RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/923756-06
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2007
tegenspraak
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1958 te [plaats],
wonende te [adres en woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2007.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) januari 2006 en/of februari 2006 en/of maart 2006 en/of april 2006 en/of mei 2006, in de gemeente Oldebroek, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking -
buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen (proces-verbaalnummers: 35267 en 35193 en 35155 en 35101 AID);
ALTHANS, dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) januari 2006 en/of februari 2006 en/of maart 2006 en/of april 2006 en/of mei 2006, in de gemeente Oldebroek, althans in Nederland, (proces-verbaalnummers: 35267 en 35193 en 35155 en 35101 AID) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet opzettelijk, (telkens) één of meer hoeveelheden eierschalen, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de maand mei 2006, in de gemeente Oldebroek, tezamen en in vereniging met een ander, zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be¬hoort daarvan te worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gepubliceerd op 10 oktober 2002, sinds 1 mei 2003 rechtstreeks van toepassing is op Nederland en dat daaraan nationale uitvoering is gegeven in het Destructiebesluit dat inwerking is getreden op 7 september 2005 (Stb. 407, 29-06-05).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van verdachte
Omtrent de werking van de EG verordening 1774/2002 heeft verdachte bepleit dat het hem niet bekend was dat het gebruik van eierschaalproducten, in de vorm zoals hij die besteld had, niet langer geoorloofd was.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat verdachte, als ondernemer op het gebied van de landbouw, zich op de hoogte had dienen te stellen, hetzij door informatievergaring uit vakbladen, hetzij door zelf actief informatie te vragen aan daartoe bevoegde personen en/of instanties, omtrent de voor een goede bedrijfsuitoefening van belang zijnde geldende regelgeving. Het mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat regelgeving op dat gebied frequent wijzigt.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft de Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen overtreden. Bedoelde Europese regelgeving heeft tot doel het voorkomen van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong en legt als beginsel vast dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt.
Door de handelwijze van verdachte heeft hij, als afnemer, het mogelijk gemaakt dat bedoeld afval
zonder aan de daarop betrekking hebbende regelgeving te voldoen, op grond is uitgestrooid en ondergewerkt.
In de geringe justitiële documentatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding de eis van de officier van justitie te matigen tot de hoogte van na te melden geldboete.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 500,= bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hech¬tenis.
Bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mrs. Van der Mei en Schmitz, rechters,
in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 17 oktober 2007.
Mr. Schmitz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.