 mei 2006 door Van Os, hoofdagent van politie Team Doetinchem.