ECLI:NL:RBZUT:2007:BA8387

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/557108-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Buijs
  • A. Kuiken
  • J. Eijkelestam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met lichamelijk letsel door onvoldoende aandacht aan de weg

Op 29 juni 2007 heeft de Rechtbank Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 19 oktober 2006 in de gemeente Zutphen als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was bij een verkeersongeval. De verdachte heeft niet voldoende aandacht aan de weg en het overige verkeer besteed, wat resulteerde in een aanrijding met twee jonge voetgangers, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], die beiden lichamelijk letsel opliepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gehandeld door met een te hoge snelheid te rijden en niet tijdig te kunnen remmen. De tenlastelegging omvatte overtredingen van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte niet van de voor hem bestemde rijstrook gebruik heeft gemaakt en een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden.

Tijdens de zitting op 15 juni 2007 werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De rechtbank concludeerde dat het opsporingsonderzoek onvoldoende was om de verdachte wettig en overtuigend te veroordelen voor het primair ten laste gelegde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte de subsidiaire tenlasteleggingen bewezen. De rechtbank legde een geldboete op van € 250,00 voor elk van de twee feiten, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

De rechtbank hield rekening met de psychische gevolgen van het ongeval voor de verdachte en zijn betrokkenheid bij de slachtoffers. De uitspraak benadrukte het belang van verkeersveiligheid en de verantwoordelijkheden van bestuurders in het verkeer. De verdachte werd ook voorwaardelijk ontzegd in zijn bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/557108-07
Uitspraak d.d.: 29 juni 2007
Tegenspraak/ dip
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adres en plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2006 in de gemeente Zutphen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (zijnde een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Deventerweg, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
onvoldoende aandacht aan de weg en/of het verkeer besteed, en/of niet, althans onvoldoende, van de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook gebruik heeft gemaakt en/of geheel of gedeeltelijk met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig op de voor hem, verdachte, aan de rechterzijde gelegen fietsstrook heeft gereden, en/of (daarbij) een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden, waarbij hij, verdachte, met onverminderde snelheid, althans met
een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden, terwijl [slachtoffer A], zich op de voornoemde fietsstrook bevond, en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet, althans niet tijdig, tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen het door hem, verdachte bestuurde personenauto en voornoemde [slachtoffer A],
waardoor voornoemde [slachtoffer A], zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, te weten een gebroken nek en/of één of meer verbrijzelde middenvoetsbeentje(s) en/of een scheur in het heupbot en/of een scheur in het schaambeen en/of een hersenschudding, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 2 onder b Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 19 oktober 2006 in de gemeente Zutphen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Deventerweg, althans enige weg,
waarbij hij, verdachte,
onvoldoende aandacht aan de weg en/of het verkeer besteed, en/of niet, althans onvoldoende, van de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook gebruik heeft gemaakt en/of geheel of gedeeltelijk met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig op de voor hem, verdachte, aan de rechterzijde gelegen fietsstrook heeft gereden, en/of (daarbij) een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden, waarbij hij, verdachte, met onverminderde snelheid, althans met
een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden, terwijl [slachtoffer A], zich op de voornoemde fietsstrook bevond, en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet, althans niet tijdig, tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde personenauto en voornoemde [slachtoffer A],
waarbij voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 19 oktober 2006 in de gemeente Zutphen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Deventerweg, althans enige weg,
waarbij hij, verdachte,
onvoldoende aandacht aan de weg en/of het verkeer besteed, en/of niet, althans onvoldoende, van de voor hem, verdachte, bestemde rijstrook gebruik heeft gemaakt en/of geheel of gedeeltelijk met het door hem, verdachte, bestuurde voertuig op de voor hem, verdachte, aan de rechterzijde gelegen fietsstrook heeft gereden, en/of (daarbij) een dubbele doorgetrokken streep heeft overschreden, waarbij hij, verdachte, met onverminderde snelheid, althans met
een te hoge snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse heeft gereden, terwijl [slachtoffer B], zich op de voornoemde fietsstrook bevond, en/of het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet, althans niet tijdig, tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde personenauto en voornoemde [slachtoffer B],
waarbij voornoemde [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank acht het opsporingsonderzoek in deze ruimschoots onvoldoende. Tevens is niet gebleken van sporen op de weg, nog van enig onderzoek naar eventueel aanwezige sporen.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1 subsidiair.
hij op 19 oktober 2006 in de gemeente Zutphen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Deventerweg,
waarbij hij, verdachte,
onvoldoende aandacht aan de weg en het verkeer besteed en het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde personenauto en voornoemde [slachtoffer A],
waarbij voornoemde [slachtoffer A] letsel heeft bekomen en schade heeft geleden,
2.
hij op 19 oktober 2006 in de gemeente Zutphen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg, de Deventerweg,
waarbij hij, verdachte,
onvoldoende aandacht aan de weg en het verkeer besteed en het door hem, verdachte, bestuurde voertuig niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte bestuurde personenauto en voornoemde [slachtoffer B],
waarbij voornoemde [slachtoffer B] letsel heeft bekomen en schade heeft geleden,
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
T.a.v. feit 1 subsidiair en 2 telkens:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde een geldboete van € 250,00, subsidiair 5 dagen hechtenis.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij niet voldoende aandacht aan de weg en het verkeer heeft besteed en daardoor twee jonge voetgangsters over het hoofd heeft gezien – een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan anderen ([slachtoffer A] en [slachtoffer B]) lichamelijk letsel hebben bekomen.
De rechtbank weegt in het voordeel van de verdachte mee dat verdachte zichtbaar de psychische gevolgen van het ongeval met zich meedraagt en dat hij zich zeer begaan met de slachtoffers heeft getoond.
De rechtbank acht voorts een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op zijn plaats is, teneinde de verdachte in te scherpen in de toekomst meer aandacht aan de weg en het overige verkeer te besteden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
T.a.v. feit 1 subsidiair:
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
T.a.v. feit 2:
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 250,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech¬ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2007.