ECLI:NL:RBZUT:2007:BA4980

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
11 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-801226-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H. Hödl
  • A. Hemrica
  • J. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Escalatie van een burenruzie leidt tot mishandeling en bedreiging met een mes

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zutphen, is de verdachte op 11 mei 2007 veroordeeld voor mishandeling en bedreiging met zware mishandeling. De zaak is ontstaan uit een burenruzie die op 9 mei 2006 in Doetinchem escaleerde. De verdachte, geboren in 1967 en wonende in Doetinchem, werd beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van het slachtoffer door hem meermalen met gebalde vuist in het gezicht te slaan, wat resulteerde in letsel en pijn. Daarnaast bedreigde hij het slachtoffer met een mes, dat hij zichtbaar in zijn hand hield, kort nadat er een handgemeen was ontstaan tussen hem, het slachtoffer en de vriendin van de verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zelf de eerste klap uitdeelde, wat leidde tot een worsteling. De verdachte verklaarde dat hij zich bedreigd voelde en dat zijn reactie voortkwam uit een paniekreactie. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van een noodweersituatie, aangezien de verdachte zelf de escalatie had veroorzaakt. De rechtbank heeft de verklaringen van de betrokken partijen en getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 30 dagen zal worden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat de verdachte een first offender is en dat de straf in overeenstemming moet zijn met de ernst van de feiten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/801226-06
Uitspraak d.d.: 11 mei 2007
tegenspraak / dip-oip
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres en woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 april 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2006 in de gemeente Doetinchem opzettelijk
mishandelend [slachtoffer] meermalen, althans éénmaal, met kracht en/of
met gebalde vuist in/tegen het gezicht, althans het lichaam, heeft geslagen,
waardoor deze [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2006 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes, althans
een scherp voorwerp, zichtbaar in zijn hand in de richting van die [slachtoffer]
gelopen, althans naar buiten gelopen alwaar die [slachtoffer] zich bevond, kort nadat
die [slachtoffer] en verdachte elkaar hadden geslagen, althans er was geslagen en/of op
het moment dat die [slachtoffer] een conlict had met [vriendin verdachte], zijnde de
echtgenote van verdachte;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen inzake het bewijs
1. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte tenlastegelegde feiten, kort gezegd neerkomend op mishandeling en bedreiging van [slachtoffer] op 9 mei 2006.
2. Door de raadsvrouw is gesteld dat de handelwijze van verdachte is voortgekomen uit de wijze waarop hij door [slachtoffer] werd bejegend.
3. Het gaat in deze zaak kort gezegd om een reeds langer bestaande burenruzie tussen verdachte en zijn vriendin [vriendin verdachte] met hun buurman, de vader van voornoemde [slachtoffer], die op 9 mei 2006 is geëscaleerd in een handgemeen waarbij verdachte en zijn vriendin [vriendin verdachte] en [slachtoffer] waren betrokken.
4. Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer verklaard dat hij op 9 mei 2006 in Doetinchem door de zoon van zijn achterbuurman [slachtoffer] erop werd aangesproken, dat er met stenen naar de woning van [vader slachtoffer] was gegooid. Verdachte zat op een tuinbankje voor zijn woning. Tussen verdachte en [slachtoffer] ontstond een discussie. Omdat verdachte zich bedreigd voelde heeft hij [slachtoffer] in reactie in zijn gezicht (terug)geslagen. Daarop is tussen hen een worsteling ontstaan. Verdachte is weggerend via de brandgang gelegen aan de zijkant van zijn woning. Vervolgens is er een handgemeen ontstaan tussen zijn vriendin, [vriendin verdachte], en genoemde [slachtoffer].
Toen verdachte korte tijd later zag dat [slachtoffer] weer in de richting van zijn woning kwam gelopen, heeft hij uit zijn woning een mes gehaald en is daarmee in de voortuin van zijn woning gaan staan.
5. In het dossier is ten aanzien van dit feitencomplex voorhanden de aangifte van [slachtoffer] (voetnoot 1).
[slachtoffer] verklaart dat hij op 9 mei 2006 naar [verdachte] is gelopen om hem erop aan te spreken dat er stenen waren gegooid naar de woning van zijn ouders. Er ontstond een conflict, waarbij [verdachte] met zijn vuist in de richting van [slachtoffer] sloeg. [slachtoffer] werd geraakt ter hoogte van zijn linkerslaap en voelde pijn. Vervolgens kreeg hij een klap op zijn voorhoofd. Daarop heeft aangever [verdachte] twee keer geslagen. [verdachte] is daarop weggerend. Daarna is er een handgemeen ontstaan tussen de aangever en de vrouw van [verdachte] ([vriendin verdachte]). Toen [slachtoffer] vervolgens [vriendin verdachte] losliet, ontstond er een handgemeen tussen [vriendin verdachte] en de ter plaatse komende [vader slachtoffer]. Aangever heeft [vriendin verdachte] daarop naar de grond gewerkt en zag vervolgens dat verdachte uit de voordeur van zijn woning kwam met een groot mes in zijn hand, daarbij roepend. Hij riep 'hier ben je nog niet klaar mee ik steek je aan het mes'. Aangever is daarop weggelopen.
6. Verder is voorhanden de verklaring die verdachte (voetnoot )2 op 10 mei 2006 bij de politie heeft afgelegd. Verdachte verklaart dat [slachtoffer] tegen hem zei dat het afgelopen moest zijn met het gooien van stenen door zijn zoon. Verdachte voelde zich bedreigd en wilde opstaan. [slachtoffer] duwde hem terug en toen hij de tweede keer wilde opstaan, kreeg hij een vuistslag tegen zijn hals. Verdachte heeft [slachtoffer] meerdere malen met kracht met zijn vuist in het gezicht geslagen. Ook hij kreeg klappen van [slachtoffer]. Verdachte is vervolgens weggerend. Even later zag hij dat [slachtoffer] zijn vriendin [vriendin verdachte] beetpakte en bij haar haren beetpakte. Verdachte is naar [slachtoffer] gerend om zijn vriendin te ontzetten. Hij zag dat [vader slachtoffer] eraan kwam en er een schermutseling tussen zijn vriendin en [vader slachtoffer] ontstond. Hij zag dat [slachtoffer] naar [vriendin verdachte] liep en haar aan haar haren trok. [slachtoffer] hield zijn vriendin [vriendin verdachte] bij haar haar beet en liet haar zitten. Omdat [slachtoffer] weer in de richting van zijn woning kwam gelopen, heeft hij een groot mes uit zijn woning gepakt en is daarmee naar buiten gegaan.
Verdachte verklaart dat hij niet wilde dreigen, maar dat hij slechts wilde dat [slachtoffer] het mes zag. De rechtbank is evenwel van oordeel dat onder de omstandigheden van dit geval, namelijk tijdens een burenruzie die escaleerde in een handgemeen, door het tonen van een mes bij [slachtoffer] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zou worden mishandeld, zodat bedreiging bewezen zal worden verklaard.
7. Tevens is voorhanden de verklaring van [vriendin verdachte] (voetnoot 3). Zij verklaart onder meer dat [slachtoffer] op haar afkwam en haar het aanzetstaal afpakte. [slachtoffer] pakte haar vervolgens bij haar haren. Haar vriend probeerde haar te hulp te komen. [slachtoffer] ging achter haar vriend aan. Vervolgens ontstond er een handgemeen tussen haar en [vader slachtoffer]. Verdachte kwam op hen af, pakte haar bij haar haren en drukte haar op de grond.
8. Ten slotte is er nog een verklaring voorhanden van [de getuige] (voetnoot 4). Deze verklaart onder meer dat zij zag dat [slachtoffer] verdachte vermanend leek toe te spreken. Hij zag dat verdachte bij het opstaan een slaande beweging maakte naar [slachtoffer] en dat [slachtoffer] hierop terugsloeg.
9. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen de feiten bewezen kunnen worden verklaard. Ten aanzien van het feit 2 overweegt de rechtbank het volgende. In de dagvaarding is opgenomen dat [vriendin verdachte] de echtgenote is van verdachte. Uit de bewijsmiddelen volgt echter eenduidig dat zij de vriendin is van verdachte. De rechtbank beschouwt dit dan ook als een kennelijke omissie in de dagvaarding en leest dit aldus verbeterd in.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 9 mei 2006 in de gemeente Doetinchem opzettelijk mishandelend [slachtoffer] meermalen met kracht en met gebalde vuist in/tegen het gezicht heeft geslagen,
waardoor deze [slachtoffer] pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 9 mei 2006 in de gemeente Doetinchem [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een mes zichtbaar in zijn hand in de richting van die [slachtoffer] gelopen, althans naar buiten gelopen alwaar die [slachtoffer] zich bevond, kort nadat die [slachtoffer] en verdachte elkaar hadden geslagen en op het moment dat die [slachtoffer] een conflict had met [vriendin verdachte], zijnde de vriendin van verdachte;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. mishandeling;
2. bedreiging met zware mishandeling.
Verweer schulduitsluitingsgrond
Door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld in een noodweersituatie, waarin [slachtoffer] als agressor is opgetreden en waartegen verdachte zich moest verweren. Verdachte heeft in een soort paniekreactie [slachtoffer] teruggeslagen, in een poging om weg te komen van het bankje waarop hij zat.
Ook op het moment dat [slachtoffer] vanuit de tuin van zijn vader weer in de richting van de woning van verdachte is gelopen, doet zich die situatie voor, aldus de verdediging.
Verdachte heeft in dit verband ter terechtzitting aangevoerd dat hij in zijn woning een mes is gaan halen, omdat hij [slachtoffer] weer in de richting zag komen met in zijn hand het aanzetstaal, dat hij, [slachtoffer], bij eerdere gelegenheid van zijn vriendin [vriendin verdachte] had afgenomen.
Verdachte dient volgens de verdediging om die reden te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt het volgende.
De vraag dient allereerst te worden beantwoord of het begane feit was geboden voor de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding - waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een noodweersituatie.
Voor wat feit 1 betreft gaat de rechtbank uit van de verklaring die aangever [slachtoffer] heeft afgelegd in samenhang met de verklaring van [de getuige] (zie de bewijsoverwegingen onder 5 en 8). Daaruit volgt dat verdachte zelf is begonnen met het slaan van [slachtoffer].
Met betrekking tot feit 2 houdt de rechtbank verdachte aan de verklaring die hij tegenover de politie heeft afgelegd (zie de bewijsoverweging onder 6). De stelling van verdachte dat hij een mes is gaan halen, alleen omdat [slachtoffer] met een aanzetstaal in de richting van in de richting van zijn huis kwam gelopen, wordt op geen enkele wijze ondersteund en is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden.
Nu niet aannemelijk is geworden dat er voor verdachte sprake is geweest van een noodweersituatie, wordt het beroep op noodweer verworpen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een werkstraf van 60 uren.
2. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte in het geval van een veroordelend vonnis bereid is een werkstraf te verrichten.
3. De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
4. Verdachte is op 9 mei 2006 door de zoon van zijn achterbuurman aangesproken op (hernieuwde) overlast die door zijn kinderen zou zijn veroorzaakt, waarop vervolgens een handgemeen is ontstaan. Uit de verklaring die [slachtoffer] en [de getuige] daarover hebben afgelegd, leidt de rechtbank af dat de eerste aanzet daartoe is uitgegaan van de zich op het bankje bij zijn woning zittende verdachte. Verdachte heeft zodoende een aanzienlijke rol gespeeld in de escalatie die vervolgens is ontstaan.
5. Uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is dus een zogenaamde first offender.
De rechtbank heeft tevens gelet op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
6. In het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding de officier van justitie te volgen in zijn eis. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
een werkstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Hemrica en Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van Van Bun, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 mei 2007.
Voetnoot:
1 zie pag. 23/26 (aangifte van [slachtoffer]), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-277831, gesloten en ondertekend op 9 mei 2006 door Dommerholt, hoofdagent van politie Team Doetinchem.
2 zie pag. 44/546 (verklaring van verdachte), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-277831, gesloten en ondertekend op 10 mei 2006 door Reulink, hoofdagent van politie Team Doetinchem.
3 zie pag. 50/52 (aangifte van [vriendin verdachte]), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-278156, gesloten en ondertekend op 10 mei 2006 door Van Os, hoofdagent van politie Team Doetinchem.
4 zie pag. 40/42 (verklaring [getuige]), betreffende een als bijlage bij voormeld stamproces-verbaal gevoegd in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0641/06-277831, gesloten en ondertekend op 2 juni 2006 door Van Putten voornoemd.