ECLI:NL:RBZUT:2007:BB2279
Rechtbank Zutphen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Hödl
- Kleinrensink
- Draisma
- Rechtspraak.nl
Heropening van het onderzoek naar de aanwezigheid van verdovende middelen in een strafzaak
In de zaak tegen de verdachte, geboren te [plaats] op [geboortedatum], wonende te [postcode, plaats], [adres], heeft de Rechtbank Zutphen op 24 augustus 2007 een tussenvonnis gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 augustus 2007. De verdachte wordt verweten dat zij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 27 mei 2007 in Ulft en Doetinchem opzettelijk grote hoeveelheden speed (amfetamine) en XTC-pillen heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en aanwezig heeft gehad. Dit betreft middelen die onder de Opiumwet vallen, zoals vermeld in de tenlastelegging.
Tijdens de beraadslaging is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest. De rechtbank achtte het noodzakelijk om nader onderzoek te verrichten, vooral naar aanleiding van een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 18 juli 2007. Dit rapport betrof de op 27 juni 2007 ontvangen verdovende middelen, maar het was onduidelijk op welke in beslag genomen middelen het onderzoek betrekking had. De rechtbank oordeelde dat voor een behoorlijke strafrechtelijke afdoening het strafdossier moest worden uitgebreid met de aan het NFI gerichte brief waarin het verzoek om onderzoek was neergelegd.
De rechtbank besloot daarom het onderzoek te heropenen en schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd. De stukken werden in handen gesteld van de officier van justitie, zodat deze de benodigde brief aan het dossier kon toevoegen. Tevens werd de oproeping van de verdachte voor een nader te bepalen terechtzitting bevolen, met kennisgeving van de datum en het tijdstip aan de raadsman. Dit vonnis is uitgesproken in de openbare terechtzitting van de rechtbank op 24 augustus 2007.