RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
parketnummer: 06/460221-07
uitspraak d.d.: 31 juli 2007
vordering na voorwaardelijke veroordeling: 06/460099-06
tegenspraak/verschenen dip/oip
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Achterhoek, HvB Ooyerhoekseweg Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juli 2007.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 07 april 2007 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 390 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Snackbar [snackbar] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader een kledingstuk, althans een stuk stof om/voor het/hun gezicht hadden (gewikkeld/gebonden) en/of dat hij en of zijn mededader voornoemde van [slachtoffer 1] de woorden heeft /hebben toegevoegd "geld" en/of "ik moet echt geld hebben";
hij op of omstreeks 07 april 2007 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van 390 euro, althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed geheel of ten dele toebehorende aan Snackbar [snackbar] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader een kledingstuk, althans een stuk stof, om/voor het/hun gezicht had(den) (gewikkeld/gebonden) en/of dat hij en/of zijn mededader voornoemde van [slachtoffer] de woorden heeft /hebben toegevoegd "geld" en/of "ik moet echt geld hebben";
art 317 lid 1 en lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 06 februari 2007 te [woonplaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij kan niet meer veilig over straat lopen" en/of "Ik weet je wel te vinden, ik zie je zaterdag wel op de markt, ik maak je af" en/of "je moet je bek houden anders stomp ik je er eentje op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De raadsman heeft namens verdachte ten aanzien van feit 2 aangevoerd, dat de verklaring van verdachtes vriendin niet als bewijs mag dienen, omdat deze verklaring door haar wordt ontkend en ook niet door haar is ondertekend.
De rechtbank verwerpt dit verweer vanwege het ontbreken van een feitelijke grondslag.
Uit de verklaring van de vriendin van verdachte, die is opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal (dossierpagina 69), staat immers vermeld dat deze verklaring door haar in concept is ondertekend.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 7 april 2007 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 390 euro, toebehorende aan Snackbar [snackbar], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en zijn mededader een kledingstuk, althans een stuk stof om/voor hun gezicht hadden gewikkeld en dat hij en/of zijn mededader voornoemde van [slachtoffer] de woorden heeft/hebben toegevoegd "geld" en "ik moet echt geld hebben";
hij op 6 februari 2007 te [woonplaats] [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij kan niet meer veilig over straat lopen" en "Ik weet je wel te vinden, ik zie je zaterdag wel op de markt, ik maak je af" en "Je moet je bek houden anders stomp ik je er eentje op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Verweer ten aanzien feit 2
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat er zijns inziens geen sprake is van een strafbaar feit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de bedreiging ontkent en als er al woorden gevallen zijn, dan kon de betrokkene daaruit niet een zodanige dreiging verstaan, dat hij angst zou behoeven te hebben. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat de reactie van verdachte door aangever in zekere zin is opgeroepen, omdat verdachte niet gediend was van de bemoeienissen van aangever.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat uit de te hanteren bewijsmiddelen, waaronder:
- de aangifte van [slachtoffer 2] (dossierpagina: 67);
- de verklaring van [M] (dossierpagina 69);
- de verklaring van verdachte (dossierpagina 70-71),
blijkt dat verdachte de buurvrouw van aangever (zijnde zijn ex-vriendin) al langer lastig valt. Verdachte, die groter en sterker is dan aangever, reageerde aanvankelijk niet op het herhaalde verzoek van aangever weg te gaan.
Toen hij uiteindelijk wegfietste heeft verdachte aangever tot tweemaal toe gezegd dat hij niet meer veilig over straat kon lopen en tijdens het wegfietsen zei verdachte tegen hem dat hij hem zaterdag nog wel tegen zou komen.
In deze context en onder deze omstandigheden was het alleszins begrijpelijk dat de door verdachte geuite bedreigende bewoordingen bij aangever vrees konden opwekken.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair: Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf gelijk aan de duur van de voorlopige hechtenis voor de feiten onder 1 en 2 op de dagvaarding en afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 06/460099-06 (bijlage I a en 1b).
De officier van justitie merkt op dat zijn eis lager uitvalt en hij ook de afwijzing van de tenuitvoerlegging vordert in de zaak met parketnummer 06/460099-06, omdat hij in de separaat te behandelen raadkamerprocedure (parketnummer 06/460485-06) de tenuitvoerlegging zal vorderen van een voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel.
De raadsman heeft ter terechtzitting te kennen gegeven zich te kunnen vinden in de eis van de officier van justitie.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met een mededader het personeel van een snackbar overvallen en hen beroofd van de dagopbrengst. De ervaring leert dat de slachtoffers van een overval gedurende langere tijd lijden onder de psychische gevolgen van een dergelijke traumatische gebeurtenis.
Voorts behoort dit delict tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Het slachtoffer van feit 2, de bedreiging, heeft ter terechtzitting en in zijn schriftelijke slachtofferverklaring verwoord welke impact dit feit op zijn leven heeft gehad.
Verdachte heeft een langdurige verslavingsproblematiek en staat zoals ook blijkt uit zijn justitiële documentatie van 16 april 2007 bekend als veelpleger.
Hij bevond zich ten tijde van het plegen van deze feiten nog in een proeftijd van een vonnis van de politierechter te Zutphen van 9 maart 2006, hetgeen hem er kennelijk niet van weerhouden heeft zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten.
Volgens het voorlichtingsrapport van de reclassering van 7 juni 2007, zijn eerdere pogingen om af te kicken mislukt, omdat de intrinsieke motivatie van verdachte gering was.
Verdachte heeft nu ter terechtzitting verklaard zijn probleem te erkennen en de kans om daadwerkelijk van zijn drugsverslaving af te komen te willen benutten, omdat hij anders zijn vriendin kwijtraakt.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de strafbare feiten onvoldoende in de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf tot uitdrukking komt en zal verdachte, mede gezien zijn strafblad, veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden.
In dit verband merkt de rechtbank op dat zij, anders dan de officier van justitie, van mening is dat de onderhavige strafzaak losstaat van de procedure waarin de vordering tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke ISD-maatregel wordt behandeld.
Vordering tenuitvoerlegging, parketnummer 06/460099-06
De rechtbank is van oordeel dat, nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, er aanleiding bestaat, om de bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 9 maart 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 (twee) weken ten uitvoer te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 57, 285, 310, 312 .
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
T.a.v. parketnummer 06/460099-06:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zutphen van 9 maart 2006, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken.
Aldus gewezen door mr. De Bie, voorzitter, mr. Van der Hooft en mr. Van der Mei, rechters, in tegenwoordigheid van Beers-de Badts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 juli 2007.
RECHTBANK ZUTPHEN
Meervoudige kamer voor strafzaken
Parketnummer: : 06/460221-07 (TUL 06/460099-06)
Uitspraak d.d.: 31 juli 2007
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 31 juli 2007.
Tegenwoordig:
mr. Hödl, rechter,
mr. officier van justitie,
en Driessen, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De gedetineerde verdachte/veroordeelde,
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in P.I. Achterhoek, HvB Ooyerhoekseweg Zutphen,
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Ter terechtzitting van 17 juli 2007 heeft de verdachte aangegeven niet bij de uitspraak aanwezig te willen zijn.
De raadsman mr. Bénard/Apeldoorn, is niet / wel verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit