ECLI:NL:RBZUT:2007:BA6043

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
30 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460067-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Lucassen
  • A. Krijger
  • F. Follender Grossfeld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een koffer in trein leidt tot gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 30 mei 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal. De verdachte werd ervan beschuldigd op of omstreeks 1 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en met Putten, samen met anderen of alleen, een koffer met inhoud te hebben weggenomen, toebehorende aan een ander. De rechtbank overwoog dat de raadsman van de verdachte had betwist dat er sprake was van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, en dat de verdachte de koffer enkel had meegenomen uit nieuwsgierigheid. De rechtbank verwierp deze stelling, omdat de verdachte de koffer had geopend en zich als heer en meester over de goederen had gedragen. De rechtbank achtte het aannemelijk dat de verdachte het oogmerk had om de koffer zich wederrechtelijk toe te eigenen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 36 dagen geëist, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 dagen passend was. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het delict was gepleegd en de persoon van de verdachte, die geen strafblad had en waarvan de kans op recidive laag was. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar trok deze in tijdens de zitting, waardoor deze niet verder behandeld hoefde te worden.

De rechtbank verklaarde het bewezenverklaarde strafbaar en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 6 dagen, met aftrek van de tijd die hij in verzekering had doorgebracht. Dit vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar gemaakt op de zitting van 30 mei 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460067-07
Uitspraak d.d.: 30 mei 2007
tegenspraak/ dnip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorte[woonplaats] op [geboortedatum],
domicilie gekozen te [woonplaats] ten kantore van zijn raadsman.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 01 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en
met Putten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een koffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 01 december 2006 op het spoorwegtraject Zwolle tot en met
Putten tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een koffer met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn
mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als vinder(s), onder zich
had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 01 december 2006 op het spoorwegtraject van Zwolle tot en
met Putten alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
heeft weggenomen een koffer met inhoud, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer].
Daarbij overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsman heeft betwist dat er sprake was van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening en trekt een vergelijking met joyriding. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte zich niet als heer en meester heeft gedragen over de koffer met inhoud. Verdachte was nieuwsgierig en heeft de koffer korte tijd onder zich gehouden om deze nieuwsgierigheid te bevredigen, niet om de koffer toe te eigenen. Er is, zo stelt de raadsman, aldus geen sprake van diefstal of verduistering, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat deze stelling van de raadsman niet kan slagen. Verdachte trof de achtergelaten koffer aan en nam deze mee naar een andere plek in de trein. Hij was niet van plan de koffer onder zich te houden of af te geven ten behoeve van de eigenaar. In tegendeel, hij heeft deze geopend en is zich als heer en meester over de goederen gaan gedragen. Dit geeft verdachte ook wel toe als op pagina 63 van het dossier verklaart dat hij (toen hij de koffer meenam) wist dat hij zich schuldig maakte aan diefstal van de koffer en hij het toch deed. Gelet daarop acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte ten tijde van het wegnemen van de koffer wel degelijk het oogmerk had deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot 36 dagen gevangenisstraf waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek en een proeftijd van 2 jaar.
De raadsman heeft aangegeven dat indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de eis van 6 dagen onvoorwaardelijke gevangenisstraf redelijk is. Echter de raadsman stelt dat een voorwaardelijke gevangenisstraf niet nodig is omdat er geen recidivegevaar is.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een koffer met inhoud, waardoor hinder is ontstaan voor de rechtmatige eigenaar hiervan [slachtoffer]. De rechtbank ziet geen aanleiding een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen omdat verdachte geen strafblad heeft en de kans op recidive laag is blijkens het voorlichtingsrapport van de Stichting CAD .
Vordering tot schadevergoeding
Benadeelde partij [slachtoffer] heeft in eerste instantie een vordering tot schadevergoeding ingediend. Blijkens de brief van slachtofferhulp Nederland van 1 mei 2007 heeft de benadeelde partij telefonisch doorgegeven dat verdachten € 650,= aan haar hebben vergoed en dat zij daarom haar voeging wenst in te trekken. De officier van justitie heeft ter zitting aangegeven dat voornoemde benadeelde partij haar vordering heeft ingetrokken zodat dit niet hoeft te worden behandeld. De raadsman stemt hiermee in.
Gelet op het bovenstaande beschouwt de rechtbank voornoemde vordering als ingetrokken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) dagen.
Beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Lucassen, voorzitter, Krijger en Follender Grossfeld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. Steenweg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2007.
Mr. Follender Grossfeld en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.