RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/552674-07
Uitspraak d.d.: 29 juni 2007
Tegenspraak/ dnip
[verdachte]
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1977,
wonende te [adres en plaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 augustus 2006 in de gemeente Nunspeet als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Spoorlaan, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers heeft hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
onvoldoende aandacht aan het verkeer en/of aan de weg en/of splitsing/kruising van de Spoorlaan en de F.A. Molijnweg besteed, immers is hij, verdachte, terwijl voor hem, verdachte, kort voor voornoemde splitsing/kruising - door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen aan verkeer op die F.A. Molijnlaan, (vanuit stilstand) voornoemde splitsing/kruising opgereden door op te trekken en/of gas te geven, waarbij hij, verdachte, zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde splitsing/kruising vrij was van verkeer, waarbij en/of waardoor hij, verdachte geen voorrang heeft verleend aan een van links komende bromfietser, zijnde [slachtoffer],
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gecompliceerde enkelbreuk, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 18 augustus 2006 in de gemeente Nunspeet als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de F.A. Molijnlaan, althans enige weg,
onvoldoende aandacht aan het verkeer en/of aan de weg en/of splitsing/kruising van de Spoorlaan en de F.A. Molijnweg heeft besteed, immers is hij, verdachte, terwijl voor hem, verdachte, kort voor voornoemde splitsing/kruising – door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen aan verkeer op die F.A. Molijnlaan, (vanuit stilstand) voornoemde splitsing/kruising opgereden door op te trekken en/of gas te geven, waarbij hij, verdachte, zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde splitsing/kruising vrij was van verkeer, waarbij en/of waardoor hij, verdachte geen voorrang heeft verleend aan een van links komende bromfietser, zijnde [slachtoffer],
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waarbij voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of schade heeft
geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 18 augustus 2006 in de gemeente Nunspeet als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de F.A. Molijnlaan,
onvoldoende aandacht aan het verkeer en aan de weg en kruising van de Spoorlaan en de F.A. Molijnweg heeft besteed, immers is hij, verdachte, terwijl voor hem, verdachte, kort voor voornoemde kruising – door middel van een verkeersbord B6 en haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen aan verkeer op die F.A. Molijnlaan, (vanuit stilstand) voornoemde kruising opgereden door op te trekken en gas te geven, waarbij hij, verdachte, zich er niet (tijdig) van heeft vergewist dat voornoemde kruising vrij was van verkeer, waarbij hij, verdachte geen voorrang heeft verleend aan een van links komende bromfietser, zijnde [slachtoffer],
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde bromfiets,
waarbij voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en schade heeft
geleden,
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: vrijspraak ten aanzien van het onder primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder subsidiair ten laste gelegde een geldboete van € 400,00, subsidiair 8 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij zonder dat hij zich er van heeft vergewist dat de kruising vrij van verkeer was, deze kruising is opgereden en met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan een ander ([slachtoffer]) lichamelijk letsel heeft bekomen.
De rechtbank acht voorts een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen op zijn plaats is, teneinde de verdachte in te scherpen voldoende aandacht aan de weg en het overige verkeer te schenken. .
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van € 400,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Ontzegt verdachte ter zake van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden.
Bepaalt, dat deze bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech¬ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2007.