ECLI:NL:RBZUT:2007:BB2279

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
24 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/580226-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • Hödl
  • Kleinrensink
  • Draisma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar de aanwezigheid van verdovende middelen in een strafzaak

In de zaak tegen de verdachte, geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te [postcode, plaats], [adres], heeft de Rechtbank Zutphen op 24 augustus 2007 een tussenvonnis gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2007. De verdachte wordt verweten dat zij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 27 mei 2007 in Ulft en Doetinchem opzettelijk grote hoeveelheden speed (amfetamine) en XTC-pillen heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en aanwezig heeft gehad. Dit betreft middelen die onder de Opiumwet vallen, zoals vermeld in de tenlastelegging.

Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank achtte het noodzakelijk om nader onderzoek te verrichten, vooral naar aanleiding van een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 18 juli 2007. Dit rapport betrof de op 27 juni 2007 ontvangen verdovende middelen, maar het was onduidelijk op welke in beslag genomen middelen het onderzoek betrekking had. De rechtbank oordeelde dat voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening het strafdossier moest worden uitgebreid met de aan het NFI gerichte brief waarin het verzoek om onderzoek was neergelegd.

De rechtbank besloot daarom het onderzoek te heropenen en schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd. De stukken werden in handen gesteld van de officier van justitie, zodat deze de benodigde brief aan het dossier kon toevoegen. Tevens werd de oproeping van de verdachte voor een nader te bepalen terechtzitting bevolen, met kennisgeving van de datum en het tijdstip aan de raadsman. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 augustus 2007.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580226-07
Uitspraak d.d.: 24 augustus 2007
Tegenspraak / dip
TUSSENVONNIS
in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum],
wonende te [postcode, plaats], [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit tussenvonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 augustus 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2007 tot en met
27 mei 2007 in Ulft, gemeente Oude IJsselstreek, en/of in de gemeente Doetinchem, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (telkens) (grote) hoeveelhe(i)d(en) speed (amfetamine), zijnde (telkens) materiaal bevattende amfetamine als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en/of
- (telkens) (grote) hoeveelhe(i)d(en) XTC-pillen, zijnde (telkens) materiaal bevattende MDA (metamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleendioxyethylamfetamine) en/of 2CB (4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine), zijnde (telkens) MDA (metamfetamine) en/of MDMA en/of MMDA en/of N-ethyl MDA en/of N-hydroxy MDA en/of MDEA (methyleendioxyethylamfetamine) en/of 2CB 4-broom-2,5-dimethoxyfenethylamine, zijnde (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B en C Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
zij op of omstreeks 28 mei 2007 in Ulft, gemeente Oude IJsselstreek en/of in de gemeente Doetinchem en/of in Bocholtz, gemeente Simpelveld, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 2,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid speed (amfetamine), zijnde een materiaal bevattende amfetamine (speed), zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B en C Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Heropening onderzoek
Het is de rechtbank onder de beraadslaging gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. Zij acht het daarom noodzakelijk dat nader onderzoek plaatsvindt.
In de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte] (parketnummer: 06/580297-07) is door de verdediging aangevoerd da blijkens het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 18 juli 2007 onderzoek is gedaan naar de op 27 juni 2007 door het NFI ontvangen verdovende middelen. Deze middelen zijn aan het NFI toegezonden door de Technische Recherche Noord- en Oost-Gelderland in de zaak met nummer PL0642/07-271929, hetgeen de onderhavige strafzaak betreft. Uit het deskundigenrapport is echter niet te herleiden op welke in beslag genomen middelen, het onderzoek betrekking heeft.
De rechtbank is van oordeel dat voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening noodzakelijk is dat het strafdossier wordt uitgebreid met de aan het NFI gerichte brief waarin het verzoek is neergelegd om onderzoek in te stellen naar aanwezigheid van middelen, welke vallen onder de bepalingen van de Opiumwet.
Zij zal daartoe het onderzoek heropenen, vervolgens schorsen en de stukken in handen stellen van de officier van justitie teneinde hem in de gelegenheid te stellen voornoemde brief aan het dossier toe te voegen.
Beslissing
De rechtbank heropent het onderzoek en schorst het onderzoek voor onbepaalde tijd.
Zij stelt de stukken in handen van de officier van justitie ter fine als voormeld.
Zij beveelt de oproeping van verdachte tegen de nader te bepalen terechtzitting en kennisgeving van die datum en het tijdstip aan de raadsman.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. Hödl, voorzitter, Kleinrensink en Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Meerdink, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 augustus 2007.