RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580030-07
Uitspraak d.d.: 19 juni 2007
tegenspraak/ dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1969,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
5 juni 2007.
Ter terechtzitting gegeven voornemen ovj ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 april 2006 te Loenen, althans in de gemeente Apeldoorn,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
geldbedrag ((ongeveer) 80,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer A] en/of restaurant [naam], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 01)
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 18 april 2006 te Opheusden, althans in de gemeente
Neder-Betuwe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een portefeuille en/of een identiteitsbewijs en/of een geldbedrag
((ongeveer) 20 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 02)
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 25 november 2006 te Dwingeloo, althans in de gemeente
Westerveld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee (inhoudende een bankpas (van de Rabobank) en/of een of meer
(3) klantenpas(sen) en/of een geldbedrag ((ongeveer) 120,- euro)), in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer C], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 04)
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 januari 2007 te Ochten, althans in de gemeente
Neder-Betuwe, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een portemonnee en/of een rijbewijs en/of een of meer bankpas(sen)
en/of een of meer winkelpas(sen) en/of een of meer ziekenfondspas(sen) en/of
een geldbedrag ((ongeveer) 250,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer D], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 06)
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 25 november 2006 te Ruinen, althans in de gemeente De
Wolden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een portemonnee en/of een of meer bankpas(sen) en/of een of meer
winkelpas(sen) en/of een geldbedrag ((ongeveer) 200,- euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer E], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 05)
art 310 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 19 februari 2007 te Steenderen,althans in de gemeente
Bronckhorst, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een (bruine leren) portefeuille (inhoudende een geldbedrag van (ongeveer)
1900,- euro) en/of een enveloppe (inhoudende een geldbedrag van (ongeveer)
350,- euro)) en/of een (zwarte leren) portemonnee (inhoudende een geldbedrag
van (ongeveer) 280,- euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer F], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 08)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 24 januari 2007 tot en met 25 januari 2007
in de gemeente Waalre, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een of meer siera(a)d(en) en/of een of meer horloge(s) en/of een
(zilveren) lepel en/of een geldkist (inhoudende een geldbedrag van (ongeveer)
500,- euro) en/of een of meer sieradendo(o)(s)(zen) en/of een (rieten) mand,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming
en/of een valse sleutel;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 09)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 februari 2007 te Mill, althans in de gemeente Mill en
Sint Hubert, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
of meer mobiele telefoon(s)(merk Samsung en/of Sony Ericsson), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer H], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 10)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 20 februari 2007 tot en met 21 februari
2007 te Mill, althans in de gemeente Mill en Sint Hubert en/of in de gemeente
Den Haag, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, een of meer mobiele telefoon(s) (merk Samsung en/of
Sony Ericsson) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven
of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 10)
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 februari 2007 in de gemeente Brummen tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vioolkoffer en/of een viool
en/of een of meer (2) strijkstok(ken) en/of een of meer (2) kinstuk(ken) en/of
een of meer vioolsna(a)r(en) en/of een portemonnee (inhoudende een of meer
bankpas(sen) en/of een of meer winkelpas(sen) en/of een bibliotheekpas en/of
een zwempas), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer I], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 13)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 februari 2007 in de gemeente Rozendaal tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning heeft weggenomen
een (bruine leren) portemonnee (inhoudende een of meer bankpas(sen) en/of
creditcard(s) en/of een geldbedrag ((ongeveer) 30,- euro) en/of een of meer
(auto)sleutel(s)) en/of een of meer kentekenbewij(s)(zen) (deel I en/of deel
II en/of deel II) en/of een paspoort en/of een rijbewijs, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer J], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte
en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming
en/of een valse sleutel;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 14)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 28 februari 2007 te Otterlo, althans in de gemeente Ede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of een
(personen)auto heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende een of meer
bankpas(sen) en/of winkelpas(sen)) en/of een autoradio/cd-wisselaar en/of een
of meer sleutel(s) en/of een geldbedrag ((ongeveer) 500,- euro), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer K], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming
en/of een valse sleutel;
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 15)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 26 februari 2007 te Oosterbeek, althans in de gemeente
Renkum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
(telefoon)oplader en/of een fotocamera (merk Canon) en/of een portemonnee
(inhoudende een of meer bankpas(sen)/creditcard(s) en/of winkelpas(sen) en/of
een geldbedrag (ongeveer 50,- euro)) en/of een zwemkaart, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer L], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 17)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2007 tot en met 27 februari
2007 in de gemeente Rhenen en/of te Malden, althans in de gemeente Heumen
en/of (elders) in Nederland en/of in Duitsland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van (ongeveer) 1000,- euro en/of
een geldbedrag van (ongeveer) 250,- euro en/of een geldbedrag van (ongeveer)
750,- euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer L], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking, inklimming en/of een valse sleutel, te weten (een) pinpas(sen)
(met bijbehorende pincode(s));
(parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 17)
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
14.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 28 februari
2007, te Zetten, gemeente Overbetuwe, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) (een)
voorwerp(en), te weten een fauteuil (merk Queen) en/of een stofzuiger (merk
Jewel) en/of een of meer fiets(en) (merk Giant) en/of een
wasmachine/droger-combinatie (merk Samsung) en/of (een) (hoeveelheid)
laminaat(vloer) en/of een (LCD-)televisie en/of een Hifi-set (met DVD-speler)
en/of (een) vakantiereis/vliegticket(s) (naar Mexico) en/of een of meer
ander(e) goed(eren) en/of een geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft
gehad, heeft overgedragen en/of omgezet of van genoemd(e) voorwerp(en) gebruik
heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en) dat
bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf; (parketnummer 06/580030-07, zaakdossier 18)
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 tenlastegelegde heeft begaan. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daarbij dat door aangeefster wonende te Ochten met stelligheid is verklaard dat de insluiping op 26 januari 2007 om 14:45 uur heeft plaatsgevonden, terwijl uit de weergave van een afgetapt telefoongesprek (dossierpagina 460), dat verdachte op die dag om 14:38 uur voert, naar voren komt dat hij zich op dat moment nabij Oosterhout bevindt en onderweg is naar Arnhem. Bovendien belt verdachte om 15:04 uur met zijn vriendin (p. 461) en vertelt hij haar dat hij bij [medeverdachte] in Arnhem is geweest om een andere trui aan te trekken.
Gelet op genoemde tijdstippen in combinatie met de afstand Ochten-Oosterhout-Arnhem, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte het vierde feit heeft gepleegd.
Bewijsoverwegingen en bewezenverklaring
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak voor de feiten 1 tot en met 8 en feit 14 en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de feiten 9 tot en met 13, nu zijn cliënt die feiten ter terechtzitting heeft bekend.
De rechtbank acht de feiten 9 tot en met 13 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal de bekentenis van verdachte ter terechtzitting en de processen-verbaal die zijn opgemaakt van de observatie van verdachte en zijn mededader op genoemde pleegdata voor het bewijs bezigen, naast onder meer de aangiften, die telkens van de strafbare feiten zijn opgenomen.
Anders dan door de verdediging is betoogd, kunnen ook de feiten 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 primair en 14 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De rechtbank zal hierna een korte opsomming geven van de bewijsmiddelen die de rechtbank daaraan ten grondslag legt, waarbij de rechtbank opmerkt dat die opsomming voorshands niet uitputtend is.
De rechtbank zal de modus operandi (de wijze waarop de feiten worden gepleegd), die nagenoeg telkens hetzelfde is, gebruiken als zogenaamd schakelbewijs.
Over feit 1 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in die periode een werkstraf verrichtte in de buurt van Loenen en dat hij in het restaurant is geweest en naar het toilet heeft gevraagd. De combinatie van deze verklaring met de aangifte van [slachtoffer A] (aangeefster heeft een man nabij het woongedeelte gezien, geeft van hem een signalement op en neemt waar dat de man wegrijdt in een lichtgrijze Smart met kenteken [kenteken]), de verklaring van de vriendin van verdachte ([vriendin verdachte]) over de beschikbaarheid van de zilvergrijze Smart (die op haar naam staat) op die datum en verdachtes eerdere verklaring over het rijden in de Smart levert voldoende wettig en overtuigend bewijs op.
De aangifte van [slachtoffer B] met betrekking tot feit 2, een melding door een getuige die een man glurend over de schutting waarneemt die rijdt in een Smart met een kenteken dat begint met [kenteken] en de verklaring van de vriendin van verdachte ([vriendin verdachte]) over de beschikbaarheid van de Smart (die op haar naam staat) op die datum leveren voldoende wettig en overtuigend bewijs op voor bewezenverklaring van feit 2.
Over feit 3 heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij in die periode in de buurt van Coevorden verbleef, dat hij een verkeerde afslag heeft genomen en in een dorp op een aantal adressen is geweest om naar de C-1000 te vragen omdat hij in verband met zijn suikerziekte dringend behoefte had aan voedsel. De combinatie van deze verklaring met de aangifte van [slachtoffer C] uit Dwingeloo, de getuigenverklaringen van [getuige A], [getuige B] (heeft het kenteken van de Smart direct genoteerd en doorgegeven; betreft [kenteken]), [getuige C] en de verklaring van de vriendin van verdachte ([vriendin verdachte]) over de beschikbaarheid van de Smart (die op haar naam staat) op die datum levert voldoende wettig en overtuigend bewijs op voor bewezenverklaring van feit 3.
Nu feit 5 is gepleegd in Ruinen, welke plaats is gelegen op 10 kilometer afstand van Dwingeloo (feit 3), beide feiten op dezelfde datum zijn gepleegd, uit de aangifte van [slachtoffer E] een zelfde modus operandi naar voren komt als bij feit 3 en door aangeefster een kleine grijze auto is waargenomen, acht de rechtbank ook dat feit wettig en overtuigend bewezen.
De aangifte van [slachtoffer I] met betrekking tot feit 6 (de man des huizes achtervolgt een blauwe personenauto en rijdt zelf in een busje van het merk Volkswagen Transporter), tapgesprekken op 19 en 20 februari 2007 waaruit blijkt dat er een achtervolging plaatsvindt, waarin gesproken wordt over een achtervolging door een Vito-bus en waaruit blijkt dat de deelnemers aan het telefoongesprek zich bevinden in Steenderen, alsmede gegevens over de huur van een blauwe personenauto (Skoda) in de periode van 19 tot 26 februari 2007 door verdachte, leveren wettig en overtuigend bewijs op voor bewezenverklaring van feit 6.
Met betrekking tot feit 7 is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden in de vorm van een aangifte door [slachtoffer G] met een opgave van goederen (sieraden), telefoontaps op of omstreeks 24 januari 2007 waarin naar het oordeel van de rechtbank kennelijk gesproken wordt over de buit in de vorm van sieraden, de verklaring van getuige Fatih, een eigenaar van een juwelierszaak met wie gebeld is op 26 januari 2007 en die verdachte en zijn medeverdachte Dekker kent als personen met wie hij zaken heeft gedaan en de modus operandi.
Met betrekking tot feit 8 is voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden in de vorm van een aangifte van [slachtoffer H], die verklaart over het wegnemen van twee telefoontoestellen op 20 februari 2007, getuigenverklaringen, telefoontaps op 20 en 21 februari 2007 waaruit onder meer blijkt dat verdachte belt met [getuige D] in Den Haag, een proces-verbaal van bevindingen waarin [getuige D] de politie vertelt twee telefoontjes te hebben gekocht van verdachte die hij van een foto herkent en het proces-verbaal van observatie van 21 februari 2007 waar verdachte in een blauwe Skoda Fabia wordt waargenomen bij autobedrijf [getuige D].
De verklaringen van medeverdachte [vriendin verdachte], het aantreffen van hierna in de bewezenverklaring te melden goederen dan wel aankoopbewijzen daarvan en de vaststelling dat verdachte als enige legale bron van inkomsten een uitkering ontving, zijn bruikbaar voor bewezenverklaring van feit 14.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7, 8 primair, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 13 april 2006 te Loenen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (ongeveer 80,- euro), toebehorende aan [slachtoffer A].
2.
hij op 18 april 2006 te Opheusden, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een portefeuille en een identiteitsbewijs en een geldbedrag (ongeveer 20 euro), toebehorende aan [slachtoffer B];
3.
hij op 25 november 2006 te Dwingeloo, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende een bankpas (van de Rabobank) en (3) klantenpassen en een geldbedrag (ongeveer 120,- euro) toebehorende aan [slachtoffer C];
5.
hij op 25 november 2006 te Ruinen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en bankpassen en winkelpassen en een geldbedrag (ongeveer 200,- euro), toebehorende aan [slachtoffer E];
6.
hij op 19 februari 2007 te Steenderen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (bruine leren) portefeuille (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 1900,- euro) en een enveloppe (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 350,- euro) en een (zwarte leren) portemonnee (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 280,- euro), toebehorende aan [slachtoffer F], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
7.
hij in de periode van 24 januari 2007 tot en met 25 januari 2007in de gemeente Waalre, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen sieraden en horloges en een (zilveren) lepel en een geldkist (inhoudende een geldbedrag van ongeveer 500,- euro) en sieradendozen en een (rieten) mand, toebehorende aan [slachtoffer G];
8.
hij op 20 februari 2007 te Mill, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen mobiele telefoons,(merk Samsung en Sony Ericsson), toebehorende aan [slachtoffer H];
hij op 26 februari 2007 in de gemeente Brummen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een vioolkoffer en een viool en 2 strijkstokken en 2 kinstukken en vioolsnaren en een portemonnee (inhoudende bankpassen en winkelpassen en een bibliotheekpas en een zwempas), toebehorende aan [slachtoffer I];
10.
hij op 26 februari 2007 in de gemeente Rozendaal tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning heeft weggenomen een (bruine leren) portemonnee (inhoudende bankpassen een creditcard en een geldbedrag (ongeveer 30,- euro) en (auto)sleutel(s) en kentekenbewijzen (deel I en/of deel II en/of deel III) en een paspoort en een rijbewijs, toebehorende aan [slachtoffer J];
11.
hij op 28 februari 2007 te Otterlo, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning heeft weggenomen een portemonnee (inhoudende bankpassen en winkelpassen) en sleutels en een geldbedrag ((ongeveer) 500,- euro), toebehorende aan [slachtoffer K], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
12.
hij op 26 februari 2007 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met een ander, met
het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (telefoon)oplader en een fotocamera (merk Canon) en een portemonnee (inhoudende bankpassen/creditcards en winkelpassen en een geldbedrag (ongeveer 50,- euro)) en een zwemkaart, toebehorende aan [slachtoffer L];
13.
hij in de periode van 26 februari 2007 tot en met 27 februari 2007 in de gemeente Rhenen en te Malden, en in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag van 1000,- euro en een geldbedrag van 250,- euro en een geldbedrag van 750,- euro, toebehorende aan [slachtoffer L], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten pinpassen met bijbehorende pincodes;
14.
hij in de periode van 1 januari 2006 tot en met 28 februari 2007, te Zetten, gemeente Overbetuwe, tezamen en in vereniging met een ander telkens voorwerpen, te weten een stofzuiger (merk Jewel) en een fiets en een wasmachine/droger-combinatie (merk Samsung) en een (hoeveelheid) laminaat(vloer) en een (LCD-)televisie en een Hifi-set (met DVD-speler) en vliegtickets (naar Mexico heeft verworven, terwijl hij en zijn mededader wisten dat bovenomschreven voorwerpen – middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feiten 1, 2, 3 en 5 telkens: diefstal;
feiten 6 en 13 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feiten 7, 8 primair, 9, 10 en 12 telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
feit 11: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 14: witwassen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
1. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, daarbij rekening houdend met het aantal ten laste gelegde feiten dat volgens de officier van justitie een topje van de ijsberg is, met het beroepsmatige karakter van de handelingen, de houding van verdachte en met zijn strafblad.
2. De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de feiten 1 tot en met 8, alsmede feit 14. Voor de resterende feiten acht de raadsman een deels voorwaardelijke straf met reclasseringstoezicht op zijn plaats.
3. Verdachte heeft zich vier keer alleen en zeven keer met zijn mededader schuldig gemaakt aan kort gezegd insluipingen in woningen en heeft daarbij telkens geld en/of goederen weggenomen.
4. Verdachte is daarbij professioneel en geraffineerd te werk gegaan en is binnengeslopen in woningen terwijl bewoners thuis of in de buurt waren. Dat heeft gevoelens van onveiligheid bij bewoners, maar ook in de maatschappij in het algemeen tot gevolg. Verdachte houdt hiermee geenszins rekening en pleegt de feiten puur uit geldelijk gewin.
5. Dergelijke feiten kunnen wat betreft hun ernst naar het oordeel van de rechtbank nagenoeg gelijk gesteld worden aan woninginbraken.
6. Ten aanzien van een woninginbraak zijn in de strafrechtspleging oriëntatiepunten straftoemeting ontwikkeld, inhoudende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken. Vergeleken hiermee acht de rechtbank voor een insluiping alleen gepleegd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken en voor het medeplegen ervan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 weken passend.
7. Gelet op de omstandigheid dat verdachte vaker voor soortgelijke feiten is veroordeeld, past de rechtbank een verhoging van een derde toe.
8. Verdachte heeft daarnaast opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken door zich (luxe) goederen te verschaffen (feit 14) en hij heeft met gestolen pinpassen daadwerkelijk geld gepind (feit 13); die feiten hebben eveneens een strafverhoging tot gevolg.
9. De rechtbank zal derhalve een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen waarbij, gelet op verdachtes strafblad, geen ruimte meer is voor een voorwaardelijk strafdeel, als door de verdediging voorgesteld.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer B], [adres en plaats], bankrekeningnummer [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 81,95 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer E], [adres en plaats], gironummer [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 372,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 5 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot een bedrag van € 247,50 schade heeft geleden, inhoudende het in de aangifte opgegeven geldbedrag van € 200,-, de portemonnaie ad € 25,-, spaarkaarten ad € 12,50 en giropasjes
€ 10,-, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige (een geldbedrag van € 50,- en het rijbewijs) zal de vordering van deze benadeelde partij worden afgewezen, nu op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken die schade niet is komen vast te staan.
De benadeelde partij [slachtoffer F], [adres en woonplaats], bankrekeningnummer [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 2.530,- gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 6 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 6 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot het gevorderde bedrag schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [slachtoffer K], [adres en woonplaats], bankrekeningnummer [nummer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 834,75 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 11 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijs¬middelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 11 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks tot een bedrag van € 684,75 schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vorde¬ring is in zoverre voor toewijzing vatbaar.
Voor het overige (autoradio van € 150,-) zal de vordering van deze benadeelde partij worden afgewezen, nu op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken die schade niet is komen vast te staan.
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank telkens aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ten behoeve van genoemde slachtoffers.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 57, 63, 310, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het 4 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 5, 6, 7,
8 primair, 9, 10, 11, 12, 13 en 14 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de navolgende benadeelde partijen van de hierna genoemde bedragen, telkens vermeerderd met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer B], [adres en plaats],
bankrekeningnummer [nummer] € 81,95;
2. [slachtoffer E], [adres en plaats],
gironummer [nummer] € 247,50;
3. [slachtoffer F], [adres en woonplaats],
bankrekeningnummer [nummer] € 2.530,--;
4. [slachtoffer K], [adres en woonplaats],
bankrekeningnummer [nummer] € 684,75;
Verstaat dat indien en voor zover door de mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd.
Legt aan veroordeelde tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende slachtoffers te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partijen Bedrag vervangende hechtenis
1. [slachtoffer B] voornoemd € 81,95 1 dag;
2. Slagter-[slachtoffer E] voornoemd € 247,50 4 dagen;
3. [slachtoffer I] voornoemd € 2.530,00 50 dagen;
4. De Bruijn voornoemd € 684,75 13 dagen.
Bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij telkens in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat telkens in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door mr. Van der Hooft, voorzitter, mrs. De Bie en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Bruijn-van der Sluijs, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 juni 2007.