ECLI:NL:RBZUT:2007:BB1918

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
27 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/460267-06
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. van der Mei
  • A. Hemrica
  • H. Hödl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichtingszaak en bedreiging

In de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van brandstichting en bedreiging, heeft de Rechtbank Zutphen op 27 juli 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging dat hij opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de Klarenbeekseweg in Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, op of omstreeks 13 mei 2006. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting vast te stellen. De rechtbank merkte op dat de aangifte niet zonder meer de betrokkenheid van de verdachte aantoonde en dat de aangetroffen voorwerpen bij de verdachte, zoals een brandblusser en aanmaakblokjes, niet voldoende bewijs boden voor de beschuldiging. Ook het feit dat de auto van de vader van de verdachte nabij de woning van het slachtoffer was gezien, was niet voldoende om de verdachte te impliceren.

Daarnaast werd de verdachte ook vrijgesproken van de beschuldiging van bedreiging van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de stem op de voicemailberichten niet met zekerheid aan de verdachte kon worden toegeschreven, en dat de verklaringen van de verbalisanten niet voldoende gewicht hadden om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank oordeelde dat de enkele inhoud van een sms-bericht niet leidde tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging.

De rechtbank besloot dat er geen zelfstandig belang was bij de vraag of het bewijs rechtmatig was verkregen, aangezien de verdachte van beide feiten werd vrijgesproken. Het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Zutphen, met inachtneming van de rechtspleging en de belangen van een goede rechtsgang.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/460267-06
Uitspraak d.d.: 27 juli 2007
tegenspraak/OIP
VONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres] te [plaats].
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 augustus 2006, 22 november 2006 en 13 juli 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissingen
Bij vonnis van 27 november 2006 heeft de rechtbank onder meer de oproeping bevolen van [naam g[naam getuige] als getuige.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 13 juli 2007 vastgesteld dat [naam getuige], daartoe opgeroepen door de officier van justitie, niet is verschenen.
Gelet op de van de officier van justitie en de raadsman verkregen toestemming ex 288, derde lid, Sv heeft de rechtbank ter zitting besloten af te zien van hernieuwde oproeping van [naam getuige]. Daarbij heeft de rechtbank betekenis toegekend aan het belang van een goede rechtspleging binnen redelijke termijn.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2006 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, opzettelijk
brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de Klarenbeekseweg, immers
heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een aanmaakblokje aangestoken en/of
door de brievenbus van voornoemde woning gegooid, in elk geval opzettelijk
(open) vuur in aanraking gebracht met een mat en/of vloerbedekking, althans
met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die mat en/of die
vloerbedekking en/of de voordeur geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in
elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan gemeen gevaar voor voornoemde
woning en/of de zich daarin bevindende goederen, in elk geval gemeen gevaar
voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel
voor [slachtoffer], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, dat
hij op of omstreeks 13 mei 2006 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, ter
uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te
stichten in een woning gelegen aan de Klarenbeekseweg, terwijl daarvan gemeen
gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel te duchten was, met dat opzet een aanmaakblokje heeft aangestoken en
door de brievenbus van voornoemde woning heeft gegooid, in elk geval met dat
opzet (open) vuur in aanraking heeft gebracht met een mat en/of vloerbedekking
en/of andere goederen in/aan die woning, althans met (een) brandbare
stof(fen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 mei 2006
tot en met 16 mei 2006 te Klarenbeek, gemeente Apeldoorn, (telkens) [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met
zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk die [slachtoffer]
dreigend de woorden toegevoegd:
- per voicemailbericht: "[voornaam], Grazie Absoluti" en/of
- per voicemailbericht: "Ciao [voornaam], je spreekt met Lucifer. Was het leuk
vannacht. Heb je me al gevonden ? Ik vind jou heel snel. Je hebt me denk ik
wel gezien he. Ciao" en/of
- per telefoon: "De post ligt aan de weg" en/of
- per sms-bericht: "boodschap begrepen",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of heeft verdachte
opzettelijk dreigend een cd met begrafenismuziek (na)bij de woning van die
[slachtoffer] neergelegd en/of achtergelaten, althans feitelijkheden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat feit 1 niet wettig en overtuigend bewezen verklaard kan worden.
Zo blijkt uit de aangifte niet -zonder meer- de betrokkenheid van verdachte bij de (poging tot) brandstichting. De omstandigheid dat bij verdachte thuis een brandblusser, spiritus en een pakje aanmaakblokjes zijn aangetroffen, kan evenmin bijdragen aan het bewijs, nu niet is onderzocht danwel gebleken, dat een aanmaakblokje uit het bij verdachte aangetroffen pakje daarbij is gebruikt. Het signaleren van de auto van de vader van verdachte nabij de woning van het slachtoffer, zonder dat de processtukken uitsluitsel bieden over de vraag of verdachte op dat moment in de auto zat, levert evenmin bewijs op.
Verdachte dient derhalve van feit 1 te worden vrijgesproken.
Het onder 2 tenlastgelegde feit acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen.
Gelet op het verslag dat de rechter-commissaris heeft opgemaakt van een door hem op 7 juni 2007 gevoerd telefoongesprek met J. Vermeulen van het NFI, kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder twijfel vastgesteld worden dat de stem op de voicemailberichten verdachte toebehoort. Het NFI geeft namelijk aan dat de vooruitzichten op een betrouwbaar resultaat van een spraakonderzoek waarbij voicemailberichten worden vergeleken met nieuw opgenomen spraakmateriaal beperkt zijn, omdat voicemailberichten anders worden ingesproken en daarbij sprake is van ander taalgebruik. Na voorlezing van de voicemailberichten door de rechter-commissaris heeft het NFI verder aangegeven dat op grond van korte uitingen niet op wetenschappelijk verantwoorde wijze kan worden geconcludeerd dat het om dezelfde stem gaat. De verklaringen van verbalisanten [naam 1] en [naam 2], die aangeven de stem van verdachte van die berichten te herkennen, acht de rechtbank van onvoldoende gewicht om tot een bewezenverklaring te komen gelet op de van het NFI verkregen informatie.
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen kan naar het oordeel van de rechtbank evenmin worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de bewuste CD op de oprit heeft achtergelaten en vervolgens het slachtoffer telefonisch heeft medegedeeld: “de post ligt aan de weg”. De aldus terzake feit 2 overblijvende, aan verdachte verweten gedraging, namelijk dat hij een sms aan het slachtoffer zou hebben gestuurd, kan niet leiden tot een bewezenverklaring van de tenlastegelegde bedreiging, gelet op de enkele inhoud van dat sms-bericht. Derhalve bestaat geen zelfstandig belang bij beantwoording van de vraag of het bewijs terzake rechtmatig is verkregen.
Verdachte dient eveneens van feit 2 te worden vrijgesproken.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Aldus gewezen door mrs. van der Mei, voorzitter, Hemrica en Hödl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. drs. Steenweg, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 juli 2007.
Mr. Hemrica is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.