RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460686-06
Uitspraak d.d.: 11 juli 2007
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats, adres],
thans verblijvende in het huis van bewaring te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 27 juni 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 december 2006 te Neede, gemeente Berkelland, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij een schutting en/of een woning gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine over de (schutting)deur gegooid en/of gesprenkeld en/of (vervolgens) deze benzine heeft aangestoken met een aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een deur, althans hout, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de schutting geheel of gedeeltelijk is/zijn
verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de schutting en/of voornoemde woning en/of meerdere, althans (een) belendend(e) perce(e)l(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 02 oktober 2006 te Neede, gemeente Berkelland, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere, althans (een) ruit(en) (van een busje), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 december 2006 te Neede, gemeente Berkelland, ter uitvoering van het voornemen om opzettelijk en wederrechtelijk een raam (van een woning gelegen aan de [adres]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, te vernielen en/of te beschadigen en/of onbruikbaar te maken, terwijl de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
artikel 45 Wetboek van Strafrecht
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nietigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding wat betreft het onder 3 tenlastegelegde nietig moet worden verklaard, aangezien het onder 3 ten laste gelegde de feitelijke gedraging van verdachte waarop het verwijt steunt, niet vermeldt.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op 25 december 2006 te Neede, gemeente Berkelland, opzettelijk brand heeft gesticht aan/bij een schutting gelegen aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk benzine over de (schutting)deur gegooid en gesprenkeld en vervolgens deze benzine heeft aangestoken met een aansteker, ten gevolge waarvan de schutting gedeeltelijk is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
hij op 2 oktober 2006 te Neede, gemeente Berkelland, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere ruiten van een busje, toebehorende aan [slachtoffer], heeft vernield.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders onder 1 en 2 is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
Feit 1: Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te
duchten is.
Feit 2: Vernieling.
Strafbaarheid van de verdachte
Omtrent de persoon van verdachte is psychologisch en psychiatrisch onderzoek verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport gedateerd 16 juni 2007, opgemaakt door drs. I.E.I.M. van Eynde (klinisch psycholoog-pyschotherapeut) en dr. L.H.W.M. Kaiser (psychiater). Geconcludeerd wordt dat verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten ontoerekeningsvatbaar was, als gevolg van een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de vorm van een paranoïde waanstoornis.
Met deze conclusie kan de rechtbank zich verenigen en zij neemt deze over. Verdachte is dan ook niet strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan hem zal worden opgelegd de maatregel van plaatsing in een ziekenhuis voor de duur van een jaar.
De rechtbank acht na te melden beslissing in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging, nu hij – gelet op het vorenoverwogene – ter zake van het bewezenverklaarde, wegens het ontbreken van schuld niet strafbaar is te achten.
Gezien de psychische gesteldheid van verdachte waaronder hij de bewezenverklaarde feiten heeft begaan, acht de rechtbank een last tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis in het kader van de onderhavige strafzaak geïndiceerd.
In beslag genomen voorwerpen
Nu er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is dat zich daartegen verzet, zal de teruggave worden gelast van de na te melden voorwerpen aan de veroordeelde.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.300,43 gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terecht¬zitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is, anders dan de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat de vordering voldoende onderbouwd is en mitsdien voor algehele toewijzing in aanmerking komt, met dien verstande dat de kosten voor indiening van de vordering worden begroot op
€ 96,32 (reiskosten en kosten boekhouder).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 37, 39, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde nietig.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders onder 1 en 2 is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit als hiervoor vermeld.
Verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat verdachte voor de feiten 1 en 2 van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen aan veroordeelde, te weten:
- jas (zwart);
- muts (wit).
Veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer], [adres], [postcode, plaats] (bankrekeningnummer: [cijfers]), van een bedrag van € 1.204,11, vermeerderd met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 96,32.
Aldus gewezen door mrs. Borgerhoff Mulder, voorzitter, Van Harreveld en Lucassen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2007.