ECLI:NL:RBZUT:2007:BB5667

Rechtbank Zutphen

Datum uitspraak
17 oktober 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06/925462-07
Instantie
Rechtbank Zutphen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Prisse
  • A. van der Mei
  • J. Schmitz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overtreding van Europese regelgeving inzake verwerking van eierschalen door loonbedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Zutphen op 17 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen [naam] V.O.F., een loonbedrijf gevestigd te [adres en plaats]. De verdachte is beschuldigd van het overtreden van Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen. Deze regelgeving is bedoeld om de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong te voorkomen en stelt dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen gebruikt mag worden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de maanden november en december 2005, in de gemeente Hoogeveen, zich schuldig heeft gemaakt aan het ontdoen van afvalstoffen, in dit geval eierschalen, door deze buiten een inrichting te storten of op de bodem te brengen. Dit gebeurde zonder te voldoen aan de relevante regelgeving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van deze overtreding, die is begaan door een rechtspersoon, en heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de Europese Verordening (EG) nr. 1774/2002, die sinds 1 mei 2003 van toepassing is in Nederland, en het Destructiebesluit dat in werking is getreden op 7 september 2005. De verdachte heeft geen overtuigende argumenten kunnen aanvoeren die zouden rechtvaardigen dat zij de regelgeving niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie in overweging genomen en heeft besloten om de geldboete te matigen tot € 500, met een proeftijd van twee jaar.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige economische kamer
Parketnummer: 06/925462-07
Uitspraak d.d.: 17 oktober 2007
tegenspraak
VERKORT VONNIS
in de zaak tegen:
[naam] V.O.F., Loonbedrijf,
gevestigd te [adres en plaats]
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 oktober 2007.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of december 2005,
in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze - al dan niet in verpakking - buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen;
ALTHANS, dat
zij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand(en) november 2005 en/of
december 2005, in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, (procesverbaalnummer: 06-100814 Politie Drenthe) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, al dan niet
opzettelijk, (telkens) één of meer hoeveelheden eierschalen, zijnde destructiemateriaal, heeft onttrokken aan verwerking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op tijdstippen omstreeks de maand december 2005, in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, telkens zich van afvalstoffen te weten één of meer hoeveelheden eierschalen, heeft ontdaan door deze buiten een inrichting te storten of anderszins op of in de bodem te brengen.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be¬hoort daarvan te worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat de Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gepubliceerd op 10 oktober 2002, sinds 1 mei 2003 rechtstreeks van toepassing is op Nederland en dat daaraan nationale uitvoering is gegeven in het Destructiebesluit dat inwerking is getreden op 7 september 2005 (Stb. 407, 29-06-05).
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Strafbaarheid van verdachte
Omtrent de werking van de EG verordening 1774/2002 is zijdens verdachte bepleit dat zij een positief antwoord heeft ontvangen op zijn vraag of zij het aangeboden eierschaalproducten mocht verstrooien.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Zij overweegt daartoe dat er geen feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht op grond waarvan verdachte tot het niet handhaven van de onderhavige regelgeving mocht concluderen. Voorts is niet gebleken dat verdachte zich, als ondernemer, op de hoogte heeft gesteld, hetzij door informatievergaring uit vakbladen, hetzij door zelf actief informatie te vragen aan daartoe bevoegde personen en/of instanties, omtrent de voor een goede bedrijfsuitoefening van belang zijnde geldende regelgeving. Het mag als een feit van algemene bekendheid worden verondersteld dat regelgeving op dat gebied frequent wijzigt.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne¬melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie (zie voor de inhoud bijlage I).
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen¬verklaarde en de omstandigheden waar¬onder dit is begaan, mede gelet op de omstandigheden van verdachte en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft de Europese regelgeving met betrekking tot de verwerking van eierschalen overtreden. Bedoelde Europese regelgeving heeft tot doel het voorkomen van de aanwezigheid van ziekteverwekkers in diervoeders van dierlijke oorsprong en legt als beginsel vast dat alle dierlijke afval, ongeacht de oorsprong ervan, na een passende behandeling voor de productie van voedermiddelen mogen worden gebruikt.
Door de handelwijze van verdachte heeft zij, als loonbedrijf , eraan meegewerkt dat bedoeld afval zonder aan de daarop betrekking hebbende regelgeving te voldoen, op grond is uitgestrooid en ondergewerkt.
In de blanco justitiële documentatie van verdachte ziet de rechtbank aanleiding de eis van de officier van justitie te matigen tot de hoogte van na te melden geldboete.
Toepasselijke wetsartikelen
De oplegging van straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 24, 47, 51, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 10.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
Beslissing
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het primair laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een geldboete van € 500,=.
Bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. Prisse, voorzitter, mrs. Van der Mei en Schmitz, rechters,
in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 17 oktober 2007.
Mr. Schmitz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen