RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Straf
Meervoudige kamer
Parketnummer: 06/580132-07
Uitspraak d.d.: 30 oktober 2007
Vord. na voorw. veroord.: 06/580514-05
Tegenspraak / dip
[verdachte],
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [plaats],
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Ooyershoek in Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2007.
Ter terechtzitting gegeven beslissing
Het door en namens de raadsman van verdachte gedane verzoek tot onmiddellijke invrijheidsstelling is afgewezen.
Aankondiging ontnemingsvordering
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie conform artikel 311, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het voornemen kenbaar gemaakt in een later stadium een afzonderlijke ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 augustus 2006 tot en met 19 september
2006 en/of de periode van 08 december 2006 tot en met 20 april 2007 in de
gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of
verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in
elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een
materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een
materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 april 2007 in de gemeente Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk B.
[medeverdachte A] van het leven te beroven, met dat opzet een (vuur)wapen op de borst,
althans op het lichaam van die [medeverdachte A] heeft gericht en/of (vervolgens)
meermalen, althans eenmaal, met dat (vuur)wapen een kogel heeft
geschoten/afgevuurd in de richting van die [medeverdachte A], terwijl de uitvoering
van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 april 2007 in de gemeente Apeldoorn,
aan [medeverdachte A] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een schotwond in/aan de
knie/het been), heeft toegebracht, door meermalen, althans eenmaal, met een
(vuur)wapen een kogel af te schieten/af te vuren in de richting van die
[medeverdachte A] en/of (vervolgens) deze Schunken opzettelijk meermalen, althans
eenmaal, met een kogel in zijn knie/been te raken en/of te treffen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 20 april 2007 in de gemeente Apeldoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon
genaamd [medeverdachte A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet een (vuur)wapen op het lichaam van die [medeverdachte A] heeft gericht en/of
(vervolgens) meermalen, althans eenmaal, met dat (vuur)wapen een kogel heeft
geschoten/afgevuurd in de richting van die [medeverdachte A] en/of meermalen, althans
eenmaal, die [medeverdachte A] in zijn knie/been heeft geraakt/getroffen, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, aangezien op basis van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen, niet is vast komen te staan dat verdachte zodanig gericht heeft geschoten, dat daaruit blijkt van een aanmerkelijke kans en van (voorwaardelijk) opzet op het teweeg brengen van dodelijk letsel. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verdachte slechts eenmaal heeft geschoten, dat het slachtoffer door een schampschot bij de knie is getroffen en dat de kogel blijkens het sporenonderzoek kennelijk is binnengedrongen in het horizontale (zit)gedeelte van de ter plaatse aanwezige zitbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, aangezien niet is vast komen te staan dat zwaar lichamelijk letsel bij het slachtoffer is ontstaan. De gevolgen die het slachtoffer aan het schampschot bij zijn knie heeft ondervonden zijn immers relatief meegevallen.
De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van de rechtbank is het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen, immers de verdachte heeft door met een vuurwapen op [medeverdachte A] te schieten willens en wetens de aanmerkelijke kans genomen op een plaats te raken die tot zwaar lichamelijk letsel had geleid bij die [medeverdachte A].
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij in de periode van 01 augustus 2006 tot en met 19 september
2006 en de periode van 08 december 2006 tot en met 20 april 2007 in de
gemeente Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne (diacetylmorfine) en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne telkens een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
hij op 20 april 2007 in de gemeente Apeldoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [medeverdachte A], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een vuurwapen op het lichaam van die [medeverdachte A] heeft gericht en vervolgens eenmaal met dat vuurwapen een kogel heeft geschoten/afgevuurd in de richting van die [medeverdachte A] en eenmaal, die [medeverdachte A] in zijn knie heeft geraakt/getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Vrijspraak van het meer of anders tenlastegelegde
Wat meer of anders is ten las¬te gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
2. meer subsidiair: poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft het onder 1 en 2 primair overtuigend bewezen achtend, gevorderd dat de rechtbank aan verdachte zal opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank verdachte dient vrij te spreken van de gehele tenlastelegging en de vordering tot tenuitvoerlegging dient af te wijzen.
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen, die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden aanmerkelijke duur leiden – dat verdachte zich op grote schaal en in een sturende rol heeft bezig gehouden met de handel in harddrugs en dat hij in het kader daarvan op een mededader heeft geschoten.
Verdachte was in verband met drugsdelicten al eerder veroordeeld tot een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, hetgeen hem er echter niet van heeft weerhouden om zich opnieuw in de harddrugshandel te begeven. Hierbij heeft hij uiteindelijk geweld toegepast op een mededader, nadat deze mededader regelmatig door hem onder druk was gezet en al eerder enkele malen was bedreigd.
De rechtbank neemt eveneens in aanmerking dat stoffen als cocaïne en heroïne, naar algemeen bekend is, een aanzienlijk gevaar voor de volksgezondheid opleveren.
De rechtbank is van oordeel dat de handel van verdovende middelen met kracht bestreden dient te worden.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen acht, ziet de rechtbank aanleiding een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van kortere duur op te leggen dan geëist door de officier van justitie.
Alles afwegende, en mede gezien zijn documentatie en het over verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport, is de rechtbank van oordeel dat na te melden straf passend en geboden is.
In beslag genomen voorwerpen
Het na te melden in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerp, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerp geheel of grotendeels door middel van het onder 1 bewezen verklaarde is verkregen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij dit geld zojuist uitgekeerd had gekregen in verband met een artikel 89 Wetboek van Strafvordering procedure.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte dit geld zojuist had ontvangen in verband met die procedure, nu deze procedure reeds geruime tijd daarvoor had plaatsgehad en het uitgekeerde bedrag aanzienlijk lager was dan het bedrag dat verdachte bij zich had. Overigens heeft verdachte verklaard dat hij geen inkomsten had en leefde van geld dat hij van anderen kreeg.
Vordering tenuitvoerlegging
Nu is bewezen dat verdachte zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 9 mei 2006 (parketnummer 06/580514-05) voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf ten uitvoer gelegd te worden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 45, 47, 57, 91 en 302 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren.
Beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge¬bracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven goed, te weten:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank te Zutphen van 9 mei 2006, te weten van:
6 maanden gevangenisstraf.
Aldus gewezen door mr. Van Harreveld, voorzitter, mr. Van der Mei en mr. Gilhuis, rechters, in tegenwoordigheid van Van Aalst, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 oktober 2007.