RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/557034-07
Vordering na voorwaardelijke veroordeling: 06/551062-04
Uitspraak d.d.: 29 juni 2007
Tegenspraak/ dip - oip
[verdachte],
geboren te [plaats] (Joegoslavië) op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats, adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 juni 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 november 2006 te Lichtenvoorde, althans in de gemeente Oost Gelre, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Krabbenplas, althans enige weg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising en/of splitsing van de Krabbenplas en de Rentenierstraat- door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen aan verkeer op die Rentenierstraat, waarbij hij, verdachte, de bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], van links voornoemde kruising en/of splitsing zag naderen, voornoemde kruising en/of splitsing opgereden, teneinde linksaf te slaan,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde fiets,
waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere, althans één, botbreuk in het schaambeen en/of een botbreuk in het heiligbeen, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
art 175 lid 3 Wegenverkeerswet 1994
art 6 Wegenverkeerswet 1994
hij op of omstreeks 27 november 2006 te Lichtenvoorde, althans in de gemeente Oost Gelre, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee heeft gereden op de weg de Krabbenplas, althans enige weg,
terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising van de Krabbenplas en de Rentenierstraat- door middel van een verkeersbord B6 en/of haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen aan verkeer op die kruisende weg, waarbij hij, verdachte, de bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], van links voornoemde kruising zag naderen, voornoemde kruising is opgereden, teneinde linksaf te slaan,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde fiets,
waarbij voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of schade heeft geleden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 27 november 2006 te Lichtenvoorde, althans in de gemeente Oost Gelre, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Krabbenplas, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 27 november 2006 te Lichtenvoorde, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Krabbenplas, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden,
immers is hij, verdachte,
aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl voor hem, verdachte, kort voor de kruising van de Krabbenplas en de Rentenierstraat- door middel van een verkeersbord B6 en haaientanden- was aangegeven dat hij, verdachte, voorrang moest verlenen aan verkeer op die Rentenierstraat, waarbij hij, verdachte, de bestuurder van een fiets, zijnde [slachtoffer], van links voornoemde kruising zag naderen, voornoemde kruising opgereden, teneinde linksaf te slaan,
waardoor een aanrijding heeft plaatsgevonden tussen het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en de door voornoemde [slachtoffer] bestuurde fiets,
waardoor voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een botbreuk in het schaambeen werd toegebracht;
2.
hij op 27 november 2006 te Lichtenvoorde, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Krabbenplas, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
T.a.v. feit 1 primair: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen,
T.a.v. feit 2: Overtreding van artikel 107 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie, te weten: ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegd: een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 maanden. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde: een hechtenis voor de duur van 1 week voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarnaast de tenuitvoerlegging van 1 week hechtenis, om te zetten in een werkstraf voor de duur van 14 uren, subsidiair 7 dagen hechtenis en een geldboete van € 120,=, subsidiair 2 dagen hechtenis.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezenverklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een taakstraf als na te melden op zijn plaats. Deze taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Stichting Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking dat door de handelwijze van verdachte – waarbij hij het latere slachtoffer op haar fiets aan zag komen rijden en toch is doorgereden, zulks terwijl hij wist dat het slachtoffer voorrang had, met alle gevolgen van dien – een ongeval heeft plaatsgevonden, tengevolge waarvan een ander ([slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen.
De rechtbank acht voorts een voorwaardelijke hechtenis op zijn plaats is, teneinde de verdachte in te scherpen oplettend en voorzichtig aan het verkeer deel te nemen.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de kantonrechter te Groenlo (parketnummer 06/551062-04) voorwaardelijk opgelegde geldboete ten uitvoer te worden gelegd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging is gegrond op van artikel 14a, 14b, 14c, 18, 22c, 22d, 62 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 107, 175, 176, 177, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
T.a.v. feit 1 primair:
Veroordeelt verdachte tot de navolgende taakstraf, te weten:
- een werkstraf gedurende 60 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen.
Ontzegt ver¬dachte ter zake van het bewezen¬ver¬klaar¬de de bevoegdheid motorrijtuigen te bestu¬ren voor de duur van 3 maanden.
T.a.v. feit 2:
Veroordeelt verdachte tot een hechtenis voor de duur van 1 week.
Bepaalt, dat deze hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij vonnis de kantonrechter te Groenlo van 19 mei 2005, te weten van:
Een geldboete van € 120,=, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. Buijs, voorzitter, en mrs. Kuiken en Eijkelestam, rech¬ters, in tegenwoordigheid van Damink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 juni 2007.
Mr. Eijkelestam is buiten staat mede te ondertekenen.