ECLI:NL:RBZUT:2007:BA9866

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/130
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.E.M.T. Duindam-Vossen
  • L. van Gijn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake handhaving van fysiotherapiepraktijk in Elburg

Op 12 juli 2007 heeft de rechtbank het beroep behandeld van een aantal eisers tegen de beslissing op bezwaar van 6 juni 2006 van het college van B&W van de gemeente Elburg. Dit bezwaar was ingediend naar aanleiding van de weigering van het college om handhavend op te treden tegen de opening en uitoefening van een fysiotherapiepraktijk op het perceel Terbekeweg 53. De rechtbank heeft op 17 juli 2007 uitspraak gedaan over het beroep. De rechtbank oordeelde dat de eisers te vroeg een bezwaar hadden ingediend, omdat het college een redelijke termijn toekomt om op het verzoek om handhaving te beslissen. Dit betekende dat het bezwaar prematuur was en niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De rechtbank vernietigde het besluit van het college, omdat het college niet had gerealiseerd dat de eisers te vroeg bezwaar hadden gemaakt. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat ook andere partijen zich tot de rechtbank hadden gewend zonder dat zij om handhaving hadden verzocht, wat ook niet correct was. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan een inhoudelijke beoordeling van de fitnessactiviteiten in relatie tot het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geen proceskostenveroordeling uitgesproken en heeft de bezwaren van de eisers alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 juli 2007, waarbij het griffierecht van € 281 door de gemeente Elburg aan de eisers werd vergoed. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Zutphen, sector bestuursrecht, onder leiding van mr. M.E.M.T. Duindam-Vossen, met mr. L. van Gijn als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/130
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak in het geding tussen:
[eiser 1],
[eiser 2],
[eiser 3],
[eiser 4]
[namens eiser 4],
te Elburg,
eisers,
gemachtigde: nr. A.A. Robbers,
en
het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Elburg
verweerder.
Derde partij:
Maatschap Fysiotherapie [naam], te Elburg.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 14 december 2006.
2. Motivering
2.1 Namens eisers [eiser 1] en de [eiser 3] is op 20 april 2006 aan verweerder verzocht handhavend op te treden tegen de opening door de derde partij van een fitnesscentrum op het perceel Terbekeweg 53 te Elburg, wegens beweerdelijke strijd met het bestemmingsplan.
Op 1 mei 2006 hebben voornoemde eisers bezwaar gemaakt tegen de beweerdelijk fictieve weigering van verweerder handhavend op te treden.
Bij het primaire besluit van 29 mei 2006 heeft verweerder geweigerd handhavend op te treden tegen de opening c.q. de uitoefening van een praktijk voor fysiotherapie op het voornoemde adres.
Daartegen is bij brief van 6 juni 2006 bezwaar gemaakt namens de [eiser 4] en haar vennoten.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van 6 juni 2006 ongegrond verklaard.
2.2 Aangezien verweerder in het bestreden besluit tevens de namen van eisers [eiser 1] en de [eiser 3] heeft genoemd, gaat de rechtbank ervan uit dat verweerder bij het bestreden besluit tevens heeft beoogd te beslissen op het bezwaarschrift van 1 mei 2006.
Ingevolge artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. De laatstgenoemde termijn is in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een kennisgeving als bedoeld in artikel 4:14, derde lid.
Op 1 mei 2006 was nog geen redelijke termijn verstreken binnen welke verweerder op het verzoek om handhaving diende te beslissen (in casu is geen wettelijke termijn van toepassing). Dat brengt mee dat verweerder toen niet in gebreke was met het nemen van een besluit op de aanvraag. Ingevolge artikel 6:12, tweede jo. eerste lid, Awb kon toen nog geen bezwaar worden ingediend gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het bezwaar was daarom prematuur en moest derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.
[eiser 1] en de [eiser 3] hebben geen bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 29 mei 2006. Nu het bezwaar van 1 mei 2006 niet-ontvankelijk is, wordt dit niet ingevolge artikel 6:20, vierde lid, Awb geacht mede gericht te zijn tegen het primaire besluit op de aanvraag.
Het bezwaar van [eiser 1] en de [eiser 3] is daarom bij het bestreden besluit ten onrechte niet niet-ontvankelijk verklaard.
2.3 Met betrekking tot het bezwaarschrift van 6 juni 2006 heeft de gemachtigde niet duidelijk gemaakt wie de vennoten zijn namens wie het bezwaar is ingediend. Zij moeten binnen de bezwaartermijn worden geïndividualiseerd. Zij zijn daarom eveneens ten onrechte bij het bestreden besluit niet niet-ontvankelijk verklaard.
2.4 Eiseres [eiser 4] is in bezwaar gekomen tegen het primaire besluit tot weigering van handhaving. Dit besluit is genomen op de aanvraag van [eiser 1] en de [eiser 3]. Eiseres [eiser 4] heeft dat besluit niet aangevraagd. Bij het primaire weigeringsbesluit heeft deze eiseres derhalve geen rechtstreeks betrokken belang. Ten onrechte heeft verweerder bij het bestreden besluit daarom deze eiseres niet niet-ontvankelijk verklaard.
2.5 Eiser [eiser 2] is in beroep gekomen tegen een besluit dat niet is genomen op een door of namens hem ingediend bezwaar. Bij het besluit op bezwaar heeft eiser [eiser 2] daarom geen rechtstreeks betrokken belang. Het beroep namens hem is daarom niet-ontvankelijk.
2.6 De rechtbank zal voor zover het beroep gegrond is zelf in de zaak voorzien.
Zij ziet in het vorenstaande aanleiding geen proceskostenveroordeling uit te spreken.
Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep van [eiser 2] niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep voor het overige gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart de bezwaren alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het griffierecht ad € 281 door de gemeente Elburg aan eisers wordt vergoed.
Deze uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2007.
Waarvan proces-verbaal,
mr. M.E.M.T. Duindam-Vossen mr. L. van Gijn
griffier rechter